15 december 2005

Het definitieve verkiezingsprogramma

Voorwaarts!

1 Veiligheid: streng en preventief
2 Integratie en emancipatie: meedoen en erbij horen
2.1 Integratie
2.2 Positie van vrouwen
2.3 Positie van homo’s
2.4 Positie van mensen met een functiebeperking
3 Onderwijs: gelijke kansen en kwaliteit
4 Zorg en Welzijn: toegankelijk en op maat
4.1 Zorg
4.2 Jongeren
5 Sport: Amsterdammers in beweging
6 Kunst, Cultuur en Monumenten: spiegel van de stad
7 Stedelijke ontwikkeling: betaalbaar, bereikbaar en leefbaar
7.1 Wonen
7.2 Mobiliteit
7.3 Ruimtelijke Ordening en Grondpolitiek
8 Milieu, Water en Groen: bewust schoner
9 Werk en Inkomen, Economische Zaken, Haven en Luchthaven: werken in een ondernemende stad
9.1 Werk en Inkomen
9.2 Economische Zaken
9.3 Haven en Luchthaven
10 Bestuur: effectief, zichtbaar en verantwoordelijk
10.1 Dienstverlening en ICT
10.2 Stadsdelen, Regio
10.3 Financiën

Voorwaarts!

eerlijker, sterker, veiliger

Wat de PvdA wil met Amsterdam!
De PvdA richt de blik op de toekomst. Voorwaarts, naar een dynamische emancipatiestad in 2020. Daarvoor moet Amsterdam in 2006-2010 eerlijker, sterker en veiliger worden. Angst moet plaatsmaken voor hoop, en cynisme voor perspectief. Amsterdammers moeten het beste uit zichzelf kunnen halen, samen gericht op de toekomst.

Een eerlijker Amsterdam. Zekerheid en doelmatigheid. Solidariteit moet een antwoord bieden aan de doorgeschoten individualisering en marktwerking. Dit betekent een actieve en efficiënte overheid. De PvdA wil de onzekerheid bij de burgers over werk, betaalbare huisvesting, zorg en de toegankelijkheid van het openbaar vervoer wegnemen, zonder daarbij het belang van eigen initiatief uit het oog te verliezen. Privatisering van meer publieke voorzieningen is daarom niet aan de orde. Burgers moeten er bovendien op kunnen vertrouwen dat de overheid doelmatig werkt.

Een sterker Amsterdam. Kennis en creativiteit. De PvdA kiest voor opleiding, werk en maatschappelijke participatie. Verder moet Amsterdam ruimte bieden aan kansrijke sectoren als ICT en nieuwe media. Een sterk Amsterdam is zich ook bewust van de eigen identiteit. Vrijheid en tolerantie staan hierbij centraal. Want gedeelde waarden maken gedeelde, nieuwe verhalen mogelijk. Iedereen moet zich in Amsterdam thuisvoelen.

Een veiliger Amsterdam. Streng én preventief. Allereerst een strikte handhaving van regels. De PvdA wil dat ouders aangesproken worden op de schade die hun kinderen veroorzaken. De overheid moet benadeelden meer bijstaan. Daarnaast moeten extremisme en radicalisering vroegtijdig worden gesignaleerd. Versnelde invoering van het meldpunt voor onderwijzend personeel, buurtwerkers en personeel in het openbaar vervoer is daarom noodzakelijk.

De PvdA wil hierop worden afgerekend. Om die reden moet de balans al tussentijds worden opgemaakt en wel in maart 2008, dan moet de ‘Tussenstaat van de Stad’ plaatsvinden. Amsterdammers spreken zich uit over de manier waarop de PvdA haar beloften nakomt. Net als een contract. Een contract tussen Amsterdammers en de PvdA.

Amsterdam is in 2020 een dynamische emancipatiestad
Emancipatie betekent vooruitgang. En vooruitgang moet zorgen voor sociale mobiliteit. Eigen initiatief en solidariteit maken dit voor alle Amsterdammers mogelijk. Amsterdam is in 2020 dynamisch. Nieuwe ontwikkelingen worden met vertrouwen tegemoet gezien. Omdat verandering ook kansen biedt. Amsterdammers die hiervan niet profiteren worden gesteund. Want Amsterdam kent dan een sterke sociale samenhang. Een ongedeelde stad, schoon en veilig. Hieraan levert iedereen op zijn manier een bijdrage. Burgers zijn sterk betrokken bij hun buurt. Scholen vormen een afspiegeling van de gemengde buurten. Verschillen in leefstijl, cultuur en religie zijn voor veel Amsterdammers een verrijking. De term allochtoon bestaat in 2020 alleen nog buiten Amsterdam. Leerkrachten, verplegers en politieagenten voelen zich gekend. Ondernemerschap is een vanzelfsprekendheid voor velen, want laagdrempelig. De overheid doet wat nodig is: strikte handhaving van regels, maar ook een actieve opstelling wanneer kwetsbare groepen aan hun lot worden overgelaten. Dat is het Amsterdam van 2020! Een stad met een behoorlijke economische en culturele dynamiek, gericht op de vooruitgang van Amsterdammers. Een stad die zich spiegelt aan Barcelona, Istanboel en New York. Met kansen voor iedereen en oog voor de menselijke maat.

Maar waar maken Amsterdammers zich in 2005 zorgen over?
Het Amsterdam van 2005 kenmerkt zich door verscherpte tegenstellingen en verharding. Een stad met een groter wordende kloof tussen arm en rijk, hoog- en laagopgeleiden, moslims en niet-moslims, zwart en wit. Een groeiend onbehagen tegen de achtergrond van een viertal ontwikkelingen.

• meer sociaal isolement door individualisering
Individualisering heeft burgers mondiger en onafhankelijker gemaakt. Amsterdam is voor velen aantrekkelijk vanwege de vrijheid en afwezigheid van sociale controle. Toch zijn er keerzijden aan individualisering, want sociale verbanden zijn hierdoor voor een deel uitgehold. Dit is jammer, omdat gemeenschapszin maakt dat inwoners meer voor elkaar en hun buurt over hebben. Ook de politiek draagt bij aan onverschilligheid. Politici spreken over eigen verantwoordelijkheid, maar bedoelen soms onverschilligheid. Sommige politici zijn onverschillig over mensen die geen kansen hebben gekregen en daardoor dreigen af te glijden. Burgers die de boot hebben gemist, zouden dit aan zichzelf te danken hebben. Succes als keuze, daar lijkt het op.

• meer vervreemding als gevolg van doorgeschoten marktwerking
Versnipperde dienstverlening en onnodige bureaucratie hebben de overheid van de burger vervreemd. Publieke voorzieningen voelen niet meer publiek aan, omdat ze voor velen ontoegankelijk lijken. Grootschaligheid in onderwijs, zorg en welzijn hebben de anonimiteit versterkt. Ook hebben burgers vaak het gevoel louter gezien te worden als consument. Zij willen niet over alle keuzen hoeven nadenken, terwijl de privatiseringsdrift van de afgelopen jaren hen daar wel toe dwingt. De collectieve dienstverlening is hierdoor soms duurder en slechter geworden. Marktwerking lijkt te vaak een doel op zich.

• meer druk op de oude wijken door immigratie
De geschiedenis van Amsterdam hangt nauw samen met immigratie. De rijkdom hiervan is ook vandaag nog zichtbaar. Toch zijn er ook problemen, vooral in de oude wijken. De aandacht ging tot voor kort met name uit naar de sociaal-economische kanten van immigratie. Maar dit dekt niet de hele lading. Burgers ervaren culturele en religieuze verschillen tussen Amsterdammers soms als bedreigend, en daarmee onoverbrugbaar. Immigratie is in een slecht daglicht komen te staan. Tel daarbij op de toegenomen discriminatie van nieuwe Amsterdammers op de arbeidsmarkt, en de verwijdering tussen Amsterdammers is compleet. Gebrek aan perspectief kan jongeren bovendien kwetsbaar maken voor radicalisering.

• meer onzekerheid over de toekomst vanwege globalisering
Als internationale handelsstad heeft Amsterdam altijd geprofiteerd van invloeden van buitenaf. Economische globalisering en de informatierevolutie bieden Amsterdam kansen, maar brengen ook grote bedreigingen en onzekerheid met zich mee. Denk hierbij aan de verplaatsing van laaggeschoolde arbeid naar het buitenland. Culturele globalisering zorgt ervoor dat veel Amsterdammers zich sterk met hun land van herkomst blijven identificeren en dat internationale problemen soms in Amsterdam hun lelijke kop opsteken.

Kortom, bovengenoemde ontwikkelingen bieden kansen, maar hebben voor sommige Amsterdammers ongunstig uitgepakt. De PvdA heeft zich de afgelopen jaren ingespannen om de positie van veel burgers te verbeteren door zich hard te maken voor gelijke kansen en een eerlijke verdeling van de lasten. Soms vanuit de rol van bestuurder, zoals in Amsterdam. Hierover zal de PvdA – tijdens de aankomende gemeenteraadsverkiezingen – verantwoording afleggen; de behaalde resultaten worden per beleidsterrein zichtbaar gemaakt. Soms ook door ‘Haags’ beleid te repareren. Denk hierbij aan het wegbezuinigen van gesubsidieerde banen, liberalisering van de woningmarkt en korting op fondsen voor stedelijke vernieuwing. De PvdA heeft er veel aan gedaan om de nadelige effecten voor Amsterdammers te verminderen. En toch kan de PvdA niet achterover leunen.

