Zorg schiet tekort voor Allochtonen
Er zijn concrete aanwijzingen dat patiënten van niet-westerse herkomst een slechtere gezondheid hebben als gevolg van het tekort schieten van zorg. Zo blijkt dat Turken na opname voor hart-en vaatziekten een hogere kans hebben om te overlijden, worden Creoolse Surinamers met een hoge bloeddruk minder goed ‘gecontroleerd’ en is de zuigelingensterfte bij Ghanezen hoog.
Aanwijzingen voor geringere kwaliteit van zorg voor niet-westerse allochtonen blijkt uit het feit dat richtlijnen niet zijn toegesneden op etnische verschillen in epidemiologie.Zo krijgen kinderen van Turkse en Marokkaanse komaf met astma vaker een te lichte medicatie. Bij Hindoestanen komt suikerziekte al op jonge leeftijd voor. Omdat dokters volgens de standaardprocedure pas letten op suikerziekte als je ouder bent dan vijfenveertig jaar blijven Hindoestanen te lang buiten beeld met alle gevolgen van dien.
In Nederland is 10% van de bevolking allochtoon. In de grote steden is dat aandeel aanmerkelijk groter. In Amsterdam is tussen de vijftig en zestig procent van de bevolking allochtoon.
Van verschillende kanten hoor ik dat de Amsterdamse allochtoon het vertrouwen in de zorg kwijt is en dat als gevolg daarvan Turken, Marokkanen en Chinezen zich liever in het herkomstland laten behandelen of opereren. Ghanezen halen hun zorg in Belgie en Duitsland. De verhalen zijn soms schrijnend. Zo ook het verhaal van een dochter wiens vader zes jaar lang de verkeerde medicijnen toegediend heeft gekregen en daarvan doodziek werd. Een bezoekje aan het herkomstland en de pijn was weg. Of van die vriendin met Sikkelcel-ziekte die door enorm veel bloedverlies bijna overleed en aan helse pijnen leed toen zij van haar tweede zoon beviel. Uit alle macht probeerde zij de arts te overtuigen dat zij Sikkelcelziekte had. De arts luisterde niet en hield koppig vol aan zijn eigen diagnose. Later werd zij door Traumatolgie uitgenodigd een praatje te houden over haar nare ervaring toen voor aankomende artsen.
Toen er nog een schooldokter was werd ik gewogen en gemeten. Ik was volgens de statistieken altijd te mager en dus te licht. Het advies luidde dan ook altijd: meer eten. Het echte verhaal was dat ik als tengere allochtoon gewoon werd meegenomen in de statistieken van grote blozende Hollandse jongens.
In het land van herkomst heeft de dokter een witte jas aan, gaat naast je staan trekt je ooglid op en bekijkt de pupil. Daarna mond open, tong uitsteken en de dokter vertelt wat er aan de hand is. De autochtone arts, zo vertelt een Ghanese vrouw, werkt anders. Die kijkt je nauwelijks aan, tikt achter zijn bureau in de computer gegevens in, geeft een recept en wegwezen. Hoe kan die dokter nou weten wat er aan de hand is, vraagt zij zich af.
Allochtonen en de zorg staan al vijftien jaar op de agenda, maar er is bitter weinig gebeurd. Ieder gevoel van urgentie ontbreekt. Daarom heb ik de wethouder diversiteit gevraagd of hij eens een keer met professor Karien Stronks, hoofd Sociale Geneeskunde bij de faculteit Geneeskunde Universiteit van Amsterdam, wil praten. Karien Stronks is de specialist op de invloed van maatschappelijke context, bijvoorbeeld de sociaal-economische status, op gezondheidsverschillen. Wordt vervolgd.