5 juni 2008

Zijn we zo dom?

Zijn we zo dom?

In deze tijd, waarin de maatschappelijke discussie over een delicaat en tegelijkertijd complex onderwerp als integratie en immigratie wordt gereduceerd tot een polemiek over het bestaansrecht van het nationale feest van Sinterklaas – denk daarbij aan de recente uitspraken van Rita Verdonk – vraag je je af of de politiek in Nederland überhaupt nog iets zinnigs heeft te melden over dit onderwerp.
In de laatste integratienota van VROM (titel noemen) stellen de schrijvers dat sociale en culturele achterstand hand in hand gaat met sociaal-economische achterstand. Veel niet-westerse allochtonen, en dat zelfde geldt voor laagopgeleide autochtonen, beschikken over onvoldoende vaardigheden en netwerken om met succes te kunnen deelnemen aan het economische leven. Om de arbeidsparticipatie te vergroten wil het kabinet met name niet-westerse vrouwen en jongeren via het beroepsonderwijs, zogenaamde soft skills aanleren zodat hun kansen op een baan toeneemt. Een prachtig idee. Niettemin vraag ik me af of al die beleidsmakers voldoende op de hoogte zijn van wat er zich werkelijk in de praktijk afspeelt.
Tijdens de laatste verkiezingscampagne in 2007 nam Wouter Bos afstand van de rammelende immigratiepraktijk van de jaren zeventig waarbij iedereen werd toegelaten. De idee was om in afwijking van de praktijk van destijds, alleen maar mensen toe te laten die we nodig hebben. Maar zijn wij wel in staat om hier handen en voeten aan te geven? Laat ik dit illustreren aan de hand van een concreet voorbeeld uit de praktijk..
In 2004 besloot het stadsdeelbestuur van Amsterdam Zuidoost om zestig Ghanese vrouwen uit de bijstand te halen door ze op te leiden voor een baan in de kinderopvang gezien het tekort aan leidsters in die sector. De vrouwen waren allemaal ouder dan 40 jaar en bovendien moeder of oma. Nadat ze hun niveau2 diploma hadden behaald vonden ze al snel een baan in de kinderopvang. Maar dat duurde niet lang. Een paar maanden later al, kwam de inspectiedienst op bezoek en sommeerde de werkgevers om alle vrouwen met een niveau2 diploma naar huis te sturen omdat zij ‘op-zijn-minst’ over een niveau3 diploma zouden moeten beschikken. Hierdoor belandden de vrouwen ondanks hun genoten opleiding opnieuw in de bijstand.
In het afgelopen jaar zijn veertig van de zestig vrouwen die hebben deelgenomen aan het project naar Londen vertrokken. In maart van dit jaar heb ik zes van deze vrouwen in Londen gesproken. Zij vertelden mij dat de rigiditeit van het Nederlandse systeem het vrijwel onmogelijk maakt een plek op de arbeidsmarkt te bemachtigen. In Engeland daarentegen konden zij direct aan de slag. Al een week na vertrek uit Nederland vonden zij een baan in de kinderopvang: niet alleen werd hun Nederlandse diploma door de Engelse instanties erkend, zij verdienen zelfs meer dan met een niveau3 diploma in Nederland.
Het had ook anders kunnen gaan. De inspectiedienst had bijvoorbeeld kunnen besluiten dat de vrouwen in de kinderopvang konden blijven werken mits zij binnen 2 of 3 jaar het gevraagde niveau3 diploma zouden behalen.
Dat het anders kan, heb ik ervaren tijdens een reis in Zuid-Afrika. Het viel me op dat alle vrouwen die in het restaurant en de keuken van het Hilton hotel in Johannesburg werkten, big Afrikaans mama’s van boven de 50 waren. Omdat de service perfect was, was ik nieuwsgierig naar hun achtergrond en sprak ik met enkelen van hen. Eén van de vrouwen was vroeger de nanny van de directeur en al 25 jaar bij zijn familie in dienst. Toen de directeur voor zijn restaurant goed getraind personeel nodig had, benaderde hij zijn nanny omdat ze een perfect profiel had en het daarom weinig geld zou kosten om haar jarenlange ervaring te certificeren. Hij had daarmee een niche op de markt gevonden die Zuid-Afrikaanse vrouwen nieuwe kansen en mogelijkheden bood en hem tegelijkertijd financieel voordeel opleverde.
In Nederland bestaan dezelfde mogelijkheden om dit soort niches te creëren. Denk bijvoorbeeld aan oudere Marokkaanse en Turkse vrouwen bij wie, vanuit hun cultuur, hygiëne uitermate belangrijk is. Zij zouden met een verkort opleiding prima kunnen functioneren in de zorgsector. Maar waarschijnlijk zouden we eerst weer die zinloze en hemeltergende discussie over al dan niet hoofddoekjes moeten voeren voordat deze vrouwen een baan kunnen vinden.
Als lokaal bestuurder doe je je best om vrouwen die langdurig in de bijstand zitten en die tevens jarenlang allerlei financiële tegemoetkomingen hebben ontvangen, te helpen aan een betaalde baan. Maar vanwege onze starheid zijn we niet in staat om alle kansen te benutten zodat wij deze vrouwen en hun talenten verliezen.
In 2009 starten wij opnieuw met een project ‘Vrouwen in de kinderopvang’. Ondertussen worden de wachtlijsten in de kinder- en naschoolse opvang allengs langer en de tekorten aan personeel groter. De werkgevers worden aldus gedwongen om voor dubbele kosten tijdelijke krachten in te huren via het uitzendbureau.
Ergens in London lacht een ondernemer in de kinderopvang zich een ongeluk. Zijn wij nou zo dom, of zijn de Engelsen zo slim?

Jude Kehla Wirnkar is stadsdeelwethouder in Amsterdam Zuidoost