8 mei 2007

Schriftelijke vragen Van der Garde over ‘Project Juxta’ bij het politiekorps

Amsterdam, 1 mei 2007

Op grond van artikel 17 van het Reglement van Orde heeft ondergetekende de eer de volgende schriftelijke vragen te richten tot het College van Burgemeester en Wethouders.

In Intermediair van 20 april 2007 stond het bericht dat onder de naam ‘Project Juxta’ er 12 jonge academici zijn aangenomen bij het korps Amsterdam-Amstelland om tegenspraak te bieden in de politieorganisatie. Nu is tegenspraak organiseren natuurlijk een goed idee, maar we hebben hierover toch enige vragen. In het zelfde artikel stond namelijk dat de opdracht van de 12 op geen enkele wijze vast werd omschreven en enkele van de academici zelf enige vragen hadden bij het nut van hun inbreng bij de politie.
Daarnaast is kort geleden bekend geworden dat Amsterdam grote moeite heeft van 4600 agenten naar de benodigde 5600 te komen. Minister van Binnenlandse Zaken Ter Horst gaf in antwoord op Tweede Kamer vragen van het CDA aan dat het korps zelf verantwoordelijk is voor het binnenhalen van 900 extra agenten.

1. Waarom is er gekozen voor het binnenhalen van 12 academici die tegenspraak moeten organiseren binnen de politie en wat is de taakomschrijving van deze mensen?

2. Op welke gebieden wordt bij de politie binnen het korps Amsterdam-Amstelland tegenspraak nodig geacht?

3. Wat is de verwachting van het rendement dat het ‘Project Juxta’ de politieorganisatie zal opleveren? En hoe gaat men het project evalueren?

4. Wat zijn de personeelskosten die voor het ‘Project Juxta’ zijn gemaakt?

5. Zijn deze kosten betaald uit het reguliere budget van waaruit ook een bonus conform de CAO voor politieagenten had kunnen worden bekostigd of extra politieagenten hadden kunnen worden aangesteld?

6. Wat zijn de inspanningen van de politie voor het binnenhalen van 900 agenten?

7. Hoe verhoudt dit project zicht tot de berichtgeving van 30 april jongstleden dat bij de Amsterdamse politie de komende vier jaar enige miljoenen moet worden bezuinigd?

Het lid van de gemeenteraad,

M.C. van der Garde (PvdA)

Bijlage: artikel Intermediair

Creatieve academici nemen de Amsterdamse politie onder de loep

Wat doen jonge neurowetenschappers, kunstenaars en antropologen tussen Amsterdamse agenten? Op verzoek van korpschef Bernard Welten loopt een dozijn vrijdenkers anderhalf jaar mee. Deel 1 van een serie: ‘We hopen dat u de politie met uw tegendraadsheid besmet.’