De PvdA zet in op een eerlijker, sterker en veiliger Amsterdam voor 2006-2010

De PvdA wil een eerlijker Amsterdam
Zekerheid en doelmatigheid. Zoals gezegd, profiteert niet iedereen van globalisering. Vooral laaggeschoolde Amsterdammers zijn hiervan de dupe. Ook individualisering pakt voor sommige Amsterdammers slecht uit. Solidariteit is op beide een antwoord. Dit vraagt om een zelfbewuste overheid, gecombineerd met stimulering van eigen initiatief. Burgers mogen aan de publieke dienstverlening hoge eisen stellen. Amsterdammers moeten waar voor hun geld krijgen. Ook de PvdA is hierop aanspreekbaar. De overheid is er om zaken die belangrijk zijn niet aan de willekeur van de markt over te laten. Zij moet de onzekerheid van burgers over werk, betaalbare huisvesting, zorg en de toegankelijkheid van het openbaar vervoer wegnemen. Privatisering van meer collectieve voorzieningen past daarom niet in de visie van de PvdA. De overheid moet instrumenten blijven behouden om de juiste voorwaarden te scheppen voor kansarme Amsterdammers. Hiervoor is een actieve en efficiënte overheid van groot belang. Een eerlijker Amsterdam betekent ook een toegankelijk en voor iedereen herkenbaar cultuuraanbod. Cultuureducatie moet daarom centraal. Toch moet de rol van de overheid niet worden overschat. De bijdrage van de Amsterdammer zelf is net zo belangrijk. Eigen initiatief en vrijwilligerswerk versterken de band tussen Amsterdammers en hun stad.

De PvdA wil een sterker Amsterdam
Amsterdam wordt sterker door kennis en creativiteit. Daarvoor moet zowel in mensen als de stad worden geïnvesteerd. Investeren in mensen betekent dat de PvdA extra aandacht wil voor opleiding en scholing, zeker voor jongeren die zwak staan op de arbeidsmarkt. Een goed opgeleide bevolking kan sneller inspelen op de kansen die globalisering biedt. De keuze is duidelijk: opleiding, werk en maatschappelijke participatie gaan boven een uitkering. Investeren in de stad houdt bevordering in van nieuwe bedrijvigheid en ondernemerschap, evenals meer ruimte voor kansrijke sectoren als ICT en nieuwe media.

Een sterk Amsterdam is zich daarnaast bewust van de eigen identiteit. Kenmerkende waarden als vrijheid en tolerantie moeten deel uitmaken van het gemeenschappelijk referentiekader van Amsterdammers. Schoolbesturen die maatschappijgeschiedenis in hun lesprogramma benadrukken, moeten worden beloond. Maar er is meer nodig. Gedeelde waarden vereisen actie tot achter de voordeur. Inburgeringscursussen en opvoedingsondersteuning moeten hieraan bijdragen. Te lang heeft de PvdA geen grenzen aangegeven. Alleen door normen te stellen, kunnen wij nieuwe gedeelde verhalen mogelijk maken. Verhalen die de specifieke bevolkingssamenstelling van de stad weerspiegelen: ‘Amsterdam in de wereld, de wereld in Amsterdam’. Want elke groep moet zich kunnen thuisvoelen in Amsterdam.

De PvdA wil een veiliger Amsterdam
Dit betekent streng en preventief. Crimineel gedrag moet worden bestraft. Grenzen mogen niet worden overschreden. Ouders worden meer aangesproken op het gedrag van hun kinderen. Maar de PvdA is evenzeer vóór preventie. Maatwerk is hier de inzet, gericht op de buurt. Daarbij moeten buurtregisseurs een centrale rol blijven vervullen. De PvdA wil dat ouders worden aangesproken op de schade die hun kinderen veroorzaken, waarbij de benadeelden ook door de overheid worden gesteund. Stadsdelen moeten worden ondersteund bij het formuleren van een effectief veiligheidsbeleid in de buurten. Daarnaast moeten extremisme en radicalisering vroegtijdig worden gesignaleerd. Om die reden is versnelde invoering van het meldpunt voor onderwijzend personeel, buurtwerkers en personeel in het openbaar vervoer essentieel. Een veiliger Amsterdam betekent ook versterking van de weerbaarheid van zowel de stad als haar inwoners. Dit vraagt bijvoorbeeld om investeringen in veiligheid, anti-terrorisme, opleidingen, stages en werkgelegenheid.

De PvdA is gehouden aan haar contract met de Amsterdammers.
Eerlijker, sterker en veiliger! De PvdA is hierop aanspreekbaar. Niet pas in 2010, maar al in maart 2008. Voortaan organiseert de PvdA twee jaar na de verkiezingen de ‘Tussenstaat van de Stad’. Burgers spreken zich dan uit over de wijze waarop Amsterdam wordt bestuurd. Dit gebeurt aan de hand van stadsgesprekken en buurtenquêtes. Daarnaast kunnen leden van de PvdA – tijdens een bijzondere Algemene Ledenvergadering – de balans opmaken. De nieuwe gemeenteraadsfractie van de PvdA zal met hen discussiëren over uitvoering van het verkiezingsprogram 2006-2010. Voorafgaand aan de ‘Tussenstaat van de Stad’ moet een ledenraadpleging gehouden worden, zodat alle leden hun mening kunnen geven over kwesties die van groot politiek belang zijn. Zo wordt het mandaat van de kiezer gekoppeld aan tussentijdse verantwoording door de PvdA, nog vér voor de verkiezingen.

1. Veiligheid: streng en preventief

Uitgangspunten
De straat is van iedereen. Veiligheid in de openbare ruimte, in het openbaar vervoer en elders is een basisrecht. Daarom moet Amsterdam zowel optreden tegen criminaliteit als tegen de oorzaken daarvan. Bevordering van veiligheid zonder aandacht voor preventie is zinloos. Herstel van normbesef en fatsoenlijk gedrag op straat zijn prioriteit.

Actiepunten
• Pestgedrag, overlast, discriminatie, a-sociaal en intimiderend gedrag worden niet gepikt. Er komt een actief lik-op-stuk beleid. Daarnaast wordt via laagdrempelige meldpunten aangifte van dergelijk gedrag aangemoedigd. De burgemeester bevordert in zijn rol van korpsbeheerder optreden bij herhaald treitergedrag. In de buurten moet de politie herkenbaar aanwezig zijn. Buurtregisseurs zijn een wezenlijk element in het waarborgen van leefbaarheid en het gevoel van veiligheid. Vormen van buurtbemiddeling moeten bevorderd worden. Op onveilige plekken komt tijdelijk cameratoezicht. Amsterdammers moeten informatie kunnen krijgen over de ontwikkelingen op gebied van veiligheid, overlast en schoonhouden van hun buurt via StadStat, het statistisch systeem van Amsterdam.
• Schuilplaatsen waar criminaliteit en wetsontduiking welig tieren worden hard aangepakt en no go-areas voor handhavers van de openbare orde worden niet geaccepteerd. Dit geldt ook voor illegale drugspanden.
• Preventie van extremisme en terrorisme begint in de buurten. Inwoners en bezoekers van Amsterdam moeten daarom alert zijn op mogelijke signalen van dreiging en voorbereidingshandelingen voor terroristische acties, zoals rekrutering voor geweldsmisdrijven. Om die alertheid te bevorderen is een gemeentelijke publiekscampagne noodzakelijk. Daarnaast dienen regelmatiger terreuroefeningen plaats te vinden. Er komt zo spoedig mogelijk een meldpunt radicalisering en extremisme voor onderwijzend personeel, buurtwerkers en personeel in het openbaar vervoer. De overheid kan extremisme niet in haar eentje bestrijden, daarom zoeken wij hiervoor samenwerking met andere organisaties.
• Jongeren die dreigen af te glijden moet worden duidelijk gemaakt dat criminaliteit maatschappelijk gezien onaanvaardbaar is en, zeker op lange termijn, niet loont. Jongeren die zich op een hellend vlak bevinden worden gestimuleerd een eerlijke carrière te starten. Daarbij moet meer gebruik worden gemaakt van rolmodellen uit eigen kring. De familie van jongeren met problemen moet actief betrokken worden bij het zoeken naar een oplossing. Ouders kunnen worden aangesproken op de schade die hun kroost veroorzaakt. Benadeelden worden beter door de overheid ondersteund.
• De problematiek van geweld achter de voordeur wordt actief aangepakt. De politie moet werk maken van een betere registratie en problemen daadwerkelijk aanpakken.
• Veel criminaliteit heeft te maken met de illegale teelt en inkoop van softdrugs. Om de soft drugshandel uit de criminele sfeer te kunnen halen blijven wij lobbyen voor ons plan om de inkoop van soft drugs door coffeeshops te legaliseren.
• Drugsgebruikers die veel overlast veroorzaken, vaak betrokken zijn bij criminaliteit en (meestal) psychiatrische problemen hebben krijgen een eigen opvangplek. Er komt meer aandacht voor de nazorg van verslaafden na detentie of opname, met het oog op het verkleinen van de kans op terugval in oude gewoontes.
• Amsterdam gaat zich inzetten voor een herevaluatie van het drugsbeleid, inclusief de aan dat beleid ten grondslag liggende hypothesen en aannamen, aangevuld met advisering over alternatieven, waaronder legalisering.

