Gemoedelijk. Dat was de sfeer gisteravond in Politiek Café De Rode Werf gisteravond in het badhuistheater in Amsterdam Oost.De avond werd geleid door Tanja Jadnanansing. Het eerste deel van de avond werd besteed aan de Amsterdamse woningmarkt: blijft wonen in Amsterdam betaalbaar, ook voor de middeninkomens? In het tweede deel werd de aandacht verlegd naar het cultuurbeleid van Rutte III. Mart Swagemakers van de Jonge Socialisten leidde de avond in door de aanwezigen aan de hand
van persoonlijke verhalen uit te leggen in welke situatie studenten, starters en jonge gezinnen door de huidige Amsterdamse woningmarkt terecht komen: sommige denken er zelfs over om naar Rotterdam te verhuizen.
Gentrificatie in Amsterdam
De Amsterdamse woningmarkt verkeert in een crisis. Jongeren die komen studeren, blijven na hun studententijd in de stad wonen. Zij gaan op zoek naar betere woningen in de stad, waardoor de vraag toeneemt terwijl het aanbod maar beperkt meegroeit. Het leidt tot hogere koop- en huurprijzen. Tegelijkertijd zit de sociale huurmarkt op slot: het aanbod wordt verlaagd en in veel stadsdelen is de doorstroom minimaal. Lage en middeninkomens krijgen zo steeds minder kansen om een geschikte woning te vinden. Veel Amsterdamse stadsdelen dreigen een plek te worden waar de persoon met de grootste portemonnee wint.
Dit proces, waarin de waarde van (van oudsher) arbeiderswoningen in een relatief korte periode enorm in waarde stijgen, wordt ‘gentrificatie’ genoemd. We kennen het beeld in Amsterdam maar al te goed: een wijk wordt eerst bewoond door arbeiders en lage inkomensgroepen, vervolgens trekken studenten erin, gevolgd door de kunstenaars, gezinnen en hippe koffieketens totdat het alleen nog maar betaalbaar is voor de hogere-inkomensgroepen.
Cody Hochstenbach heeft dit probleem wetenschappelijk onderzocht in Amsterdam. Een belangrijke les die Cody de aanwezigen meegaf, is dat gentrificatie niet een organisch proces is. Het is het gevolg van politieke keuzes: het afstoten van sociale huur zodat wonen in Amsterdam onbetaalbaar wordt voor lage en middeninkomens. Dankzij de rechten die huurders in Nederland hebben, worden ze niet verdrongen van de woningmarkt. Maar wanneer Amsterdammers door omstandigheden een nieuwe woning moeten zoeken, dan worden ze dankzij gentrificatie wel uitgesloten in de richting van Almere, Purmerend of Hoofddorp. Als iemand bijvoorbeeld zijn baan verliest, kinderen krijgt of gaat scheiden: zij of hij kan dan niet meer in Amsterdam blijven wonen, simpelweg omdat het onbetaalbaar is geworden.
Wonen in Amsterdam: wie kan dat straks nog betalen?
Hoe los je dit probleem op? Daar gingen twee gemeentelijke politici met elkaar over in debat onder de bezielende leiding van Tanja Jadnanansing. Toon Geenen (PvdA) en Alexander Hammelburg (D66) legden elkaar het vuur aan de schenen, maar kregen ook veel kritische vragen van Tanja. Toch vonden ze elkaar op een aantal punten: beide partijen ambiëren bijvoorbeeld een gemengde stad waarin de sociaaleconomische, culturele en etnische diversiteit groot is. Beide politici erkennen het belang van een sterk middensegment waar de middeninkomens betaalbare, goede huizen kunnen vinden. Het verschil tussen de partijen ligt in de manier waarop dat gerealiseerd moet worden: waar de liberale partij slechts tijdelijke maatregelen wil nemen om de doelstellingen te realiseren (en het voor de rest wil overlaten aan de markt), wil de PvdA structurele maatregelen nemen om gentrificatie en haar negatieve gevolgen aan te pakken, zodat wonen in Amsterdam betaalbaar blijft voor iedereen en mensen niet naar Rotterdam hoeven te verhuizen.
Cultuur onder Rutte III: alleen voor de top?
Na een korte discussie met enkele bezoekers en een pauze, werd het tweede deel van de avond gestart. De wooncrisis werd ingewisseld voor een ander, prangend onderwerp: kunst en cultuur. En dan met name de gevolgen van het regeerakkoord van Rutte III op deze sector. Pieter Gerrit Kroeger, politiek expert en CDA-watcher, leidde de zaal door de cultuurparagraaf van het regeerakkoord om alle zorgen weg te nemen: nee, onze kinderen hoeven straks niet elke ochtend het Wilhelmus te zingen.
Marco de Souza, initiatiefnemer van Het Leerorkest, stipte een andere kwestie aan. Hij betoogde dat er te veel geld gaat naar de topinstellingen van de cultuursector, zoals de Nationale Opera en Ballet. Deze instelling ontvangt 7 miljoen euro per jaar, terwijl er slechts 5 miljoen wordt uitgetrokken om cultuurverbreding op scholen te stimuleren. Die 5 miljoen moet overigens verdeeld worden over 8000 scholen. Hoewel beide heren groot fan bleken te zijn van de opera, leken ze het er in grote lijnen over eens dat deze verdeling op zijn minst een beetje scheef is. Als je cultuur en talentontwikkeling wil stimuleren bij kinderen, zal je als overheid veel breder moeten investeren. Het leren van een volkslied, dan wel een bezoek aan het Rijksmuseum is leuk, maar voegt nauwelijks iets toe.
Gelukkig onderschreef Kroeger de woorden van Jacques Wallage: een regeerakkoord is slechts een wapenstilstand. Het gevecht om de cultuursubsidies zijn nog lang niet gestreden. Het regeerakkoord van Rutte III zet in grote lijnen en in een hoog abstractieniveau uiteen wat hun visie op de toekomst van de Nederlandse cultuursector in. Dat ze daarbij benadrukken dat cultuur goed is voor de economie is typisch, maar biedt De Souza en anderen nog genoeg ruimte om te strijden voor meer investeringen in brede cultuurontwikkeling op basis- en middelbare scholen.
Lees hier meer over onze cultuurstandpunten.