De Bende van Welten
‘Je moet natuurlijk wel iets met verkeer hebben’, zegt de agent achter het stuur, ‘anders zit je hier fout.’ Het verkeerslicht springt op groen en geroutineerd manoeuvreert hij het politiebusje de weg af, het fietspad op. In het uitgestrekte havengebied waar hij en zijn partner de ronde doen, wonen nauwelijks mensen. Maar er wérken er 35 duizend, van wie de meesten met de auto komen. De westelijke Amsterdamse havens zijn daarnaast een populaire locatie voor illegale feesten, hennepplantages en de uitvoer van gestolen goederen. Maar vandaag is er tijdens drie uur surveilleren geen enkel incident geweest. Pas als het busje naar het bureau terugrijdt, wordt een aanrijding gemeld. ‘Met of zonder?’ vraagt de agent over de mobilofoon. Ook al is het zonder persoonlijk letsel, toch trapt hij op het gas. De vering is niet berekend op zoveel daadkracht en zijn passagiers stuiteren op de achterbank. Het tweetal in burger zou makkelijk voor arrestanten zijn aangezien. Maar de neurowetenschapper en informaticus hebben niets fout gedaan. Ze kijken juist of er iets te verbeteren valt.
De twee vallen onder het Juxta-programma van het politiekorps Amsterdam-Amstelland, waarvoor onlangs twaalf pas afgestudeerde academici zijn aangenomen. Eind vorig jaar reageerden zij ieder op een wervingsadvertentie in een aantal dag- en weekbladen, waaronder Intermediair: ‘De politie Amsterdam-Amstelland zoekt creatieve academici. Van filosofen tot natuurkundigen, van sociaal geografen tot islamologen, van kunstenaars tot econometristen.’ Het korps wilde ‘onconventionele denkers binnenhalen om met een kritische blik naar de organisatie te kijken’ en te laten zien wat er beter kan. Sollicitanten mochten niet langer dan een jaar daarvoor zijn afgestudeerd of een aio-schap hebben afgerond. Waar kwam idee vandaan? En wie zijn die onconventionele starters die de politie onder de loep gaan nemen?
Juxta is het geesteskind van Bernard Welten, hoofdcommissaris van het Amsterdamse korps. De korpschef heeft al eerder baat gehad bij de frisse ideeën van stagiairs met een (voor de politie) afwijkende studie. Daardoor kreeg hij het idee om voor een periode van anderhalf jaar een grotere groep ‘andersdenkenden’ van buiten aan te trekken. De behoefte om het korps te behoeden voor blinde vlekken en kritisch te kijken naar het functioneren ervan, zegt Juxta’s programmacoördinator Andrea Agterberg, is actueel geworden na de Schiedammer ‘parkmoord’ in 2000. Daarvoor werd een onschuldige veroordeeld door fouten van justitie.
‘Sindsdien ligt in de politieorganisatie steeds meer nadruk op het organiseren van tegenspraak’, aldus Achterberg. ‘We wilden nu eens niet de doorsnee benadering hanteren, zoals eerst problemen definiëren en daar de juiste expertise bij zoeken, maar juist de vaste denkkaders doorbreken, de creativiteit de vrije hand geven en iets veel lossers teweegbrengen.’
De aanpak is z- los dat inhoud, verloop noch resultaat van het Juxta-programma vaststaat. De leden van de Juxta-groep hebben geen functieomschrijving en het programma kent slechts een grove tijdsplanning. De kandidaten krijgen drie maanden de tijd om kennis te maken met het korps; daarna formuleren ze elk een onderzoeksvraag. Die dient raakvlakken te hebben met het rapport Politie in Ontwikkeling dat in 2005 onder Welten totstandkwam. Het is een visie op het toekomstige politiewerk ‘met betrekking tot zaken als veiligheid en het gericht zijn op stromen van mensen, geld, goederen en informatie’. Als de korpsleiding akkoord is met de onderzoeksvragen krijgt iedereen vijftien maanden om zijn onderzoek te doen. Het eindresultaat daarvan kan een rapport zijn, een advies, een opzet voor een training, maar ook een tentoonstelling of een film.
Harde wetenschappers
‘Die oproep voor onconventionele denkers sprak me wel aan’, zegt neurowetenschapper Martijn Schippers (32), die van diverse middelbare scholen werd gestuurd, wegens zijn autoriteitsproblemen zelfs uit het leger werd gezet en daarna enkele jaren ‘rondhing’ in het linkse kraakmilieu. ‘Ik heb altijd een ambivalente houding gehad ten opzichte van de politie.’ Toen Schippers solliciteerde, rondde hij net zijn studie af en had hij nog een baan als researchassistent in een centrum voor cognitief hersenonderzoek. ‘Interessant werk, maar fundamenteel onderzoek kan heel droog zijn en het maatschappelijk belang is niet altijd zichtbaar.’ Hij was al aan het rondkijken toen hij over Juxta las. ‘De mogelijkheid om kortstondig in een organisatie te duiken en te ontdekken of ik daar mijn wetenschappelijke ideeën kan inpassen, leek me wel aardig.’
De wervingscampagne leverde 230 sollicitatiebrieven op. Vijfenvijftig kandidaten mochten een essay lees: zeer vrije associatie schrijven naar aanleiding van de nota Politie in Ontwikkeling. Ten slotte volgde een individueel gesprek. ‘Bij de sollicitanten was de “harde kant” van de wetenschap ondervertegenwoordigd’, zegt Agterberg. ‘Er reageerden een aantal chemici, een sterrenkundige en wat economen, maar het merendeel was kunstenaar, filosoof of antropoloog. De programmacoördinator schrijft dat toe aan de formulering van het programma en aan de groeiende arbeidsmarkt voor bèta’s.
Zo&r
squo;n groep vrijdenkers beoordelen, dat viel de selectiecommissie niet mee. Agterberg: ‘Normaal werven we voor een specifieke functie en weten we precies welke kwaliteiten daarvoor nodig zijn. Nu zochten we een specifiek type mens: nieuwsgierig, initiatiefrijk, enthousiasmerend, non-conformistisch en maatschappelijk betrokken.’ De uiteindelijke ‘Bende van Welten’ is een kleurrijke groep: de leeftijden variëren van midden twintig tot begin vijftig, de studies van humanistiek tot talen en culturen van het Midden-Oosten, de interesses van burgerparticipatie tot eerwraak.

