Schaapman, van circuskind tot politica
Haar boek verschijnt als de affaire Oudkerk in volle gang is en de media smullen ervan: ’Na een hoerenloper nu ook een ex-prostituee in de gemeenteraad van Amsterdam!’ Gemeenteraadslid Karina Schaapman beschrijft in ’Zonder moeder’ haar uitzonderlijke levensverhaal waarvan prostitutie weliswaar deel uitmaakt, maar dat nog zoveel meer behelst. Zo brengt zij een belangrijk deel van haar jeugd door in het circus.
Als kind woont Karina alleen met haar Indische moeder op een flatje in Leiden. Nederland is nog niet gewend aan allochtonen en het “pindapoepchinees, rot op naar je eigen land” is niet van de lucht. Ze leiden een afgezonderd bestaan, tot daar op een dag onvoorzien verandering in komt. Karina’s moeder wordt verliefd op de directeur van het circus dat om de hoek zijn tent heeft opgeslagen.
Karina: “Het circus is een magische wereld voor een kind. Het is natuurlijk geweldig als je moeder een relatie krijgt met een circusdirecteur en je zo de kans hebt met een circus mee te reizen. In het circus maakt het niet uit waar je vandaan komt, iedereen komt ergens vandaan. Mijn moeder voelde zich sinds lang weer geaccepteerd en vond dat heel prettig. En ze was natuurlijk verliefd. Dat was fijn voor haar, maar ik kan me wel gevoelens van jaloezie herinneren. Ik was negen en moest voor het eerst mijn moeder delen met iemand anders. Maar Rob was gelukkig een aardige man en mijn moeder heeft me nooit gepusht om hem als vader te zien.”
Rob Roberti kwam ooit als Amsterdams straatschoffie terecht bij circus Elleboog, dat was opgericht om straatkinderen opvang en structuur te bieden. Hij vond er zijn roeping, trouwde met Doris Althoff – dochter uit een gerenommeerd circusgeslacht – en richtte met haar zijn eigen circus op. Circus Roberti werd een groot succes en toerde door het hele land, maar het huwelijk met Doris hield geen stand.
“Na de scheiding ontmoette Rob mijn moeder en dat was het begin van een heel bijzondere periode in mijn leven. Elke vakantie en bijna alle weekenden was ik in het circus te vinden. Daar werd keihard gewerkt. We trokken elke dag naar een andere stad waar de tent opgebouwd werd, vervolgens gevuld moest worden en dan kon de voorstelling beginnen. ’s Avonds na de voorstelling werd alles weer afgebroken en trokken we verder. Dat vergt veel van iedereen, maar als kind sta je daar niet bij stil. Je gaat er gewoon in op. Ik vond het heerlijk en herinner me de speciale sfeer als ik ’s ochtends vroeg gewekt werd. De dauw stond nog op het veld, iemand kwam een warm bakkie koffie brengen en dan gingen we in een karavaan weer op weg naar de volgende stad.
Ik werd vooral ingezet voor het handwerk. Zeildoeken vlechten kon ik heel goed, ik gaf de dieren eten, stempelde affiches en kaartjes die ik in de pauze dan weer verkocht. En wat ik zelf een stoer klusje vond was om ons terrein af te zetten met hekken. Als je een circus opbouwt trek je altijd veel bekijks en met die hekken kon ik iedereen erbuiten houden. Ik herinner me dat dat een bepaald gevoel van macht gaf dat ik zeer aangenaam vond. Nu waren zíj de buitenstaanders.”
Het blijft niet bij handwerk alleen, Karina mag zich ook toeleggen op een circusact.
“Het liefst wilde ik de trapeze in, maar dat vond mijn moeder te eng. Onze trapezewerker was een mooie vrouw met een mooi pakje en netkousen. Welk meisje wil dat niet? Maar ze was ook heel stoer en sterk, ze werkte zonder net en hing aan haar hielen. Ik keek enorm tegen haar op om alles wat ze durfde en ik wilde dat ook, maar het mocht niet van mijn moeder en dus werd het koorddansen. Dat was heel hard oefenen, maar uiteindelijk kon ik zonder stok lopen, door mijn benen zakken en een koprol maken. Het touw mocht ook steeds hoger. Toch bleef ik dromen van het moment dat ik de trapeze in mocht, want ik ging er natuurlijk van uit dat ik oud zou worden in het circus.”
