27 augustus 2006

Schriftelijke vragen inburgering, 16 februari 2003

De fractie van de PvdA is van mening dat de verplichte inburgering van zeer groot belang is voor de integratie van nieuwkomers. Het vervolg van dit inburgeringstraject (scholing of een baan) is van invloed op het slagen van de nieuwkomer in onze samenleving. In Het Parool van zaterdag 16 februari 2003 staat dat het niet goed gaat met de inburgering in Amsterdam.

Op grond van het vorenstaande stellen vragenstellers de volgende vragen.

1. Heeft het College van Burgemeester en Wethouders kennisgenomen van het artikel in Het Parool op zaterdag 16 februari 2003, getiteld: Inburgering stokt door bureaucratie?

2. Klopt de conclusie van de heer Nagtegaal in dit artikel dat er een stammenstrijd heerst tussen gemeentelijke diensten, die de inburgering door nieuwkomers in de weg staat?

3. Hoe verklaart het College van Burgemeester en Wethouders de huidige knelpunten bij de doorstroming van nieuwkomers naar een traject van scholing of werk na de verplichte inburgeringscursus in Amsterdam?

4. Hoe ziet het College van Burgemeester en Wethouders deze knelpunten in de ontwikkelingen van de nieuwe dienst Werk en Inkomen?

5. Welke stappen is het College van Burgemeester en Wethouders van plan te nemen om deze knelpunten op te lossen?

6. Is het College van Burgemeester en Wethouders het met de Gemeentelijke Sociale Dienst eens dat de samenwerking tussen verschillende partijen na de inburgering niet goed verloopt? Zo ja, wat kan het College er aan doen om die samenwerking in de toekomst te bevorderen?

7. Is het College van Burgemeester en Wethouders op de hoogte van het overleg tussen partners volgende week. Wat is de inzet van het College in dit overleg?

Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld.

1. Ja.

2. Het Parool stelt dat de heer Nagtegaal van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) van mening is dat er sprake zou zijn van een stammenstrijd tussen gemeentelijke diensten. Er zijn inderdaad diverse gemeentelijke diensten betrokken bij de inburgering van nieuwkomers. De betrokkenheid van deze diensten is een afgeleide van een niet altijd even samenhangend pakket van wetten en regelgevingen die deze diensten verplicht stellen te voldoen aan diverse voorwaarden voor implementatie. Het is landelijk bekend dat gemeenten tijdens de implementatie van het landelijk beleid worstelen met praktische problemen. Volgens de Wet inburgering nieuwkomers (Win) hebben nieuwkomers overigens een inburgeringplicht, ongeacht hun afstand tot de arbeidsmarkt. Het inburgeringbeleid komt er ten principale op neer, dat inburgeren prioritair is boven het vinden van, respectievelijk het toegeleid worden naar werk. Vanuit het perspectief van de Nieuwe algemene bijstandswet staat de toeleiding naar werk voorop. Een ontschotting van de verschillende landelijke beleidslijnen zou naar de mening van de diverse diensten een betere uitwerking kunnen hebben voor de inburgeringproblematiek. Verder moeten de afspraken tussen de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) inzake de gemeenschappelijke doelgroep(en) voortdurend geagendeerd blijven.

3. De gesignaleerde knelpunten hebben te maken met:– het van kracht worden van de Win (eind 1998) en de implementatie ervan in Amsterdam;– de opheffing van de Arbeidsbureaus en de veranderde rol van de in plaats van de Arbeidsbureaus ingestelde Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s);– het van kracht worden van de Nieuwe algemene bijstandswet, die voor de sociale diensten, naast het verschaffen van uitkeringen, de arbeids(re)integratie als belangrijke taak introduceerde. Het proces van implementatie van de veranderde wet- en regelgeving is overigens nog gaande.

4. Ten tijde van de inwerkingtreding van de Wet inburgering nieuwkomers (1998) hebben de directeuren van de Dienst Welzijn Amsterdam (thans Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling), de Gemeentelijke Sociale Dienst en het Regionale Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Zuidelijk Noord-Holland (het formele bestuur van de Arbeidsbureaus in de regio, thans opgevolgd door de Centra voor Werk en Inkomen) een convenant gesloten om de dienstverlening van genoemde overheidsorganisaties voor nieuwkomers op elkaar af te stemmen. Als gevolg van de veranderde wet- en regelgeving is het College van Burgemeester en Wethouders van mening dat dit convenant onderwerp moet zijn van een ingrijpende revisie en bovendien moet worden uitgebreid met de dienstverlening voor oudkomers. Eind 2002 heeft het College het initiatief genomen tot een overleg hierover tussen de DMO, de GSD en de CWI’s. Het College streeft ernaar, nog vóór het zomerreces het resultaat van dit overleg in de vorm van een nieuw convenant aan de Gemeenteraad voor te leggen.

5. Naast het hiervoren vermelde (zie het antwoord op vraag 4) overlegkader is de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling bezig met het concipiëren van een beleidsnotitie, getiteld: Educatiebeleid in Amsterdam. Centraal in deze notitie staat een structurele aanpak voor de problematiek van vervolgcursussen voor ex-nieuw- en oudkomers die na de verplichte inburgeringcursussen, via een warme overdracht, op een vervolgeducatieprogramma of een beroepsopleiding kunnen worden gezet in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web). Het uitgangspunt van deze beleidsnotitie is de matching tussen educatie, beroepsonderwijs en toeleiding naar de arbeidsmarkt. Uiteraard zullen de GSD, de CWI en andere partners worden betrokken bij de totstandkoming van deze notitie.

6. De samenwerking tussen de verschillende partijen moet beter verlopen. Daartoe dienen de verschillende diensten hun werk (middels een convenant) beter op elkaar af te stemmen (zie ook de antwoorden op de vragen 4, 5 en 7).

7. Ja. De inzet was om met de betrokken partijen de knelpunten verder af te bakenen teneinde een helder en krachtiger beleid uit te stippelen.