Begin februari heet de korpschef -die zelf politicologie heeft gestudeerd – zijn Juxta-groep persoonlijk welkom tijdens een lunch op het hoofdbureau. In de ‘Gouden Gang’, waar de korpsleiding zetelt, neemt de groep plaats aan één zijde van de ovalen tafel. ‘U moet eens weten hoe blij ik ben’, zegt Welten met een grote glimlach tegen de groep. Voor hem ligt een dik pak papier op tafel. Passages zijn onderstreept. ‘Ik heb uw essays gelezen en u heeft mij ernstig geïrriteerd’, zegt de korpschef. ‘Dat is geweldig.’ Twee commissarissen een jurist en bedrijfskundige knikken instemmend.
Welten bladert door de stapel. ‘Wie schreef ook weer dat de politie in haar huidige vorm uiteindelijk moet worden opgeheven? En wie vond dat de visie in de nota een naargeestig klimaat voedt waarin solidariteit en tolerantie verdwijnen? Hoe komt u erop? Aan het eind van de rit hopen we dat u veel collega’s met uw tegendraadsheid heeft besmet en hun denkvermogen heeft gestimuleerd.’
Na een kort voorstelrondje reageert de korpsleiding op een aantal stellingen van de Juxta-groep, zoals ‘de media zijn bepalend voor de uitvoering van de politietaak’. ‘Hoe over ons wordt geschreven, kan helpen ons gezag te vergroten’, begint Welten. ‘Maar de politie weet helemaal niet hoe ze met de media moet omgaan’, werpt kunstenaar Roos Houniet (30) tegen. ‘Jullie zouden veel minder moeten reageren en juist zelf bepalen wat je naar buiten wilt brengen. Toen ik tijdens mijn sollicitatiegesprek zei dat ik een film zou willen maken, vond iedereen dat goed. Maar toen ik aangaf die film dan ook naar buiten te willen brengen, schrok iedereen zich plotseling wild.’ ‘Jullie zullen ons ook moeten toestaan af en toe te schrikken’, zegt de hoofdcommissaris.
De tijd is te kort en de korpsleiding te druk om alle stellingen uitgebreid te bespreken. ‘Dit levert enorm veel energie,’ zegt de hoofdcommissaris, ‘al die vragen waarvan ik sommige niet eens begrijp.’ Hij laat zijn blik nog een keer langs de groep gaan. ‘Mooi, dan blijven we in volstrekte verwarring met elkaar.’ ‘Volgende keer bij ons?’, vraagt Martijn Schippers. Luid gelach. Welten besluit met een advies: ‘Laat u niet uit het veld slaan als andere mensen uit de organisatie verbaasd op u reageren.’

PowerPoint-presentaties
‘Wie zegt u?’ Bij de balie van het politiekantoor in Amsterdam-Oost heeft niemand van Juxta gehoord. Het gebouw is al enkele weken de uitvalsbasis van de groep. Na hulp van de afdeling voorlichting gaat het poortje dan toch open. Binnenkort verhuist al het personeel naar een ander pand. Tot die tijd mogen de Juxta-leden de koffiekamer gebruiken als kantoor. Ze vullen hun werkdagen nu nog met het bekijken van PowerPoint-presentaties om het korps -waar meer dan zesduizend mensen werken – zo snel mogelijk te leren kennen.
En ze hebben zich al over allerlei zaken verwonderd: de warme ontvangst, de trots van de agenten op hun organisatie, het lelijke hoofdgebouw met het piepkleine opschrift ‘politie’, het boekwerk met 52 pagina’s gangbare afkortingen, de sokken met politielogo van een wijkchef.

