15 maart 2006

Parool: De knikkende knieen van de PvdA

ER WAREN de laatste weken commentatoren van PvdA-huize die geen gelegenheid voorbij lieten gaan om op hoge toon te verklaren dat de verkiezingsstrijd in Amsterdam een dooie boel was. Een rituele dans, waarin de PvdA en de VVD reuze hun best deden om afstand van elkaar te nemen, om na de verkiezingen weer gezellig met z’n tweeen verder te gaan in het nieuwe stadsbestuur. Voor de kiezer viel, welbeschouwd, eigenlijk niets te kiezen in de hoofdstad.

We mogen hopen dat diezelfde commentatoren nu, na de spectaculaire overwinning van links, niet ineens pleiten voor een hernieuwde samenwerking tussen sociaaldemocraten en liberalen. Het zou het cynisme ten top zijn. Naargeestig machtsdenken, dat ’de vernieuwers’ van de PvdA uit de jaren negentig helaas niet vreemd is. De kiezer? Die is er voor ons.

De argumenten zijn bekend.

Kiezen voor leuk links zou de PvdA bij de volgende verkiezingen de nodige stemmen kosten. Niet alleen lokaal, maar ook nationaal, bij de Tweede Kamerverkiezingen van volgend jaar. De partij zou zich met een keuze voor samenwerking met GroenLinks en zeker de SP vervreemden van de middengroepen, die nu zo massaal de sociaaldemocraten hebben gesteund.

Voormalig PvdA-voorman Jaap van der Aa deed het in september allemaal al eens haarfijn uit de doeken. ’Een links college is ronduit rampzalig, omdat de PvdA ten opzichte van GroenLinks en de SP voortdurend bestuurlijke compromissen moet verdedigen en daarmee in een ’rechtse’ hoek wordt gedwongen. De positie van de SP en GroenLinks wordt onevenredig sterk: in elke situatie kunnen die partijen dreigen uit de coalitie te stappen.’

En: ’Voor de PvdA is er op zo’n moment geen alternatief: halverwege overstappen naar een college met de VVD zou die partij in een sterke machtspositie brengen, waardoor de PvdA plotseling een ongeloofwaardige ruk naar rechts moet maken.’

Van der Aa legde het destijds geduldig uit aan zijn partijgenoten, alsof hij de monster-overwinning van de PvdA al lang en breed zag aankomen: ’Het is geen toeval dat de realistische en pragmatische PvdA veruit de grootste van de drie linkse partijen is. Een scherp links beleid stoot de gematigde kiezers af. Het gevolg is dat velen overstappen naar de gematigde rechterkant, terwijl aan de linkerkant voor de coalitie als geheel niets te winnen valt. Dromen, ook linkse, zijn nog immer bedrog.’

Machtsdenken.

Vernieuwend denken, zouden ze in de jaren negentig hebben gezegd. Idealen mogen in de uitverkoop, zolang de zachtzittende zetels maar binnenboord blijven.

Bij de Amsterdamse PvdA is met Lodewijk Asscher en Ahmed Aboutaleb inmiddels een nieuwe generatie politici aangetreden. Het duo heeft keihard ingezet. Voor een linkse koers, tegen ’de rechtse VVD van landelijk leider Jozias van Aartsen’.

Saai, hoor.

Asscher ontplofte toen de nu met voorkeurstemmen gekozen VVD-lijstduwer Frits Bolkestein waarschuwde voor ’het gevaar van een islamitische burgemeester’.

Aboutaleb dreigde de samenwerking met de VVD op te zeggen als die partij zou vasthouden aan het plan de gehele stad tot risicogebied te verklaren, opdat overal preventief gefouilleerd kan worden. Met selectie door de politie.

Asscher dwong VVD-lijsttrekker Laetitia Griffith een passage uit haar programma te schrappen, waarin stond dat huurders hun huis moeten verlaten zodra zij een beetje geld verdienen. Aboutaleb en Asscher spraken beiden hun onaanvaardbaar uit over het VVD-plan wijken af te sluiten voor mensen met een uitkering.

Het woord ’asociaal’ viel.

En de woorden ’onzindelijke politiek’.

Je kunt dat een saaie, rituele dans noemen en ervoor pleiten nu maar weer gewoon te kiezen voor de VVD. Want, ja, Amsterdam mag dan op aanraden van de PvdA massaal voor links hebben gestemd, menen doen de kiezers het natuurlijk niet.

Je kunt ook denken: we hebben niet voor niets gezegd wat we hebben gezegd. Laten we het met onze twintig zetels een keer niet beter weten dan de kiezer en op zijn minst aansluiting zoeken bij GroenLinks, dat de PvdA met zijn zeven zetels aan een comfortabele meerderheid kan helpen.

Een stadsbestuur zonder VVD. Rob Oudkerk durfde het als PvdA-voorman in 2002 niet aan, Jaap van der Aa niet in 1998 en Eberhard van der Laan – nu informateur voor een nieuw college – niet in 1990 en 1994. Hoe zou het zijn met de knieen van Asscher en Aboutaleb?