1 januari 2006

“Dit kun je rustig aan toeristen laten zien.”

De Stopera is de werkplek van Lodewijk Asscher, fractievoorzitter en lijsttrekker van de PvdA in Amsterdam. ,,Een afschuwelijke bunker. Het is de kunst om daar zo min mogelijk binnen te zijn.’’ Daarom zijn de marktkoopmannen op het Waterlooplein een welkome buur: ,,Zo voelen wij ons op het stadhuis tenminste niet helemaal alleen.’’

We zetten koers naar ’een van de mooiste torens van Amsterdam’, de Montelbaanstoren, waar de Oude Schans de Oude Waal kruist. Alleen geparkeerde auto’s herinneren eraan dat we niet in de zeventiende eeuw zijn. En in de verte gloort het hypermoderne Nemo. Veel Amsterdammers vinden het groene wetenschapsmuseum monsterlijk. Asscher niet: ,,Ik vind het wel grappig, zo’n haaienbek in het IJ.’’

Toen Asscher rechten studeerde, was hij vaak in de omgeving van de Oude Schans en Oude Waal te vinden. ,,Dan zat ik hier en dacht: als ik later groot en rijk ben, koop ik hier een huis. Dit is toch niet normaal, zo mooi. Maar het zal er wel nooit van komen.’’

Zelf woonde hij tijdens zijn studententijd in Bos en Lommer, zes kilometer verderop, in Amsterdam-West. ,, Bos en Lommer wordt hip. Er begint cultuur te komen, ze zijn bezig met een theater. En het is vrij dicht bij het centrum. Dat gaat mensen trekken.’’ Vanuit Bos en Lommer verhuisde Asscher naar de Nieuwendijk, een winkelstraat in de buurt van het Centraal Station. ,,Dat was heel apart. Ik voelde me net een bedreigde diersoort, er wonen haast geen mensen meer. En op straat zie je alleen maar chagrijnige, kauwende consumenten.’’

Chagrijn kan meer Amsterdammers worden verweten. ,,Amsterdammers zijn nogal klagerig,’’ zegt hij. ,,Kankeraars. Maar tegelijk zijn ze supertrots op hun stad. Laten we zo zeggen: andere mensen moeten helemáál hun mond houden over Amsterdam. En ze maken zich ook wel zorgen: kunnen we het zo houden hier, blijft het nog wel gezellig?’’

Zijn zorgenkindje zijn de Wallen. ,,Op het eerste gezicht heeft het wel iets moois, al die rooie lichtjes. Maar ons bereiken zoveel verhalen over vrouwenhandel, loverboys, minderjarigen, noem maar op. Dan kun je niet meer spreken van tolerantie, dat is onverschilligheid. De andere kant opkijken – zolang de euro’s maar binnenkomen.’’

Het is rustig, op deze regenachtige maandagochtend. Alleen rond de Oude Kerk is enige bedrijvigheid. ,,Het is moeilijk te zeggen welke tenten wel en niet deugen,’’ zegt Asscher. ,,Als je zeker weet dat het ergens mis is, sluit je het. Maar het is zo ongrijpbaar. Het is een grote infectie in de stad.’’
De Zeedijk is daarentegen enorm verbeterd. ,,Dit is met bloed, zweet, tranen en liefde opgeknapt,’’ zegt Asscher. Hij wijst op alle winkeltjes, de Chinese tempel. ,,Dit kun je rustig aan toeristen laten zien.’’ We lopen langs een eethuisje, waar twee ontvelde eenden voor het raam hangen. ,,Dit is toch prachtig? Heb je honger?’’