Recreatie & Leisure: Bewoner, bezoeker en toerist
De wereld van de vrije tijd wordt er niet gemakkelijker op. De Nederlander heeft steeds meer vrije tijd tot haar beschikking maar heeft ook minder tijd die hij vrij kan besteden. We moeten en willen steeds meer en eigenlijk alles tegelijk. En het moet nog leuk en aantrekkelijk zijn ook. Liefst een belevenis, een experience.
Ook de terminologie die we daarbij gebruiken is moeilijker te omschrijven. Recreatie is volgens het woordenboek:
1 ontspanning, vrijetijdsbesteding
2 tijd voor ontspanning
In het algemeen wordt recreatie gezien als het gebruik maken van de gratis aangeboden voorzieningen of voorzieningen waarvoor een relatief geringe entree wordt geheven vanwege subsidie van de overheid.
Afhankelijk van het genot dat we beleven aan een bepaalde activiteit zijn we ook bereid er een kortere of langere tijd voor te reizen. Zo moet er in de directe omgeving van de woning gelegenheid zijn om een korte wandeling te maken en voor de kinderen moet er een kleine speelgelegenheid zijn met wipkip en glijbaan. Voor een zwembad zijn we bereid wat langer onderweg te zijn en voor een flinke boswandeling, een dagje aan het strand of een fikse fietstocht mag dat weer wat langer duren.
Toch zijn er voorzieningen die vroeger algemeen beschikbaar waren momenteel niet altijd meer voorhanden. Door de indikking van de bebouwing vervallen kleine stukken grond die ideaal waren als trapveldje of hangplek en de alternatieve Cruijff en Krajicek veldjes zijn lang niet overal te zien.
Vervaging van scheidslijnen en tegenstrijdige belangen
Alhoewel Leisure in het engels vrijwel dezelfde betekenis heeft als ons woord recreatie wordt het toch vooral gebruikt voor vrijetijdsactiviteiten te benoemen waaraan een economische component zit. Dingen die men doet in zijn of haar vrije tijd waarvoor men bereid is te betalen. Een bezoek aan een attractiepark of een welness centrum, maar ook fun-shoppen behoren daartoe. Er is ook een grijs gebied ontstaan, want waar hoort een disco avond in een zwembad thuis of een speciale bezichtiging in een museum? En musea krijgen steeds meer onderdelen die in een attractiepark niet zouden misstaan terwijl attractieparken steeds meer de educatieve tour opgaan.
Ik wil deze vervaging van scheidslijnen schetsen omdat ze ook optreden bij het medegebruik van burgers, dagbezoekers en toeristen. Enerzijds omdat ze allemaal gebruik maken van vrijwel dezelfde faciliteiten, maar ook omdat de belevenis vaak anders is. Zo zal de bewoner een bepaalde rechtmatigheid ‘opeisen’ terwijl de bezoeker en toerist juist de kritische massa inbrengen die de bijzondere experience mogelijk en betaalbaar maakt. De bezoeker gaat er juist heen omdat er veel mensen komen en de bewoner wil juist rust op het moment dat er veel bezoekers zijn.
Bovendien lopen de inzichten van bewoners, politici, ondernemers en toeristen niet parallel. Waar liggen de krachten van Amsterdam, hoe moet men die invullen en wat zijn de randvoorwaarden? Moet men het zoeken in kooptoerisme, drugs en snel scoren of moet men juist streven naar kwaliteitstoerisme en lange termijn effecten. Zijn beide uitgangspunten wel te verenigen?
Dilemma’s voor Amsterdam
Alom zal gesteld worden dat men moet streven naar kwaliteitstoerisme, maar de dagbezoeker en ‘kooptoerist’ mag men niet verwaarlozen. Deze twee facetten van het concept Leisure kunnen gemakkelijk tot een spagaat leiden, een duidelijk risico voor Amsterdam. Om dit te illustreren: enerzijds zijn er bijna uitsluitend 4 en 5 sterren hotels en zoekt de stad haar bedrijvigheid in hoogwaardige producten door het aan zich binden van de financiële wereld en congresbezoekers. Anderzijds zien we dat de winkels in de binnenstad steeds meer ‘verblokkeren’. Daarmee bedoel ik dat, net als in iedere andere stad in Nederland, Blokker naast alle andere ketens te vinden is met dezelfde pui, winkelinrichting en assortiment. Ze zijn onderling volkomen uitwisselbaar en alleen aan de tweede of derde etage kan ik nog stijlelementen tegenkomen die eigenlijk stadseigen zijn.