Het loopt anders. Als Karina dertien is wordt haar moeder ernstig ziek en overlijdt. Haar echte vader haalt Karina op, de vader die ze nooit eerder heeft gezien. Hij verbiedt haar over haar moeder te spreken en alle banden met haar zorgeloze jeugd worden abrupt verbroken. Toch ziet Karina kans om Rob zo nu en dan stiekem te schrijven en ze koestert de brieven waarmee hij antwoordt. Ze bewaart alles in de map van haar moeder, het enige dat ze van haar moeders spullen heeft weten te redden. Inmiddels is die ene map uitgegroeid tot een waar archief over haar leven.
“Als je door deze map bladert zie je eigenlijk de groei en teloorgang van Circus Roberti. Het begon met een eenmaster als tent, daarna kwam de tweemaster. We hadden veel succes, maar in de loop van de tijd veranderde de circusbenadering. Steeds vaker vroegen grote evenementenhallen een circus daar een of twee weken te staan. Daarmee ging de dynamiek verloren, de tent hoefde niet meer opgezet en afgebroken, en zo’n hal had veel minder uitstraling. Vaak zat er geen publiek meer. Ook was de televisie in opmars, dus mensen hoefden voor vermaak de deur niet meer uit. In die tijd zijn veel circussen ter ziele gegaan en ook Rob Roberti ging uiteindelijk failliet.”
In de jaren die volgen komt Karina nooit meer in een circus. Hoewel het circus een mooie en dierbare herinnering is, betekent het ook een pijnlijke confrontatie met het verlies van haar moeder en die gaat ze liever uit de weg. Tot ze voor het blok wordt gezet.
“Na het verschijnen van mijn boek deed ik mee aan het KRO tv-programma De Wandeling. Aan het eind van de dag hadden ze een verrassing voor me in petto: een bezoek aan het circus. Het was echt een soort shocktherapie, zo werd ik erdoor overvallen. De geur van de piste, de muziek, het publiek, de spanning van een act. Op het moment dat ik binnenkwam begon de trapezewerker net aan de act die ik vroeger zo mooi vond en die ik ook in mijn boek beschrijf. Het riep zoveel beelden en herinneringen op dat ik daarna een week mijn stem kwijt ben geweest. Maar het was ook heel bijzonder, want de directeur van dat circus bleek Rob Roberti gekend te hebben en Doris Althoff en hij kende ook het verhaal van mijn moeder.
Toen ik bezig was mijn boek te schrijven heb ik geprobeerd Rob Roberti op te sporen, maar hij bleek inmiddels overleden. Wel heb ik andere circusartiesten ontmoet die hem en mijn moeder gekend hebben en me veel konden vertellen over die tijd. Dingen over mijn moeder die je zelf niet onthoudt, zoals dat ze altijd veel aandacht besteedde aan mijn haar. Een circusartieste heeft me haar fotoboek uit die tijd gegeven, dat vond ik zo leuk. Achteraf heb ik zo toch veel tastbare herinneringen verzameld.”
Tegenwoordig wijdt Karina zich als gemeenteraadslid aan de Amsterdamse politiek.
“Dat is van tijd tot tijd ook een circus. En ik merk dat ik vaak teruggrijp naar dezelfde mechanismen als toen. In het circus maakt het niet uit wat er verder allemaal speelt, als je op moet gaat de knop om en doe je je ding. Nu doe ik hetzelfde als ik een moeilijk debat heb. Ik laad me op voor het debat en als het zover is gaat er een knop om, dan ga ik los en ben ik scherp en to the point. Hetzelfde mechanisme maakte ook dat ik me in de prostitutie kon redden, daar heb je ook dat showelement, alleen was dat voor mijzelf veel destructiever dan hoe het nu zijn toepassing vindt. Maar ik heb achteraf wel het idee dat dat meewerkt, dat het circus me voor een deel gevormd heeft. Zo ben ik bijvoorbeeld goed in staat om veel dingen tegelijkertijd te doen en draai ik mijn hand niet om voor een verbouwing. In het circus moest ook altijd veel getimmerd en gebouwd worden, of gerepareerd en geschilderd. Wat dat betreft ben ik nu de man in huis en ik denk dat het gemak waarmee dat gaat wel komt doordat er ooit een basis is gelegd van: sommige dingen doe je gewoon.”
Dit artikel verscheen eerder in Denken & Doen 3 – 2006 door Kitty Hendriks