2 november 2011

Toezicht kinderopvang moet beter

Amsterdam doet nog niet genoeg aan het toezicht op kinderopvang. Dat blijkt uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie. Dat moet anders, dat moet beter. Na al wat er gebeurd is in de zedenzaak rond het Hofnarretje moet de gemeente hier bovenop zitten. Daarom heb ik vragen gesteld die moeten leiden tot verbetering van het toezicht.

Op 29 oktober heeft minister Kamp een overzicht van de onderwijsinspectie naar de tweede kamer gestuurd waarin staat of gemeenten hun toezicht op kinderopvang goed uitvoeren. Uit dit overzicht blijkt dat Amsterdam de B-status heeft gekregen van de inspectie. Dit betekent dat Amsterdam niet voldoet aan de wettelijke minimumeisen van toezicht en handhaving, maar wel meewerkt aan het maken en uitvoeren van verbeterafspraken tussen de inspectie en het college van B en W.

De onderwijsinspectie heeft al eerder, in 2008, geconstateerd dat Amsterdam een achterblijvende gemeente is op het gebied van handhaving kinderopvang. Naar aanleiding hiervan zijn de stadsdelen een verbetertraject gestart dat tot 1 mei 2011 liep.
Eerder dit jaar was de commissie Gunning zeer kritisch over de kwaliteit van toezicht en handhaving in de stad, in het rapport dat zij schreef naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak van december 2010.

Amsterdam voldoet niet aan belangrijke normen
De GGD is eerstelijns toezichthouder op de kwaliteit van kinderopvang. Op 20 oktober berichtte RTVN-H op basis van een eigen onderzoek naar de rapporten van de GGD dat ruim 60 procent van de kinderdagverblijven in Amsterdam niet voldoet aan de GGD normen. Bij acht procent moet zelfs snel actie worden ondernomen.

Volgens RTVN-H zijn de meest voorkomende problemen dat er te weinig leidsters voor een groep staan, dat personeelsleden nog geen Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben en dat het personeel niet op de hoogte is van het protocol kindermishandeling, waarin staat wat er gedaan moet worden als er signalen zijn van kindermishandeling.

De PvdA vindt de kwaliteit van kinderopvang van essentieel belang voor de ontplooiingskansen van kinderen en hun ouders. Wij betreuren het dan ook ten zeerste dat het toezicht naar oordeel van de onderwijsinspectie nog niet op orde is en dat de kwaliteit in veel kinderdagverblijven onder de maat is.

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekenden de eer, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Is het college op de hoogte van de resultaten van de onderwijsinspectie van 29 juli jl. en het onderzoek van RTVN-H van 20 oktober jl.?

2. Op welke punten wordt niet voldaan aan de wettelijke minimumeisen van toezicht en handhaving volgens de onderwijsinspectie?

3. Welke verbeterafspraken zijn er gemaakt met de onderwijsinspectie en op welke termijn moeten die afspraken zijn nageleefd?

4. In reactie op het rapport Gunning gaf het college op 18 april jl. aan dat de gemeente een veel steviger rol moet pakken bij het borgen van kwaliteit. In hoeverre zijn de maatregelen die in die bestuurlijke reactie zijn voorgesteld, meegenomen in de beoordeling van en afspraken met de onderwijsinspectie?

5. Welke verbeteringen in toezicht- en handhaving zijn inmiddels doorgevoerd na beoordeling door de onderwijsinspectie?

6. Klopt het de leidster-kind ratio, het ontbreken van een VOG en gebrekkige kennis van het protocol kindermishandeling de meest voorkomende problemen zijn bij Amsterdamse kinderdagverblijven? Hoe vaak worden deze problemen geconstateerd? Welke overige problemen worden aangetroffen? Graag ontvangen wij een overzicht, uitgesplitst per kinderopvangorganisatie.

7. Welke ontwikkelingen zien we bij de kwaliteitsbeoordeling van kinderopvangorganistaties? Neemt het aantal geconstateerde problemen toe of af? Wat is daarvan de oorzaak? Is er een verband met een andere vorm van toezicht in de afgelopen maanden?

8. Met hoeveel kinderdagverblijven zijn verbeterafspraken gemaakt? Wanneer moeten deze verbeteringen zijn nageleefd?

9. Wat gaat de gemeente doen om ervoor te zorgen dat de kinderdagverblijven gaan voldoen aan de gestelde eisen?