2. Integratie en emancipatie: meedoen en erbij horen

2.1 Integratie

Uitgangspunten
Doel van integratiebeleid is volwaardige deelname van iedere burger aan de maatschappij. Wij willen bevorderen dat nieuwkomers Amsterdammer willen, kunnen én mogen zijn.
• Amsterdammer willen zijn; vrijheid en tolerantie nemen in Amsterdam een belangrijke plaats in. Alle inwoners moeten deze waarden respecteren. Dit maakt soms actie tot achter de voordeur noodzakelijk.
• Amsterdammer kunnen zijn; iedereen heeft gelijke rechten op toegang tot onderwijs, werk, huisvesting, zorg en openbaar vervoer. De overheid moet hiervoor de (rand)voorwaarden scheppen en alle burgers moeten hieraan – waar mogelijk – een actieve bijdrage leveren.
• Amsterdammer mogen zijn; Amsterdammers van niet-westerse afkomst worden nog altijd gediscrimineerd. Discriminatie in het uitgaansleven en op de arbeidsmarkt, waaronder de verwerving van stageplekken, moet met kracht worden bestreden.

Actiepunten
• Normen en waarden moeten onderdeel uitmaken van inburgeringtrajecten, zodat nieuwkomers niet alleen de Nederlandse wetten en regels leren kennen, maar zich ook de achterliggende principes eigen kunnen maken. Amsterdam werkt niet samen met organisaties die in woord, geschrift of handelen blijk geven van een fundamentalistische, extremistische of antidemocratische instelling.
• Alle Amsterdammers die de Nederlandse taal nog niet beheersen krijgen een cursus Nederlands aangeboden. Deelname van vrouwen (zowel oud- als nieuwkomers) en jonge ouders heeft hierbij prioriteit, onder meer met het oog op een goede begeleiding van kinderen bij hun schoolloopbaan. Cursussen Nederlands moeten adequaat en op maat gesneden zijn. Deelnemers moeten vooraf een verklaring ondertekenen waarin ze beloven alles te zullen doen om de cursus succesvol te kunnen afronden.
• Opvoedingsondersteuning moet worden uitgebreid en gericht zijn op het tegengaan van segregatie. Kinderen moeten opgroeien in het besef dat in Nederland man en vrouw gelijkwaardig zijn.
• Segregatie wordt actief bestreden op scholen en in buurten door een gemengde samenstelling van de buurt. Het onderwijsbeleid en volkshuisvestingsbeleid wordt daaraan voortdurend getoetst.
• Voor integratie zijn meerdere partijen nodig. Het afgelopen jaar is veel geïnvesteerd in het voeren van een intensieve dialoog om elkaar beter te leren verstaan. Hiermee gaan we door; Amsterdam moet geld uit blijven trekken voor initiatieven die de dialoog tussen bevolkingsgroepen stimuleren.
• In samenwerking met het bestaande meldpunt discriminatie, de Kamer van Koophandel en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, zoals het midden- en kleinbedrijf (MKB), komt er een meldpunt discriminatie voor de Amsterdamse arbeidsmarkt, waar elke melding nagetrokken wordt en de problemen in kaart worden gebracht. In samenwerking met werkgevers wordt discriminatie op de arbeidsmarkt aangepakt. Gemeente en werkgevers maken hierover afspraken, vast te leggen in een voor alle betrokken partijen bindend convenant.

2.2 Positie van vrouwen

Uitgangspunten
Vrouwen moeten in elk opzicht dezelfde kansen krijgen als mannen en voor dezelfde werkzaamheden dezelfde beloning ontvangen. Bij gelijke geschiktheid worden zij bij voorkeur in gezaghebbende functies benoemd. Geweld tegen vrouwen en meisjes, ook huiselijk geweld, wordt krachtig bestreden. Goede kinderopvang moet voor iedereen bereikbaar en betaalbaar zijn. Bepaalde categorale projecten – bijvoorbeeld gericht op Marokkaanse meiden – hebben hun waarde meer dan bewezen en moeten blijvend worden gesteund.

Actiepunten
• Deelname van vrouwen van niet-westerse afkomst op de arbeidsmarkt, aan inburgeringcursussen en aan maatschappelijke activiteiten wordt gestimuleerd. Vrouwen die niet regelmatig de deur uitkomen moeten maatschappelijke hulp kunnen krijgen. Van mannen mag een grotere betrokkenheid bij de opvoeding van hun kinderen – met alles wat daarbij hoort – verwacht worden.
• Relevante beleidsplannen van de gemeente moeten getoetst worden op hun effect op vrouwenemancipatie, bijvoorbeeld bij sport, welzijn en onderwijs. In de statistische gegevens die in gemeentelijke rapporten verwerkt worden moet onderscheid worden gemaakt naar geslacht, etniciteit en leeftijd.
• Jongeren, met name meiden, die buiten de eigen kring een leven op willen bouwen moeten hierbij steun van de overheid kunnen krijgen.
• Er moet in Amsterdam een laagdrempelig stedelijk prostitutiecentrum centrum komen waarin maatschappelijke organisaties kunnen participeren ter ondersteuning aan prostituees (uitstapprojecten, gezondheidsvoorlichting gekoppeld aan gratis SOA/HIV-onderzoek en hepatitis B vaccinatie, dagelijkse inloop voor prostituees, maatschappelijk/juridisch spreekuur. Professionele, wetenschappelijke ondersteuning en informatieverstrekking voor het algemene publiek, media en deskundigen.
• Door goede voorlichting, onderzoek, registratie, actieve inzet van de GG&GD en waar mogelijk door samenwerking met landen van herkomst moeten vrouwenbesnijdenis en eerwraak tot het verleden gaan behoren. Zowel daders als indirect betrokken familieleden worden aangepakt.
• De moderne slavenhandel in de prostitutie wordt bestreden door veel intensiever toezicht op de prostitutiebedrijven en actievere bestijding van illegale prostitutie.
• Door een creatievere inzet van middelen wordt meer gesubsidieerde kinderopvang mogelijk gemaakt. Dit zal vooral de positie van alleenstaande moeders versterken.

2.3 Positie van homo’s

Uitgangspunten
Hoewel homoseksualiteit in Amsterdam breed geaccepteerd is zijn er kringen die beslist nog niet zover zijn, zoals de sportwereld, de ouderenzorg, sommige culturele en religieuze minderheden en een deel van de pubers. De emancipatie van homo’s in deze kringen wordt waar nodig en mogelijk gestimuleerd. Homo-emancipatiebeleid moet een expliciete plek krijgen in het diversiteits- en/of emancipatiebeleid van de gemeente, stadsdelen en gesubsidieerde partners.

Actiepunten
• Amsterdam geeft actieve steun aan maatschappelijke organisaties die strijden voor gelijke rechten van homoseksuelen en Amsterdam wordt actief gepromoot als een homostad. Bij de ontwikkeling van het homobeleid worden Amsterdamse homo-organisaties actief betrokken.
• Om discriminatie van jonge homo’s op school te voorkomen en te bestrijden moet in het onderwijs goede voorlichting worden gegeven. Overleg over de ontwikkelingen op dit gebied tussen gemeente, scholen voor middelbaar onderwijs en ROC blijft nodig.
• Samen met belangenorganisaties voert de gemeente een specifiek en actief voorlichtingsbeleid om discriminatie van homo’s onder niet-westerse groepen te bestrijden.
• Met de besturen van verzorgingshuizen worden afspraken gemaakt over bestrijding van discriminatie. Waar nodig ondersteunt het stadsbestuur projecten gericht op woonvoorzieningen voor en dienstverlening aan homoseksuele en lesbische ouderen.

2.4 Positie van mensen met een functiebeperking

Uitgangspunten
Mensen met een functiebeperking moeten zo volwaardig mogelijk kunnen functioneren in de Amsterdamse samenleving. Zij worden in staat gesteld zoveel mogelijk een zelfstandig bestaan op te bouwen. Dat betekent dat in de openbare ruimte, in openbare gebouwen en in het verkeer aanpassingen nodig zijn om de toegankelijkheid te verbeteren. Het betekent ook dat de toegang tot scholing en werk moet verbeteren. Vaak worden mensen met een functiebeperking niet volwaardig behandeld, ook niet door (semi-) publieke dienstverleners. Dit moet veranderen.

Actiepunten
• Hulpdiensten moeten weten waar deze mensen wonen en er moet een plan van aanpak worden gemaakt om op de situatie van mensen met een functiebeperking adequaat te kunnen inspelen.
• De openbare ruimte moet veiliger worden door een betere verlichting en oversteekplaatsen voor mensen met een functiebeperking. Dit dient in samenspraak met de stadsdelen te gebeuren.
• In het onderwijs moet de toegankelijkheid van schoolgebouwen worden verbeterd. In bestaande gebouwen wordt gewerkt aan aanpassingen, bij nieuwbouw is dit een eis. De scholen wijzen nu nog te vaak mensen met een functiebeperking af omdat de school teveel aanpassingen moet doen.
• Voor mensen met een functiebeperking moet het ook mogelijk zijn deel te nemen aan sport en cultuur. De toegankelijkheid van culturele gebouwen en evenementen moet verbeteren. Er zijn voorzieningen voor aangepast sporten, maar voor GGZ-cliënten ontbreekt het aan sportvoorzieningen. Voor dementerenden en hun mantelzorgers komen er meer voorzieningen.
• Om mensen met een functiebeperking zelfstandig te kunnen laten wonen, komt er een inhaalslag voor aangepaste woningen, zodat de wachtlijsten hiervoor verdwijnen.

