1 mei 2007

Schriftelijke vragen van het raadslid Willemse (PvdA) inzake de rechtspositie van Amsterdamse huurde

In het Parool van 22 augustus 2006 worden zowel een ambtenaar van de Dienst Wonen als een medewerker van de Huurdersvereniging Amsterdam aan het woord gelaten over onduidelijke en tijdelijke huurcontracten. Aangegeven werd dat de regels zo ingewikkeld zijn dat misverstanden zich makkelijk voordoen en dat daardoor woningcorporaties de mazen van de wet opzoeken. Hierdoor zou de rechtspositie van Amsterdamse huurders worden aangetast.

Op grond van art. 42 van het Reglement van Orde voor de Gemeenteraad heeft ondergetekende de eer namens de PvdA de volgende schriftelijke vragen te stellen.

Amsterdam, september 2006

1. Heeft u kennis genomen van het artikel in het Parool van 22 augustus 2006 waarin ondermeer de Dienst Wonen aangeeft dat de rechtspositie van Amsterdamse huurders wordt aangetast door onduidelijke en tijdelijke huurcontracten?

2. Waarop is de informatie in het Parool artikel gebaseerd? Kunt u ons informatie verschaffen hoe vaak onduidelijke huurcontracten worden afgesloten , wat de aard van de onduidelijkheid is, bij welke woningcorporaties en/of andere verhuurders het voorkomt en hoe vaak huurders daadwerkelijk in hun rechtspositie zijn getroffen?

3. Bent u het eens met de stelling van de Dienst Wonen dat de regels strikt maar ingewikkeld zijn en dus vatbaar voor misverstanden, cq het gedrag oproepen dat woningcorporaties de mazen van de wet opzoeken?

4. Wat bent u van plan aan deze situatie te doen? Gaat u de regelgeving aanpassen om zo de positie van de Amsterdamse huurders te beschermen? Wordt de gemeenteraad vanaf heden periodiek door u op de hoogte gehouden en op welke wijze zal dat gebeuren?

H.J.Th. Willemse