Moet de stad kiezen voor de toerist die op een koopje uit is en met een lage-kosten-carrier naar Amsterdam komt om de bloemetjes buiten te zetten en de bewoners van nieuwe potentiële markten die –tenminste qua logies- uit zijn op lage kosten verblijf? Of moet men meer insteken op groepen die misschien meer volgend zijn, maar langer blijven en een hoger uitgavenpatroon hebben? Deze laatste komt meer overeen met de zakelijke toerist waar men nu al naar op zoek is.
Het lijkt me dan ook noodzakelijk dat Amsterdam bij het bepalen van haar visie op recreatie eerst een paar stappen terug doet om uit te zoeken wat de kernkwaliteiten van Amsterdam zijn. Wat is er zo bijzonder aan de stad waar we voor willen gaan? Het is te gemakkelijk om te zeggen dat men alles heeft voor iedereen, want dan is er niets zo bijzonder dat het boven het maaiveld uitkomt. De kernwaarden zijn kapstokwoorden waaraan het beleid is opgehangen, niet de marketing of branding slogan zelf.
Daarnaast is een voorwaarde dat er een grote mate van consensus is over deze items, maar meer nog dat er een algemeen draagvlak is bij alle partijen om deze items te benoemen en als uitgangspunt te laten dienen voor verdere ontwikkelingen. Want iedere vervolgactiviteit mag alleen ondernomen worden als die een van de kernwaarden aanvult, of beter nog, sterker maakt. Niet alles moet dan nog mogelijk zijn en NEE is ook een antwoord.
Voorbeelden van andere steden
Een tweetal voorbeelden kan bovenstaande visie illustreren, te weten Den Haag en Rotterdam
Den Haag heeft drie productgroepen:
• bulk, winkelen en strand (met als uitgangspunten relatief lage bestedingspatronen, beperkte bereidheid om afstanden daarheen af te leggen, snel zap-gedrag van de consument etc.);
• een cultuur en cultuurhistorisch product (met musea, theaters, binnenhof, regering, koningshuis etc.)
• een internationaal product (stad van vrede en veiligheid, Joegoslavië tribunaal, vredespaleis, congressen, ambassades etc.)
Je kunt de afzonderlijke wijken er zo bijtekenen. Deze producten kun je afzonderlijk typeren als Den Haag (bulk);’s-Gravenhage (cultuur en cultuurhistorisch) en The Hague (internationaal) producten. Zo kun je verdedigen dat het Omniversum als Den Haag product op de verkeerde plek staat tussen ‘s-Gravenhage en The Hague elementen (Haags Gemeentemuseum en Joegoslavië Tribunaal)
Voor Rotterdam zou het verbindende element ‘water’ kunnen zijn. Met als kernwaarden ‘zoet’ (binnenstad, kopen, architectuur), zout (internationale wereldhaven) en zweet. Rotterdam is niet alleen bekend als werkstad, maar veel van de evenementen die Rotterdam organiseert zouden met inspanning geassocieerd kunnen worden. ABN AMRO tennistoernooi, de Rotterdam Marathon, het Zomercarnaval etc. Nieuwe evenementen binnen deze denktrant zullen eerder aanslaan omdat ze aansluiten bij de over Rotterdam gangbare gedachte.
Voor Amsterdam wil ik hier geen kernwoorden aangeven, maar de kernwaarden liggen ongetwijfeld bij de Gouden Eeuw, de museale kwaliteiten en de internationale aspecten. De grachtengordel met haar vele prachtige panden komen voort uit de rijkdom van de Gouden Eeuw en de internationale handel. En de kunst kon bloeien omdat de opdrachtgevers niet alleen de adel was, maar zeker ook de welgestelde burger. Een complex punt in tegenstelling tot bij voorbeeld Rotterdam en Den Haag is dat de binnenstad van Amsterdam ook een groot aantal bewoners kent in het gebied dat ook door de toerist wordt gebruikt. Dat maakt het hebben van een algemeen draagvlak ook zo noodzakelijk.
Het hebben van een dergelijke visie is onontbeerlijk om de lijnen naar de toekomst uit te zetten zonder dat er steeds weer met losse flodders op delen van het recreatieve of leisureproduct wordt geschoten. Vaak zijn daarbij de dagbezoeker en toeristen het doel, maar de berichtgeving is kwalijk voor het imago van de stad.