3. Onderwijs: gelijke kansen en kwaliteit

Uitgangspunten
Beheersing van de Nederlandse taal en het behalen van een schooldiploma zijn van belang voor volwaardig burgerschap. Taalachterstand is een belangrijke verklaring voor de groeiende ongelijkheid op gebieden als onderwijs, arbeidsmarkt, maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid. Volwassen Amsterdammers met een taalachterstand moeten de mogelijkheid hebben om op latere leeftijd door te leren en een diploma te halen. Alle Amsterdamse kinderen moeten hun talenten kunnen benutten. Voorwaarden daarvoor zijn goede leraren, veilige scholen en goede schoolgebouwen.

Actiepunten
• In Amsterdam gaan kinderen, zwart én wit, samen naar school. Basisscholen, ook in het bijzonder onderwijs, moeten daarom onderling afspraken maken over het toelatingsbeleid, opdat zoveel mogelijk kinderen in de eigen wijk naar school gaan. Dit wordt verder actief bevorderd door gericht in gesprek te gaan met ouders die geneigd zijn hun kinderen naar ‘witte’ scholen elders te sturen. De overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs wordt beter begeleid, bijvoorbeeld met het aanbieden van mentoraten.
• Ten behoeve van werkende ouders wordt de ontwikkeling van kantoorscholen, waarbij kinderopvang, naschoolse opvang en onderwijs in één gebouw zitten, gestimuleerd: kinderen gaan naar school van 8.30 uur tot 17.00 uur. Naast het reguliere onderwijs maken sport, muziek, culturele vorming én vrije tijd deel uit van het programma. Kinderen worden dan niet langer tussen opvangadressen heen en weer gesleept.
• Amsterdams onderwijs is geen afgesloten wereld binnen de stad. De problemen van de straat komen ook het schoolgebouw in. Een nauwe samenwerking tussen school en gemeente is voorwaarde voor een goede schoolcarrière, een veilige buurt en het voorkomen van schooluitval. Amsterdam moet streng bewaken dat scholen, instanties en instellingen gezamenlijk zorgen dat jongeren niet zonder diploma van school gaan. Scholen die projecten ontwikkelen om dit doel te bereiken, bijvoorbeeld door het creëren van stageplekken, worden daarbij door de gemeente waar mogelijk gesteund.
• De gemeente helpt zelf schooluitval te voorkomen door een strikte leerplichthandhaving en door opvang te verzorgen voor kinderen die tijdelijk geen plek hebben op een school. Bovendien stimuleert ze actief een grotere betrokkenheid van probleemjongeren bij culturele en sportieve activiteiten en draagt ze zorg voor de veiligheid in en om school.
• De stad zet zich actief in voor de komst van een topopleiding voor onderwijzers, verpleegkundigen en politieagenten, met speciale aandacht voor de problemen in grote steden. Hiervoor wordt samenwerking gezocht met de stedelijke HBO-opleidingen en de gemeenten Utrecht, Rotterdam en Den Haag. Afgestudeerden van deze opleiding die in Amsterdam gaan of blijven werken ontvangen een toeslag op het salaris.
• Amsterdam investeert de komende jaren in sociaal taalonderwijs. Dit is onderwijs in de Nederlandse taal op reguliere scholen, in alfabetiseringsprojecten, bij volwassenenonderwijs, voor nieuw- en oudkomers in alle levensfasen en op alle niveaus, met adequate leermethodes en diverse leermiddelen, inclusief televisie en nieuwe media.
• Jaarlijks organiseert de gemeente een conferentie voor schoolleiders, leerlingen, docenten, beleidsmakers en andere geïnteresseerden om de staat van het Amsterdamse onderwijs te bespreken. Daar wordt ook een onderwijsprijs uitgereikt aan het meest vernieuwende project om jongeren met goed onderwijs aan een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te helpen.


4. Zorg en Welzijn: toegankelijk en op maat

4.1 Zorg

Uitgangspunten
Iedere Amsterdammer heeft recht op goede zorg. Door invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft de gemeente vanaf 2006 meer verantwoordelijkheden op dit gebied. Voorkomen moet worden dat tussen Amsterdammers verschillen ontstaan of blijven bestaan in toegang tot de gezondheidszorg. Bij de uitvoering van de WMO moet de zorggebruiker centraal staan. Alle inwoners moeten snel voldoende informatie ontvangen, snel krijgen waar ze recht op hebben en de regels moeten duidelijk zijn. Zorgloketten in elke buurt, ook voor welzijn, zijn hierbij van groot belang. Dienstverlening moet uitgaan van de vraag, om tegemoet te komen aan de diversiteit in de Amsterdamse samenleving.

Actiepunten
• De regie over de invulling van de WMO vindt centraal plaats. Afstemming met de verschillende stadsdelen blijft wel nodig. Mogelijke decentralisatie van zorgtaken komt in een latere fase aan de orde. Maatschappelijke ondersteuning moet op wijkniveau plaatsvinden: dichtbij en samen met burgers. Burgers moeten een grote stem krijgen in wat ze nodig hebben en onnodige bureaucratische rompslomp moet teruggedrongen worden. Voorkomen is beter dan genezen; daarom wordt een samenhangend pakket van welzijn, wonen, leefomgeving en zorg geboden. Patiënten- en consumentenorganisaties worden vanaf het begin bij de beleidsvorming betrokken.
• De gemeentelijke uitvoering van andere zorgwetten, zoals de WvG en de Welzijnswet, moet goed aansluiten op die van de WMO. Amsterdam formuleert een eigen, duidelijke zorgplicht, zodat Amsterdammers meer en betere zorg krijgen dan de wet voorschrijft. Amsterdam steunt maatschappelijke organisaties die strijden voor een gelijke positie van ouderen, mensen met een lichamelijke- of verstandelijke beperking en chronisch zieken. Dit dient zoveel mogelijk aan te sluiten bij het huidige integrale beleid.
• Elk stadsdeel streeft naar zeker één eigen zorgloket waar mensen (zorggebruikers, mantelzorgers en andere belanghebbenden) terecht kunnen voor informatie, zorgproducten en dergelijke. Dit loket heeft korte lijnen met zorgverlenende instanties.
• Er worden duidelijke productafspraken gemaakt met de instellingen voor Maatschappelijke Opvang. Opvang moet op maat worden ingekocht op basis van gegevens over de doelgroepen. Informatievoorziening, professionalisering en doorstroom uit voorzieningen worden steeds belangrijker. De opvang moet verspreid zijn over de gehele stad. Specifieke doelgroepen krijgen extra aandacht, zoals zwerfjongeren en vrouwen die zijn uitgebuit in de vrouwenhandel of de prostitutie. De bemoeizorg voor zorgmijdende of zorgmissende mensen met beperkingen zal moeten toenemen om verwaarlozing, verloedering en extreme sociale isolatie te beperken.
• De WMO doet een zwaarder beroep op mantelzorgers en vrijwilligers. Mantelzorgers worden betrokken bij de indicering. Flexibele zorg ter ondersteuning van mantelzorgs, zoals logeerhuizen, blijft bestaan. De mantelzorgers en vrijwilligers moeten door de stad beter worden ondersteund.
• De afdeling Vangnet en Advies van de GG&GD heeft een belangrijke rol bij de signalering en directe opvang van mensen met (psychische) problemen door de hele stad. Deze afdeling heeft zich de afgelopen jaren bewezen en moet vanaf 2006 worden uitgebreid. De afgelopen jaren is het aantal plaatsen voor heroïneverstrekking verdubbeld van 75 naar 150. De komende vier jaar is weer een verdubbeling nodig. Hiermee kan een belangrijk deel van de Amsterdamse langdurig verslaafden worden geholpen en de overlast door deze groep worden beperkt.
• Investeringen in preventief volksgezondheidsbeleid zijn nodig om verschillen tussen arm en rijk te voorkomen. De gemeente ondersteunt scholen in het middelbaar onderwijs bij voorlichting over de risico’s van verslavende middelen (alcohol, roken en drugs), seksualiteit (soa’s, loverboys, seksuele geaardheid), eetgewoonten en voeding. Daarnaast worden ook ouders en leerkrachten over deze thema’s geïnformeerd. Verder past de gemeente haar alcoholmatigingsbeleid aan de problematiek van jongens en meisjes aan, die op steeds jeugdiger leeftijd steeds meer gaan drinken.
• De Amsterdamse PvdA zal de mogelijkheden onderzoeken om over te gaan tot cocaïneverstrekking op recept en onder medisch toezicht. Daarnaast gaat de Amsterdamse PvdA zich inzetten om de criteria om in aanmerking te komen voor een medische behandeling met heroïne uit te breiden en een eigen bijdrage te innen.
• Een PersoonsGebonden Budget voor zowel huishoudelijk zorg als een sportmiddel, als een (electrische) rolstoel blijft mogelijk.

