22 maart 2006

Antwoorden Dekker op vragen PvdA’ers over wonen op de Zuidas

Geachte Voorzitter,

Bijgaand doe ik u, met excuus voor de vertraging, de antwoorden toekomen op vragen gesteld door de leden Meijer, Duivesteijn en Depla over het Nieuwe Sleutelproject Amsterdam Zuidas.

Kamerstuknummer 2050607060
Vragen van de leden Meijer, Duivesteijn en Depla aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over Amsterdam Zuidas

Vraag 1
Hebt u in een interview 1) gezegd: ‘Als het aan mij ligt, gaat bij de Zuidas geen cent naar sociale woningbouw’?

Antwoord
Ja, dat klopt.

Vraag 2
Hebt u ook gezegd dat 1) dat nergens ter wereld gebeurt en dat alleen Amsterdam eist dat we voor minder draagkrachtigen in de buurt van het Vondelpark en tegenover de Stopera bouwen’?

Antwoord
Ja, klopt.

Vraag 3
Deelt u de mening dat minder draagkrachtigen ook minder recht hebben om in de buurt van het Vondelpark of tegenover de Stopera te wonen?

Antwoord
Ik deel de mening dat het verstandig is om op veel plekken in de stad te zorgen voor gemengde wijken; ik vind het echter niet vanzelfsprekend dat minder draagkrachtigen ook op de allerduurste plekken van de stad, zoals bij het Vondelpark of tegenover de Stopera, wonen.

Vraag 4
Wat zijn volgens u ‘de goede redenen’ om daar geen sociale huurwoningen te bouwen?

Antwoord
Er is, met het aantal van ruim tweehonderd duizend, een dermate grote en nog steeds groeiende hoeveelheid sociale huurwoningen in Amsterdam, dat het niet nodig is om ook op de duurste plekken nog sociale huurwoningen bij te bouwen. Bovendien wordt het resultaat van de grondexploitatie voor de gemeente op deze zeer gewilde locaties aanmerkelijk positiever door de bouw van marktwoningen.
Vraag 5
Hoe verhouden deze uitspraken zich tot het streven van de grote steden en van het kabinet in het kader van het grotestedenbeleid naar een ‘ongedeelde stad’?

Antwoord
Ik onderschrijf het streven naar een ongedeelde stad volledig. Dat betekent enerzijds, dat vanwege de risico’s van probleemcumulatie in de woningvoorraad van wijken met overwegend goedkope huurwoningen, in díe wijken variatie moet worden aangebracht en dat bijvoorbeeld ook in de omliggende gemeenten meer sociale woningbouw moet worden gerealiseerd. Dat impliceert echter geenszins dat de bouw van sociale huurwoningen ook op de duurste plekken van de stad noodzakelijk is om probleemcumulatie daar of elders te voorkomen.

Vraag 6
Hoe ziet u uw uitspraken in het licht van het algemene streven naar het terugdringen van segregatie en het bevorderen van gemengde woonwijken in de grote steden?

Antwoord
Voor het terugdringen en voorkomen van ruimtelijke (inkomens-) segregatie is het bevorderen van gemengde woonwijken in de grote steden van groot belang. Zie ook mijn antwoord op vraag 5. Overigens is, voor het terugdringen en voorkomen van ruimtelijke segregatie, beleid op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid en veiligheid evenzeer van groot belang.

Vraag 7
Hoe verhouden uw uitspraken zich tot de gemeentelijke autonomie?

Antwoord
De gemeente bepaalt zelf waar en hoeveel sociale huurwoningen ze bouwt, echter binnen de kaders van het rijksbeleid.

De Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Sybilla M. Dekker