Maak Amsterdamse jeugd weerbaar tegen jihadronselaars
Om Amsterdamse jongeren weerbaar te maken tegen jihadronselaars zullen de moskeeën, ouders en jongerenwerkers ook weerbaarder moeten worden. Uiteindelijk is de meerderheid van de jongeren eerder zoekende dan uit op radicalisering. Aan het stadsbestuur om daarin de goede partners te vinden en te steunen. Deze ingezonden brief van raadslid Sofyan Mbarki verscheen 14 juli in het Parool.
Maak Amsterdamse jeugd weerbaar tegen jihadronselaars
Van de huidige 130 jihadstrijders, komen er tien uit Amsterdam, ontdekte Het Parool. Minister Opstelten bevriest hun tegoeden, trekt hun paspoorten in en volgt terugkeerders. Dat is nodig, maar helaas spant de overheid wel het paard achter de kar en niet ervoor.Want de jihadstrijders leren voortdurend nieuwe trucs, zo beweren zij bij terugkeer tegenwoordig dat zij in Syrië humanitaire hulp hebben geboden, wat allerminst strafbaar is. Om moedeloos van te worden, zo’n kat en muis spel met de overheid te vaak als muis. De Amsterdamse VVD vraagt intussen om een sterke overheid in nota bene het religieuze domein; de burgemeester moet zich van de VVD uitspreken over (radicale) religieuze bewegingen, als leidraad voor jonge moslims bij hun religieuze zoektocht. Het werkt veel beter als de Islamitische gemeenschap zich daar zelf over uitspreekt.
Het is tijd de eerder beproefde werkwijze nieuw leven in te blazen: bouw een coalitie tegen extremisten. En betrek moslims daar actief bij. Tien jihadstrijders en wellicht enkele honderden sympathisanten ontspoorden, terwijl duizenden jonge Amsterdamse moslims bij hun religieuze zoektocht eveneens de uitersten beproefden, maar ontgroeiden. Onderzoek de succesfactoren in de levensverhalen van uitgebalanceerde moslims en vindt als antwoord hun veerkracht, ontstaan door hun vorming tot weerbare jongeren.
Ik was zo’n jongen. Als achttienjarige zocht ook ik naar zingeving: deed ik ertoe? Wat was de waarde van mijn religieuze beleving? Ik had net de havo afgerond en studeerde aan de hogeschool. Met mijn zoekvraag bezocht ik veel moskeeën. Ook in die tijd speelde van alles in de wereld en ook ik werd aangesproken door ronselaars, die zich ook toen al ophielden in de buurt van de moskeeën: ‘wij doen een beroep op jou. Wij hebben jou nodig. Of anders je financiële bijdrage.’ Ik had een reactie paraat: ‘Ik ben op zoek naar iets anders.’ Ik stond vrij stevig in mijn schoenen. Want ik bezocht regelmatig de jongerencommissie van moskee Badr, waar ik mij samen met gelijkgestemde jongeren kon ontwikkelen. Bovendien studeerde ik en had ik een bijbaan – ik had houvast. De boodschap dat wij uitsloten zijn, dat de Nederlanders ons niet willen, kwam daarom niet binnen bij mij; ook al voel ik de pijn, als ik zie dat de werkloosheid onder allochtone jongeren stijgt naar veertig procent. Ik voelde mij verbonden met de Nederlandse samenleving, in Slotervaart op het Hervormd Lyceum West zat ik in één van de laatste klassen die nog gemengd waren.
Thuis zagen mijn ouders dat de religieuze verdieping mij rust bracht. Dat vonden zij veel fijner dan mijn dwarse pubergedrag. Mijn ouders lieten zich daar echter niet door verblinden, zij waren ook oplettend; mijn vader stelde mij belangstellend de juiste vragen: waar ga je heen, met wie ben je? Had ik moskeeën bezocht in Tilburg of Den Haag, dan had mijn vader gealarmeerd gereageerd: ‘Wat doe je daar, wij hebben in Amsterdam genoeg moskeeën!’. Mijn ouders hadden kennis vergaard.
Zo worden ouders weerbaar. Door zich te informeren over wat er religieus te koop is. Door hun kinderen de juiste vragen te stellen. Veel ouders geven hun kinderen wel de verzorging, maar niet de opvoeding tot veerkrachtige jongeren. Dankzij mijn ouders en dankzij mijn opleiding kreeg ik altijd het gevoel dat ik mee mocht doen. En ik wilde ook meedoen. Zoals in mijn eerste baan; ook al was ik daar de enige moslim, toch vond ik de veerkracht om een ruimte voor mijn gebed te vragen. Er bleek wel degelijk een mouw aan te passen, ik mocht bidden in de serverruimte.
En zo worden moskeeën weerbaar – door jongeren als ik aan zich te binden, in plaats van de extreem gelovige jongeren buiten te zetten, geschrokken door hun radicale uitingen en bevreesd voor maatschappelijke brandmerken. De moskee moet de jongeren juist dicht bij zich houden, ook met voetballen en andere evenementen. Jongeren weerbaar maken, dat hoort bij de moskeeën. Het hoort bij de religieuze voorgangers. En het hoort vooral bij de ouders. En bij de pedagogische hulpkrachten, voor als de ouders het zelf niet kunnen.
Dan nu de hamvraag voor het Amsterdamse stadsbestuur: wat kunnen wij doen als lokale overheid? De groei naar weerbaarheid gebeurt te langzaam, moskeeën en voorgangers ontberen naast eigen intellectuele bagage ook de mentale steun van de maatschappij en de overheid. Laten wij hen publiekelijk waarderen, ondermeer bij lezingen en tijdens vergaderingen. Daarmee kunnen wij onze religieuze bondgenoten erkennen in hun taak om jonge moslims weerbaar te maken tegen extremisme en tegen jihadronselaars. De burgemeester hoeft zich wat mij betreft helemaal niet uit te spreken over wie er radicaal is en wie niet. Op zo’n manier jagen we radicale jongeren juist weg. Ik vraag van de burgemeester te doen wat juist wél werkt: laten wij onze religieuze bondgenoten naar ons toehalen en bondgenootschappen vormen. Zodat zij de positie kunnen innemen om de zwijgende meerderheid in beweging te krijgen. Opdat wij met ons allen, bestuurders, moskeeën, docenten, jongerenwerkers en vooral ook ouders een mooie nieuwe generatie moslimjongeren kunnen grootbrengen die volop in de Nederlandse samenleving staat.