9.1 Jongeren

Uitgangspunten
Discussies over jeugd en jongeren in Amsterdam gaan bijna altijd over problemen. Dit is onterecht, in de eerste plaats omdat veruit de meeste jongeren het uitstekend doen, maar ook omdat over jongeren beter in termen van ‘kansen en mogelijkheden’ gesproken kan worden. Bronnen van zorg zijn onder meer dat sommige jongeren zonder diploma van school gaan en daarom niet aan het werk komen; overlast door jongeren; gebrek aan zinvolle vrijetijdsbesteding; opvoedingsproblemen; discriminatie en uitsluiting van jongeren. Bij de aanpak hiervan zijn ‘optimisme’ en ‘zorg’ sleutelwoorden; een negatieve houding en cynisme werken contraproductief. Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor (het succes van) hun kinderen. Betrokkenheid van ouders bij hun kinderen moet dan ook op alle mogelijke manieren gestimuleerd worden. Daarbij is het van groot belang de opvoedingsstrategie van ouders niet hard af te wijzen. Veel productiever is hen inzicht te verschaffen in hoe het ook anders en beter kan.

Actiepunten
• Om de jongerenparticipatie te versterken zorgt de gemeente in samenwerking met stadsdelen, scholen en buurthuizen voor goede trainingen voor jongeren in sociale weerbaarheid. En het succesvolle project JAA!, dat jongeren een stem geeft in politiek en bestuur, wordt de komend jaren versterkt.
• Omdat de jongerencultuur snel verandert is een stadsbreed netwerk van jongerenvoorzieningen, die op de veranderende interesses van jongeren inspelen (zoals het skatepark, Studio West en Nowhere), belangrijk. Jeugdvoorzieningen houden zich nog in te sterke mate aan (iets verlengde) kantoortijden en juist in de weekeinden, wanneer de vraag naar mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding het grootst is, zijn veel voorzieningen gesloten. Dit is merkwaardig en onaanvaardbaar. Onderzocht moet worden waar wat dit betreft de grootste knelpunten zitten en hoe die kunnen worden opgelost.
• De lokale overheid heeft een voorbeeldfunctie bij het bieden van kansen op stageplaatsen en werkervaringstrajecten en moet daarom het aantal stageplekken in de eigen diensten uitbreiden naar 850. Nog veel te weinig bedrijven en instellingen zijn aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om jongeren kansen te bieden. De gemeente moet hierin een actieve, bemiddelende rol spelen, door opleidingen die aansluiten op de vraag van bedrijven te stimuleren en in ruil daarvoor stage- en praktijkplekken te eisen.
• Het aantal mentorprojecten, waarbij jongeren van zestien jaar en jonger door een vrijwilliger (vaak iemand uit het bedrijfsleven) intensief worden begeleid bij huiswerk en het maken van keuzes in hun vrijetijdsbesteding, moet worden verruimd.
• Jongeren waar het niet zo goed mee gaat moeten goed worden opgevangen. Omdat de jeugdzorg onvoldoende effectief door het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) wordt gecoördineerd dient de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij de individuele gemeenten te liggen. Amsterdam gaat hierover in overleg met de andere ROA-gemeentes.

5. Sport: Amsterdammers in beweging

Uitgangspunten
De deelname van de Amsterdammers aan sportactiviteiten is lager dan het landelijke gemiddelde. Het sportstimuleringsbeleid moet daarom met kracht worden voortgezet. Uitbreiding van de mogelijkheden om te sporten is nodig, vooral bij de grote veldsporten voetbal en hockey. Wachtlijsten voor de jeugd zijn hier eerder regel dan uitzondering. De capaciteit van de verenigingen moet worden vergroot door verbetering en uitbreiding van faciliteiten, professionalisering van organisaties op sportparkniveau en stimulering van ouders tot deelname aan het vrijwilligerswerk binnen verenigingen.

Actiepunten
• Amsterdam moet een compleet netwerk van kwalitatief goede buurtsportvoorzieningen behouden, waarbij het buurtsportwerk een belangrijke rol speelt. Het niveau van (buiten)sporten in schoolverband moet worden verbeterd.
• Sportparken binnen de ring moeten zo veel mogelijk behouden blijven. Het aantal gebruikers daar moet tot 2010 jaarlijks tien procent groeien en uiteindelijk verdubbelen. Sportaccommodaties elders in de stad mogen alleen worden verplaatst als de sportbeoefening daar niet onder lijdt. Met de sportsector zelf moet regelmatig worden overlegd over het ruimtelijk sportbeleid.
• De sportaccommodaties moeten op termijn twee keer zo veel sporters kunnen hebben door verlenging van de gebruiksduur, toegang te verlenen aan individuele sporters en meer lichtinstallaties te plaatsen.
• De stichting sportbeheer wordt in staat gesteld om medewerkers in de sportsector in dienst te houden en wordt uitgebouwd tot een service-instituut waar verenigingen onder meer hun administratie kunnen laten verzorgen – ter ontlasting van het vrijwilligerswerk. Waar mogelijk onderneemt de stad meer activiteiten om vrijwilligers in de sportsector te ondersteunen.
• Het bevorderen van topsport is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de lokale overheid, het particuliere initiatief en de grote sportaccommodaties, waarbij de gemeente de noodzakelijke voorwaarden schept.
• Zwemmen is de meest integrerende sport en geschikt voor alle leeftijden.Volgens een recent onderzoek van de organisatie Sportfondsenbaden Nederland beschikt Amsterdam over te weinig zwemgelegenheden. Nader onderzoek moet uitwijzen of meer zwembaden financieel haalbaar zijn.

6. Kunst, Cultuur en Monumenten: spiegel van de stad

Uitgangspunten
Het cultureel aandeelhouderschap, oftewel de betrokkenheid van Amsterdammers bij de rijke kunst en cultuur(-geschiedenis) van de stad, moet worden vergroot. Cultuureducatie is een belangrijk instrument om vooral jongeren met kunst en cultuur in aanraking te laten komen. De Amsterdamse kunstinstellingen worden gestimuleerd om te blijven investeren in de volgende generatie kunstmakers en kunsthoeders. Kunst is immers geen statisch gegeven, maar moet ontwikkelen en groeien. Cultuur verdient bovendien erkenning als aanjager van de economische ontwikkeling van de stad. De koppeling tussen economische zaken en cultuur moet vanzelfsprekend zijn. Een belangrijke (economische) rol is weggelegd voor de creatieve industrie.

Actiepunten
• Op alle lagere scholen moet cultuureducatie worden opgenomen in het lesaanbod. De inhoud moet toegankelijk en divers zijn, zich dicht bij huis afspelen en continuïteit en kwaliteit bezitten. Geïnvesteerd moet worden in de ontwikkeling van talent.
• Er moeten meer broedplaatsen voor beginnende kunstenaars komen, want zij zijn van groot belang voor de culturele en economische ontwikkeling van de stad.
• Op bibliotheken wordt niet bezuinigd. Zij zijn van onschatbare waarde voor iedereen die zich wil informeren over onze en andere culturen. De Amsterdamse bibliotheken moeten in samenwerking met de stadsdelen maatwerk leveren en aansluiting te zoeken bij hun lezerspubliek.
• Kleinere theaters in stadsdelen zijn van belang om cultuur dicht bij de buurt te brengen en om kinderen en jongeren ofwel zelf te laten experimenteren, ofwel kennis te laten nemen van het betere amateurtheater en/of beginnende professionele theatermakers. Scholen moeten in staat worden gesteld maximaal te profiteren van de aanwezigheid van kleine theaters in hun stadsdeel.
• Het Verdrag van Valetta, dat het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ordening beschermt, moet worden nageleefd om het bijzondere karakter van Amsterdam te bewaren. Vanwege het grote belang van het archeologische erfgoed moet de aandacht ervoor worden vergroot, bijvoorbeeld door educatieve projecten op scholen, het zichtbaar maken van het bodemarchief, TV-programma’s over bijzondere plekken in de stad en het op internet presenteren van de Amsterdamse vondsten en monumenten.
• Een gastvrij en aangenaam vestigingsklimaat voor creatieve industrieën en buitenlandse kunstenaars is van grote noodzaak voor onze stad. Actief beleid, gericht op het binnenhalen van bedrijven in creatieve sectoren als film, nieuwe media en architectuur, zorgt voor een bruisende stad die creatievelingen aantrekt en de culturele en economische positie van Amsterdam in Europa en de wereld verbetert.
• In het nieuwe Kunstenplan moet gedacht worden vanuit investeren in, niet subsidiëren van instellingen. Dit betekent meer partnership met de overheid, onderlinge afstemming en eventuele samenwerking van bestaande instellingen. Scherpe keuzes moeten worden gemaakt om niet in middelmatigheid te verstikken. In een vroeg stadium moet worden benoemd wat kansrijk is. Belangrijk is een andere selectie, niet een andere procedure.
• Het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) is er om nieuwe initiatieven te signaleren, zichtbaar te maken en financieel te ondersteunen. Voor de doorstroming van talentvolle makers is het AFK van evident belang. Daarnaast kunnen de stadsdelen, bij het vormgeven van hun eigen cultuurbeleid, gebruikmaken van de faciliteiten en de expertise van het AFK. Extra investeren in het Amsterdams Fonds voor de Kunst is daarom noodzakelijk.
• Er wordt steun verleend aan initiatieven voor oprichting van een oriëntaals instituut voor kunst en cultuur op humanistische grondslag.