Aanbevelingen
Alhoewel ik van mening ben dat er eerst een visie moet komen op basis van het voorgaande over de in de toekomst te volgen aanpak wil ik toch enkele uitgangspunten meegeven voor de uitwerking waarbij ik aan de hand van enkele internationale voorbeelden enkele zaken wil duiden.
Iedere toeristenstad kan er niet aan ontkomen dat winkelen een onuitroeibaar element vormt van het bezoek. Eerder gaf ik al aan dat Amsterdam teveel dreigt af te glijden naar een eenheidsworst, terwijl steden als Barcelona en recentelijk noch Antwerpen zich hebben uitgesproken voor een uitgebreid en gevarieerd aanbod van winkels, waarbij niet alleen de grote merken en ketens een plek krijgen, maar ook kleinere zaken de mogelijkheid hebben om aan het geheel een duidelijke couleur locale te geven. Naast Antwerpen zou de binnenstad van Leipzig als voorbeeld kunnen dienen.
Maar ook de ketens hebben een voorbeeldfunctie. Ze moeten niet gemakzuchtig zijn en juist met nieuwe formules en pilot-stores een voortrekkende rol kunnen spelen zoals bijvoorbeeld Nike en Apple dat doen op de Michigan Avenue (Magnificent Mile) in Chicago.
Houd de stad leefbaar. Het zal er niet gemakkelijk van komen, maar toch krijgen ook in Amsterdam steeds meer panden een economische functie. Daardoor zou het net als de binnenstad van Praag een openluchtmuseum worden zonder ziel en krijgt Stefan Diender onverhoopt gelijk met zijn vergelijking met Disney. (Alhoewel hij gelijk heeft als hij bedoelde te zeggen dat hij kiest voor de opgeruimde parken en de hospitality van de medewerkers).
Chicago zou niet alleen met betrekking tot de Magnificent Mile een voorbeeldfunctie kunnen hebben voor Amsterdam. De manier waarop zij invulling hebben gegeven aan het Millennium Park zou een voorbeeld kunnen zijn voor een herinrichting van het Museumplein. Met aansprekende architectuur (het hoeft niet zo groots als dat van Gehry) zou er een (verzonken) podium gecreëerd kunnen worden dat multifunctioneel gebruikt kan worden voor openluchtconcerten, het UIT-festival, maar ook een rol spelen bij demonstraties, huldigingen en televisie uitzendingen. Enkele aansprekende objecten (Cloud Gate en Crown Fountain) zouden de brug kunnen slaan tussen het buitengebied en de musea. Bovendien zorgen deze objecten voor specifieke herkenningpunten die miljoenen keren gefotografeerd zullen worden en als zodanig extra promotie voor Amsterdam genereren. En de ontmoetingsfunctie van het plein zou sterk in aantrekkingskracht winnen als de musea de entree allemaal naar het plein zouden verleggen. Juist nu het Gemeentemuseum en het Rijksmuseum toch met een verbouwing bezig zijn zou dit een onderwerp van aandacht kunnen zijn.
Tenslotte mag zeker de multiculturele stad niet vergeten worden. Ook hierbij kan Chicago als voorbeeld dienen. In de 20er jaren van de vorige eeuw deed de universiteit van Chicago een langlopend bevolkingsonderzoek. De gemeenschappen kregen toen een naam, die niet gebaseerd was op politieke of wijkindeling. Deze gemeenschappen worden neighborhoods genoemd. Door leeftijden en immigratie wisselden de bewoners van deze neighborhoods, maar ze hebben allemaal een eigen identiteit en stralen dat ook uit. Zodanig zelfs dat het gemeentebestuur de activiteiten van deze neighborhoods ondersteunt en de Chicago Tourist Authority speciale programma’s heeft. Deze neighborhoods zijn trots op zichzelf en op elkaar en werken in veel gevallen samen, steunen elkaar waar nodig en zijn op de feesten van elkaar te vinden.
Guillaume van Grinsven is directeur van Leisure Consult Nederland BV. Hij adviseert bedrijven en overheden op het gebied van recreatie, toerisme en marketing.
Wilt u een exemplaar van deze essaybundel bestellen? Stuur dan een e-mail naar [email protected] of bel 020-552 34 77.