‘Ik was vooral voorbereid op een enorm dominante mannencultuur, maar het valt tot nu toe erg mee’, zegt Sinan Cankaya (24), een van Juxta’s twee cultureel antropologen. Hij vindt de politiemensen heel aardig en joviaal. ‘Misschien zijn dit ook nog wel de wittebroodsweken’, voegt Cankaya toe. ‘We hebben tot nu toe alleen mensen uit de top ontmoet en dit project is natuurlijk wel een wensje van Welten.’ Cankaya studeerde af op conflicthantering en is geïnteresseerd in thema’s als discriminatie, vooroordelen, de botsing tussen bevolkingsgroepen, en stedelijke conflicten.
In de Nijmeegse achterstandswijk waar hij opgroeide, wilde hij liever niets met het blauw op straat te maken hebben. ‘Ik was altijd wat huiverig voor de politie.’ Toch besloot Cankaya er te solliciteren. ‘Als antropoloog ben ik getraind om vanuit een andere invalshoek naar dingen te kijken, me te verwonderen over dingen die anderen niet opvallen, dus dat aspect sprak me aan.’ Als de groep straks met wijkteams de straat op gaat, voorziet hij wel wat kritische reacties. ‘Grote kans dat zo’n wijkagent denkt: jongen, jij bent vierentwintig jaar, wat kom je mij nou vertellen?’ Met wat tact denkt de wetenschapper dat wel op te lossen. ‘Ik ben hier de eerste drie maanden om zo veel mogelijk te observeren en alles als een spons in me op te nemen.’
‘Een spons?’, zegt neurowetenschapper Schippers, terwijl hij in de kantine een broodje kaas smeert. ‘Dan ben ik eerder een schuurspons. Want ik ben wel een type dat altijd direct begint met vragen stellen: ik stuur graag de informatie die ik krijg.’ Met zijn achtergrond in informatica, kunstmatige intelligentie en psychologie is Schippers vooral geïnteresseerd in de efficiëntie van informatiestromen. ‘Om te beginnen bij de agent op straat. Waar krijgt die zijn informatie vandaan, is die informatie toereikend, wat gebeurt er vervolgens mee? Daar valt geheid een en ander te verbeteren.’ Schippers is even stil, en vervolgt: ‘Als je er echt goed over nadenkt, is onze opdracht heel typisch. Ergens op een onconventionele manier over nadenken: zoiets kun je helemaal niet afdwingen.’
Roos Houniet gaat de komende anderhalf jaar een kunstwerk maken. ‘Iets met film of video, ik kan niet anders.’ Om de huur van haar eigen atelier te betalen werkte ze al eerder via een uitzendbureau als administratief medewerker van het Amsterdamse korps. Houniet heeft weinig met autoriteit of gezag. ‘Maar vanuit mijn maatschappelijke betrokkenheid vind ik de politie fascinerend.’ Juxta is voor haar de ideale gelegenheid zich vrij in het korps te kunnen bewegen en inspiratie op te doen. ‘Maar ik moest wel degelijk iets overwinnen om er deel van te gaan uitmaken.’ Ze had vooral moeite met het afleggen van de verplichte ambtseed of belofte, waarmee de groep in het Okura Hotel in het bijzijn van familie trouw beloofde aan ‘de koning’. De kunstenares: ‘Je levert je toch over aan iets waar je zelf geen binding mee voelt.’
Nog een aantal weken en dan leggen de Juxta-leden ieder hun onderzoeksvraag voor aan de korpsleiding. Cankaya overweegt een opleiding over multicultureel bewustzijn te ontwikkelen voor de Politieacademie; Houniet gaat een beeldonderzoek doen naar het politiewerk en mag bij wijze van hoge uitzondering foto’s maken van een moordreconstructie; Schippers heeft ideeën voor een nieuwe database.
Waartoe het gaat leiden weet de Juxta-groep nog niet. Houniet: ‘De verwachtingen zijn hoog, maar niet concreet.’ Ook is de kunstenares sceptisch over de beloofde bewegingsvrijheid. ‘We zijn binnengehaald als een soort special force. Maar het zou heel goed kunnen dat het korps helemaal niet is voorbereid op wat het met Juxta te wachten staat.’

Intermediair zal Sinan Cankaya, Roos Houniet en
Martijn Schippers de komende anderhalf jaar volgen bij hun werk voor de Amsterdamse politie.

18 april 2007
Lorain O’Mahoney