7. Stedelijke ontwikkeling: betaalbaar, bereikbaar en leefbaar

7.1 Wonen

Uitgangspunten
Alle inkomens- en leeftijdsgroepen moeten gelijke kansen op een woning in Amsterdam hebben. Om alle stadsdelen voldoende toegankelijk te houden moet de gemeente aanbiedingsafspraken maken met de corporaties. De vrijkomende corporatiewoningen moeten eerlijk verdeeld aangeboden worden aan de huishoudens met een laag, laagmidden- of middeninkomen, op basis van hun aandeel in de woningzoekende huishoudens. De woonruimte moet eerlijk worden verdeeld. Illegale bewoning wordt actief bestreden. De positie van huurders moet versterkt worden. Huurders moeten beter hun rechten kennen.

Actiepunten
• Het streven is gemiddeld 5000 woningen per jaar in aanbouw te nemen. Er moeten gemiddeld ten minste 1200 sociale huurwoningen per jaar gebouwd worden. Deze woningen zijn nodig voor de doelgroepen ouderen, minder validen, grote gezinnen met een laag inkomen, jongeren en studenten. Met individuele corporaties worden prestatieafspraken gemaakt. In nieuwe wijken als IJburg, Zeeburgereiland, Shell-terrein, Buiksloterham, de Zuidas, de Houthavens en Overamstel moet 30 procent sociale woningbouw komen, zodat het gemengde wijken worden.
• Er moeten jaarlijks zeker 500 betaalbare koopwoningen komen voor de middeninkomens. Zowel het instrument van de Amsterdamse Middensegment Hypotheek (AMH) als het kopen in Maatschappelijk Gebonden Eigendom (MGE) kunnen hiervoor worden ingezet.
• De capaciteit van Zoeklicht wordt uitgebreid en in samenwerking met sociale en particuliere huiseigenaren worden ook alle mogelijke andere middelen ingezet om illegale verhuur van woningen te bestrijden, inclusief particuliere bureaus.
• De gemeente dient het werk van de huurdersvereniging, de huurteams, het meldpunt ongewenst verhuurgedrag en andere belangenbehartigers van en voorzieningen voor de huurders en woningzoekenden voldoende te subsidiëren. Om de ondersteuning van huurders te professionaliseren kunnen wijksteunpunten wonen worden ingesteld, die de diverse activiteiten bundelen.
• Om de woningproductie op peil te kunnen houden is extra geld noodzakelijk. De rijksoverheid bezuinigt op het geld voor stedelijke vernieuwing, maar Amsterdam is er al drie jaar in geslaagd deze bezuinigingen uit eigen middelen praktisch teniet te doen. De gemeente Amsterdam blijft de komende jaren zo veel mogelijk Haagse bezuinigingen op stedelijke vernieuwing compenseren. De verdeling van de stadsvernieuwingsgelden over de stadsdelen vindt op dezelfde manier plaats als de afgelopen vier jaar.
• Vanwege de schaarste aan goedkope grote woningen voor gezinnen met een laag inkomen levert de gemeente een speciale inspanning om meer grote woningen in de bestaande, goedkope voorraad te realiseren. Corporaties en anderen die hieraan mee willen werken worden gesubsidieerd.
• Wegens de grote onzekerheden de komende jaren over de uitvoering van de plannen Dekker omtrent de huurprijzen en de gevolgen daarvan voor Amsterdam, wordt de komende jaren zeer terughoudend omgegaan met splitsingsvergunningen en andere zaken die het aantal goedkope huurwoningen doen verminderen.
• De plannen voor meer studenten- en jongerenwoningen worden zo snel mogelijk uitgevoerd. Indien blijkt dat er nog meer woningen voor deze groepen nodig zijn worden nieuwe plannen voorbereid.

7.2 Mobiliteit

Uitgangspunten
Mobiliteit is van groot belang, maar moet wel op een manier die het milieu en de leefbaarheid ten goede komt. Dat betekent dat het fietsverkeer en het openbaar vervoer worden gestimuleerd. Mensen die aangewezen zijn op de auto moeten goede parkeermogelijkheden hebben, in transferia aan de randen van de stad voor bezoekers en in parkeergarages in de (oude) wijken voor bewoners. Verkeersbeleid is regionaal beleid. Vergroting van de bereikbaarheid en oplossing van het fileprobleem kan daarom alleen in samenwerking met de regiopartners.

Actiepunten
• Er komen goede lightrail- of metroverbindingen met Schiphol, Amstelveen, Almere en Zaanstad. Initiatieven hiervoor worden deze periode uitgewerkt. Andere prioriteit is het realiseren van een (metro-)station Watergraafsmeer.
• Stadsdelen besluiten zelf over parkeergarages. Binnen de ring A10 worden extra parkeergarages, gericht op vooral bezoekersverkeer, niet gestimuleerd. De gemeente legt transferia rond de A10 aan, waarbij de overlast voor bewoners langs de A10 zo veel mogelijk wordt beperkt. Het openbaar vervoer van deze transferia naar de binnenstad en vice versa moet (bijna) gratis zijn.
• Om de auto beter langs de stad te geleiden zijn aanleg van de Tweede Coentunnel én de Westrandweg nodig, evenals verbetering van de A6-A9 verbinding conform het plan ‘de Uitweg’. Het verkeer Almere-Amstelveen gaat voor het overgrote deel over de Gaasperdammerweg (een deel van de A9), wat bewoners van Zuidoost veel problemen bezorgt: geluidsoverlast, stankoverlast en verhoogde gezondheidsrisico’s. Een verdiepte en overkluisde ligging van een nieuwe Gaasperdammerweg is hiervoor de beste oplossing, niet een tunnelverbinding tussen de A6 en A9 langs het Naardermeer.
• Het hoofdnet fiets wordt afgerond en fietsparkeervoorzieningen worden uitgebreid.
• Het vervoer van deur tot deur en van kamer tot kamer (Aanvullend Openbaar Vervoer) moet beter. Dit betekent meer aandacht voor doelgroepen zoals ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, ook in de regio, en een betere en goedkopere service door taxi’s.
• De tarieven voor het openbaar vervoer dienen minder snel te stijgen dan de kosten voor autogebruik, om het gebruik van OV niet te ontmoedigen. De stad zal dit bij regering en parlement bepleiten.
• Het openbaar vervoer moet comfortabeler worden gemaakt. Daarom moeten er beschutte haltes komen om te beginnen bij ziekenhuizen en verpleeghuizen en buurtcentra. Bij het slagen van het lopende experiment bij de IJtram moeten worden onderzocht of deze voorzieningen ook elders kunnen worden aangebracht.
• Aangezien De Opstapper een belangrijke openbaar vervoersvoorziening is voor de binnenstad, moet deze blijven.

7.3 Ruimtelijke Ordening en Grondpolitiek

Uitgangspunten
Zuinig ruimtegebruik is uitgangspunt. Een goede inrichting van het bebouwde gebied draagt bij aan een vitale leefomgeving, levert minder milieudruk op en zorgt voor behoud van de open ruimte. De beschikbare ruimte moet daarom optimaal benut worden en waar mogelijk dubbel gebruikt. Uiteraard wordt bij de uitvoering van de plannen gezorgd voor voldoende groen. De grondpolitiek gebaseerd op het huidige erfpachtstelsel blijft bestaan. Het bouwen van meer woningen heeft prioriteit boven andere ruimtelijke plannen. Naast nieuwe woningbouwlocaties gaat de verdichting van de stad in de tuinsteden en Zuid-Oost door.

Actiepunten
• Onderzocht moet worden welke mogelijkheden er zijn om nieuwe en reeds geplande woningbouwlocaties sneller te ontwikkelen. Het veranderen van bestaande bedrijventerreinen in gebieden waar wonen en werken zijn gemengd is een effectieve manier om het aantal woningen te vergroten. Voorbeeld hiervan zijn Overamstel en de Noordelijke IJ-oevers. De ontwikkelingen aan de Noordelijke IJ-oevers krijgen meer prioriteit. Samen met het betreffende stadsdeel wordt gekeken waar ontwikkelingen kunnen worden versneld.
• De kwaliteit van de openbare ruimte verdient meer aandacht. Deze wordt mede bepaald door de kwaliteit van de inrichting ervan. De stadsdelen zijn de eerstverantwoordelijken hiervoor. Nagegaan wordt in hoeverre de gemeente hierbij ondersteuning kan bieden, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van stedenbouwkundige expertise.
• De in de afgelopen periode versterkte samenwerking met Almere wordt verder uitgebouwd. De groei van Almere en de gestage ontwikkeling van werkgelegenheid en voorzieningen in die stad is ook van belang voor Amsterdam en wordt daarom door Amsterdam ondersteund. De gemeente maakt in ROA-verband en met Almere afspraken over grondprijzen.
• De westelijke polders zijn een belangrijk groengebied voor Amsterdam West, zeker nu daar steeds meer groen verdwijnt. De westelijke polders behouden hun groene uitstraling en worden ontwikkeld tot recreatiegebied en landschapspark. Er komt geen afslag van de Westrandweg door dit gebied. In plaats daarvan wordt de T106 verdubbeld.
• Volkstuinen hebben een belangrijke groene en recreatieve functie. Bestaande volkstuinen worden zoveel mogelijk verbeterd en openbaar gemaakt. Volkstuinencomplexen die nog niet tot de hoofdgroenstructuur behoren worden zo veel mogelijk hierin opgenomen, tenzij reeds anders is besloten.

8. Milieu, Water en Groen: bewust schoner

Uitgangspunten
De gemeente heeft een voorbeeldfunctie. Zij stimuleert de ontwikkeling van milieuvriendelijke projecten en het terugdringen van energie- en watergebruik. De aanwezigheid van voldoende groen en blauw (water) van hoge kwaliteit in de directe omgeving van de woningen is essentieel voor de leefbaarheid van de buurt. De luchtverontreiniging in Amsterdam is ernstig en bedreigt de gezondheid. Alle mogelijke stappen om dit terug te dringen moeten worden overwogen.

Actiepunten
• Bij de aanpak van de luchtverontreiniging zijn de prioriteiten: invoering van een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur op de ringweg en andere snelwegen; geen vergunningen meer voor taxi’s die op diesel rijden; schone auto’s voor GVB en stadsreiniging (aardgas, waterstof of elektrisch); en terugdringen van vrachtvervoer. Het aantal autodeelprojecten in de stad wordt uitgebreid.
• De gemeente gaat de burgers beter infomeren over de luchtverontreiniging door deze op meer plekken te meten en de meetgegevens breed bekend te maken. Er komt meer voorlichting aan Amsterdammers over wat ze zelf kunnen doen om de luchtverontreiniging te verminderen.
• Rondvaartboten worden verplicht binnen 5 jaar over te stappen op elektrische aandrijving. Schepen met schonere motoren krijgen korting op de havengelden. Schepen dienen in de haven walstroom te gebruiken.
• Er komt een plan van aanpak voor de invoering van duurzame energie en de gemeente voert deze uit, met als doel dat in 2010 minimaal 10 procent van het totale energiegebruik in Amsterdam duurzaam is. Bij minimaal 10 procent van alle bedrijven worden de komende vier jaar energiebesparingscans uitgevoerd. De gemeente bevordert in samenwerking met de stadsdelen de uitvoering van hierbij voorgestelde maatregelen tot energiebesparing. Waar mogelijk wordt stadsverwarming ingevoerd.
• Er moet zuiniger omgegaan worden met water. Behalve voorlichting aan burgers en het plaatsen van watermeters gaat de gemeente ook waterbesparingsprogramma’s opstellen voor de eigen diensten.
• Een duurzame economie is gediend bij het terugdringen van onnodig vervoer van producten. Daarom stimuleert Amsterdam de samenwerking tussen de stad en de boeren in Noord-Holland.
• De gemeente treedt op tegen hinderlijke geluidsoverlast in of vanuit de openbare ruimte.
• Amsterdam moet een plan opstellen om de aanwezige biodiversiteit te versterken en ook de educatie daarover uit te breiden

9. Werk en Inkomen, Economische Zaken, Haven en Luchthaven:
werken in een ondernemende stad

9.1 Werk en Inkomen

Uitgangspunten
Een baan vormt de motor tot integratie en participatie en is van belang voor de economische zelfstandigheid. Daarom moeten zoveel mogelijk Amsterdammers aan het werk. Iedere burger is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het vinden van een baan, maar wanneer hulp nodig is bij het zoeken naar werk of bij het combineren van werk en zorg moet de lokale overheid die hulp (mede) willen bieden. Werk met behoud van een uitkering is beter dan gedwongen thuiszitten. Aangezien de kloof tussen arm en rijk helaas weer groter wordt en de rijksoverheid hier weinig aan doet, moet Amsterdam zelf een actief en effectief armoedebeleid voeren door schuldhulpverlening en een actieve benadering van mensen.

Actiepunten
• Projecten worden opgezet om knelpunten op de arbeidsmarkt weg te nemen en de kansen die er zijn te benutten. Dit gebeurt in nauw overleg met onderwijsinstellingen en het georganiseerde bedrijfsleven, dat onder meer plaatsvindt in het ‘Platform Arbeidsmarkt Amsterdam’ (PAO). Jaarlijks ondersteunt de gemeente de tweedaagse Werkmarkt Amsterdam.
• Schoolverlaters die niet aan het werk komen krijgen de mogelijkheid na afloop van de opleiding extra stage te lopen of een werkervaringsplaats te nemen. Uitgangspunt is dat een jongere onder de 23 jaar niet in een uitkeringssituatie hoort te zitten. Een jongere is aan het werk, volgt onderwijs of combineert deze twee.
• De Dienst Werk en Inkomen (DWI) gaat actief samenwerken met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV), zodat iedere werkzoekende snel aan werk geholpen kan worden of snel (tijdelijk) een uitkering kan ontvangen.
• De gemeente ziet met een gericht handhavingsbeleid, waarvan fraudebestrijding een belangrijk onderdeel vormt, toe op naleving van rechten en plichten bij uitkeringen.
• Gericht armoedebeleid moet voorkomen dat jongeren te weinig kansen krijgen en dat ouderen in isolement geraken. Amsterdam zal de bezuinigingen die de rijksoverheid de afgelopen jaren op het armoedebeleid heeft doorgevoerd structureel compenseren. Regelingen als de schoolkostenregeling en de PC-regeling zorgen ervoor dat kinderen niet door armoede geen boeken of computer hebben om hun huiswerk te maken. Amsterdam komt speciale financiële regelingen voor ouderen.
• Door een actieve opstelling van de gemeente, in samenwerking met onder meer de DWI en de woningcorporaties, moet gedwongen huisuitzetting waar mogelijk worden voorkomen. Speciale aandacht is nodig voor de kwetsbare positie van éénoudergezinnen.
• Er komt een Amsterdam-polis: een goede zorgverzekering met een brede dekking voor een lage prijs voor in ieder geval alle cliënten van de sociale dienst.
• Voor mensen die nog niet toe zijn aan een reguliere baan is gesubsidieerde arbeid hiervoor een mogelijke opstap. Uitstroom naar regulier werk blijft nadrukkelijk het doel. Voor Amsterdammers die voor langere tijd afhankelijk zijn van gesubsidieerde arbeid zijn participatiebanen en sociale actviering – in voor de stad belangrijke sectoren als zorg, welzijn en onderwijs – beschikbaar. Voor hen staat niet reïntegratie maar participatie voorop. Met sociale activering kan voorkomen worden dat deze groep in een maatschappelijk isolement komt.

9.2 Economische Zaken

Uitgangspunten
De komende jaren moeten in het teken staan van behoud en groei van de economische positie van de stad, zowel op gemeentelijk als op stadsdeelniveau. Vooral in de kennisintensieve en innovatieve sectoren als ICT/nieuwe media, duurzame energie, levenswetenschappen (life sciences), cultuur en vormgeving liggen groeikansen voor de Amsterdamse regio.

Actiepunten
• Het stimuleren van werkgelegenheid heeft de allerhoogste prioriteit. De gemeente moet een meer coördinerende rol spelen bij het creëren en vinden van stageplekken voor scholieren. Het bedrijfsleven heeft hier zelf baat bij. Door de aanstaande vergrijzing en de relatief beperkte aanwas van jong talent zijn schooluitval, jeugdwerkloosheid en een gebrek aan startkwalificaties voor ondernemers immers een steeds nijpender probleem; zij zien het aanbod van vakkundig en gemotiveerd personeel krimpen.
• Samenwerking tussen de regionale, grootstedelijke en stadsdeeloverheden is onontbeerlijk voor een goed economisch beleid.
• De gemeentelijke overheid is een belangrijke klant van het midden- en kleinbedrijf (MKB). De wijze waarop zij overheidsopdrachten aanbesteedt bepaalt grotendeels de mogelijkheden en voorwaarden waarop het MKB op die opdrachten kan inschrijven. Modernisering en duidelijkheid van het lokale aanbestedingenbeleid is een prioriteit, mede gelet op de recente ontwikkelingen in de Europese regelgeving en de aanstaande nationale aanbestedingswet. 10 tot 20 procent van de Amsterdamse MKB-ers leeft op of onder het bestaanminimum, getuige recent onderzoek. Hun economische veerkracht en toekomstkansen moet worden verbeterd. Ondernemers die te maken hebben gekregen met overvallen of molest moeten actief worden ondersteund, onder meer met op ondernemers toegespitste hulpverlening in samenwerking met Slachtofferhulp Amsterdam.
• De dienstverlening aan ondernemers wordt verregaand gedigitaliseerd, zodat de lokale overheid altijd bereikbaar is voor bijvoorbeeld informatie, vergunningverlening en melding van calamiteiten. Hierop moet binnen redelijke termijn worden gereageerd.
• De gemeente stimuleert de opzet van voorbereidingsprogramma’s op zelfstandig ondernemerschap bij relevante (onderwijs)instellingen.
• De BLVC-toets (bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie) wordt verplicht voor grootschalige openbare werken, als onderdeel van de plan- en vergunningsprocedure. Projectbegrotingen dienen een post te bevatten voor uitvoering van de maatregelen die nodig zijn om deze toets (wel) te doorstaan. Voor ondernemers die veel schade leiden door de uitvoering van openbare werken stelt de gemeente een financieel vangnet beschikbaar.
• De wijkeconomie wordt gestimuleerd door onder meer het realiseren van betaalbare bedrijfsruimten voor starters. De gemeente en de stadsdelen ontwikkelen samen een actieplan om hoge huurprijzen voor ondernemers in bijvoorbeeld winkelstraten aan te pakken.
• Amsterdam wil een nieuwe aanpak van schuldproblemen introduceren, omdat de huidige Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) onvoldoende functioneert.
• Het ‘I Amsterdam’-programma moet een extra en nieuwe stimulans krijgen. Amsterdam moet zich veel sterker gaan inspannen voor toerisme, acquisitie, gastvrijheid, promotie, analyse en onderzoek. Door dit samen met de private partijen in de stad te doen, wordt de impact vergroot.
• Samen met de Amsterdamse Kenniskring stelt de gemeente een plan op om de sterke punten van Amsterdam op het gebied van kennis en innovatie verder te versterken en daarmee ook de internationale positie en werkgelegenheid van Amsterdam. De gezondheidssector neemt hierbij als grootste werkgever een bijzondere plaats in.

9.3 Haven en Luchthaven

Uitgangspunten
De haven is van groot belang voor Amsterdam. Bestaand havengebied met diepe kades blijft in de toekomst beschikbaar voor kadegebonden bedrijvigheid, om dure en intensieve sanering te vermijden. In deze gebieden gaat werkgelegenheid en economie boven wonen. Verder waakt de gemeente ervoor dat bedrijven die niet aan een kade en/of diep water gebonden zijn niet de ruimte innemen van bedrijven waarvoor dat wel geldt.
Schiphol is als mainport van economisch levensbelang, niet alleen voor Amsterdam en de Randstad, maar voor heel Nederland. De hub- of overstapfunctie van Schiphol kenmerkt zich door het intercontinentale karakter. Schiphol moet meer instrumenten krijgen om dit netwerk in stand te houden.

Actiepunten
• Bedrijven dichtbij woongebieden die ernstige overlast verzorgen en/of een gevaar zijn voor de volksgezondheid dienen te worden verplaatst.
• De Amsterdamse haven wordt niet geprivatiseerd. Er komt geen nieuw havengebied bij.
• Uit oogpunt van bedrijfszekerheid en gezien de ontwikkelingen in de scheepvaart is een nieuwe zeesluis wellicht nodig, maar alleen wanneer de groei van scheepsbewegingen in de sectoren met voor Amsterdam veel toegevoegde waarde dit absoluut vereist. De gemeente voert een studie uit naar de consequenties van een eventuele aansluiting van Schiphol en de Amsterdamse haven op de Betuwelijn.
• De positie van Schiphol als kwaliteitsluchthaven wordt versterkt door een betere taakverdeling met de luchthaven Lelystad. Amsterdam neemt het voortouw om te onderzoeken wat de regio en Lelystad kunnen bijdragen aan een optimaal functionerende nationale luchthaven
• Alle nieuwe slots op Schiphol mogen alleen worden toebedeeld aan vluchten die bijdragen aan het intercontinentale netwerk. Amsterdam zal zich als aandeelhouder hiervoor inzetten, zowel binnen het bedrijf als bij het Rijk.
• Schiphol moet voorop lopen als het gaat om veiligheid en milieu. De gemeente Amsterdam, als grootaandeelhouder, moet daarvoor nadrukkelijker aandacht vragen bij de directie van de luchthaven. Schiphol moet strikt binnen de afgesproken milieugrenzen blijven. Als die bereikt zijn kan het vliegverkeer alleen groeien als vliegtuigen schoner en stiller worden. Het lawaai van Schiphol moet blijvend worden bestreden. Uitbreiding met extra banen is daarom niet aan de orde en de Schiphol Oostbaan kan worden gesloten. De stad krijgt meetpunten om het lawaai daadwerkelijk te meten en stelt de Amsterdammers van de resultaten op de hoogte. De verkeersleiding en luchtvaartinspectie (onderhoud toestellen etc.) mogen in geen geval concessies doen aan de veiligheid omwille van bijvoorbeeld dreigende overschrijding milieunormen (geluid en vervuiling) of belangen van de NV Schiphol.
• Amsterdam blijft tegen privatisering van Schiphol en verkoopt zijn aandelen dus niet. Een dergelijke grote infrastructurele voorziening dient immers in handen van de overheid te blijven. Schiphol heeft geen concurrenten, zodat privatisering zou betekenen dat een monopolist in de markt wordt gezet.

10. Bestuur: effectief, zichtbaar en verantwoordelijk

10.1 Dienstverlening en ICT

Uitgangspunten
Amsterdammers hebben recht op een betere, snellere en meer eenduidige gemeentelijke dienstverlening. Dat geldt voor de fysieke, telefonische én digitale loketten. Gemeentelijke informatie en dienstverlening moet ook op stadsdeelniveau verkrijgbaar of opvraagbaar zijn.

Actiepunten
• Amsterdammers moeten gemakkelijker hun mening kunnen geven over de dienstverlening van de lokale overheid. Een onafhankelijke instantie moet hun klachten en opmerkingen verwerken en de resultaten hiervan regelmatig melden aan besturen en raadsleden van stad en stadsdelen.
• Als de proef met het glasvezelnet in “Zeeburg Plus” lukt is het gewenst dit net voor snelle internetverbindingen in de gehele stad aan te leggen. In ieder geval moet er een glasvezelnetwerk komen naar alle Amsterdamse scholen, zorginstellingen, wijkvoorzieningen en naar plaatsen waar cameratoezicht wenselijk is.

10.2 Stadsdelen, Regio

Uitgangspunten
Regionale en bovenregionale (bestuurlijke) samenwerkingsverbanden waar Amsterdam aan deelneemt moeten zo min mogelijk overlappen en efficiënter gaan werken. Amsterdam moet zich op nationaal niveau sterk maken voor directe democratische controle van het regionaal bestuur (ROA). De stadsdelen zijn de afgelopen 25 jaar goed ingeburgerd in het Amsterdams bestuurlijk stelsel. Bewoners hebben voor de stadsdelen waardering en soms ook kritiek; dat hoort bij een democratie. Het stadsdeelstelsel moet worden behouden en uitgebouwd, met als doelen een fijnmazige dienstverlening en goede bereikbaarheid van de politiek. De gemeente moet kaderstellend zijn, expertise beschikbaar stellen en waar nodig een actieve regietaak oppakken.

Actiepunten
• Eventuele verandering in het aantal stadsdelen heeft op dit moment geen prioriteit. Wel moeten de stadsdelen sterker gaan samenwerken en diensten waar nodig en mogelijk gaan delen, zoals voorgesteld in recente rapporten. Na drie jaar kan worden beoordeeld of en hoe verdere stappen gezet dienen te worden, waaronder eventuele fusies.
• Het aantal leden van deelraden, gemeenteraad, dagelijks besturen en het college van burgemeester en wethouders moet op termijn worden verminderd. In eerste instantie zijn de stadsdelen hierbij zelf aan zet. Op termijn kan worden bezien of de gemeente daar in de verordening op de stadsdelen extra regels voor moet opstellen.
• Bij (uitvoering van) plannen voor en besluiten over grootstedelijke gebieden werkt de gemeente zo veel en zo goed mogelijk samen met het betreffende stadsdeel of de betreffende stadsdelen.
• Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) dient een democratisch bestuur te krijgen.

10.3 Financiën

Uitgangspunten
De PvdA heeft de afgelopen 60 jaar een afgewogen begrotingsbeleid voor Amsterdam gevoerd en wil dat blijven doen. De gemeente moet goed omgaan met de haar toevertrouwde middelen. Voor leges en tarieven geldt dat de gebruiker betaalt op kostenbasis, voor belastingen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

Actiepunten
• Door afschaffing van het gebruikersdeel Onroerend Zaak Belasting (OZB) wordt het gemeentelijk belastinggebied kleiner. Mocht er de komende jaren een nieuwe lokale belastingmogelijkheid komen, dan moeten de lasten rechtvaardig verdeeld worden.
• De stadsdelen moeten financieel in staat worden gesteld hun taken goed te verrichten. Waar nodig wordt na afronding van de evaluatie van de stadsdeelfonds-systematiek bekeken of extra middelen voor specifieke problemen en taken nodig zijn.
• Om geld vrij te maken voor nieuwe prioriteiten moet kritisch worden gekeken naar de omvang en het takenpakket van de Bestuursdienst en de andere stedelijke diensten. Kernvraag hierbij is of de groei van het aantal ambtenaren de afgelopen tien tot vijftien jaar, zeker op het stadhuis, in verhouding staat tot de te verrichten taken.
• Voor een adequate publieke verantwoording wordt een program gemaakt waarmee voor alle uitgaven criteria en indicatoren voor efficiëntie en effectiviteit worden ontwikkeld. Over de uitkomsten wordt jaarlijks gerapporteerd. De verantwoording wordt zodanig ingericht dat de uitkomsten vergeleken kunnen worden met die in andere gemeenten.
• De centrale stad bevordert en faciliteert het vergelijken van prestaties tussen stadsdelen.