31 oktober 2011

PvdA stelt vragen over kinderen in armoede

PvdA raadsleden Maarten Poorter en Ahmet Olgun hebben schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het SCP rapport ‘Kunnen meer kinderen meedoen?’.
Uit het onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat slechts 3%, van de 518.000 kinderen die in armoede leven, gebruik hebben gemaakt van de voor hen bedoelde projecten om mee te doen aan sport, zwemles, cultuur, muziek en andere buitenschoolse activiteiten. Dat is weliswaar een groei, waarbij van kinderen die op bijstandsniveau opgroeien het aandeel dat ‘niet maatschappelijk meedoet’ is afgenomen met 9%, maar de resultaten zijn ronduit teleurstelend.

De fractie van de PvdA in Amsterdam vindt het belangrijk dat meer kinderen die op of onder de armoedegrens leven maatschappelijk participeren. De PvdA wil weten hoe de situatie in Amsterdam is ten aanzien van participatie van kinderen die opgroeien in armoede. De fractie van de PvdA heeft het afgelopen jaar meerder keren moties ingediend waarbij het college is gevraagd om ervoor te zorgen dat elk kind in Amsterdam ten minste 1 uur per week besteedt aan sport, cultuur en/of muziek, meer aandacht te besteden aan kinderen in het armoedepact en in de begroting voor 2012 prioriteit te geven aan eenoudergezinnen en kinderen die opgroeien in armoede. De laatste motie wordt momenteel uitgewerkt. Het is van belang dat het SCP-rapport hierbij door het college wordt betrokken.

Maarten Poorter: "In Amsterdam groeien ruim 31.000 kinderen op onder de armoedegrens. We moeten de perspectieven van deze kinderen verbeteren. Daarbij hoort dat zij jong in aanraking komen met sport, cultuur en andere buitenschoolse activiteiten."

Maarten en Ahmet stelden de volgende vragen:

1. Heeft het college kennisgenomen van het SCP-rapport Kunnen meer kinderen meedoen? Veranderingen in de maatschappelijke deelname van kinderen? Welke conclusies trekt het college uit de rapportage voor de participatie van kinderen in armoede in Amsterdam?

2. Hoeveel geld heeft de gemeente Amsterdam in het kader van dit programma van het rijk ontvangen voor het stimuleren van maatschappelijke participatie van arme kinderen?

3. Hoe zijn deze rijksmiddelen ingezet? Welke projecten zijn gefinancierd met deze middelen? Ondergetekenden ontvangen graag een volledig overzicht uitgesplitst naar de categorieën ‘arm’, ‘overig arm’ en ‘niet-arm’ (volgens de indeling in het SCP-rapport).

4. Wat zijn de effecten van deze projecten? Hoeveel kinderen zijn in Amsterdam meer gaan participeren aan cultuur, muziek en/of sport? Ook hier ontvangen ondergetekenden graag een uitsplitsing naar ‘arm’, ‘overig arm’ en ‘niet-arm’.

5. Het SCP-rapport geeft aan de kinderen die opgroeien in bijstandgezinnen eenvoudiger benaderbaar zijn dan kinderen die vallen onder de categorie ‘overig arm’. In hoeverre heeft de gemeente zicht op de kinderen die weliswaar niet leven van een bijstandsuitkering, maar het tegelijk niet breed hebben? Hoe wordt deze categorie kinderen benaderd?

6. Hoe zijn in Amsterdam de verantwoordelijkheid verdeeld ten aanzien de stimulering van participatie van kinderen die opgroeien in armoede? Wat zijn de verantwoordelijkheden van de stadsdelen, scholen, DWI en DMO? Wie voert de regie? En welke rol speelt het armoedepact in dezen (zie Motie Kinderen in Armoede I).

7. Hoeveel kinderen in Amsterdam nemen op dit moment geen of minder dan een uur per week deel aan vrijetijdsbesteding op het gebied van cultuur, muziek en/of sport? [zie ook onze overwegingen in de motie-Verbeet c.s. (Gemeenteblad 2010, afd. 1, nr. 697)].

8. Op welke wijze heeft het college uitvoering gegeven aan de motie Verbeet c.s. van 16 december 2010 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 697) waarin de raad de ambitie heeft uitgesproken/bevestigd dat elk kind minimaal 1 uur per week toekomt aan cultuur, muziek en/of sport?

9. Ondergetekenden zouden graag de antwoorden ontvangen voor de behandeling van de begroting voor 2012 zodat de antwoorden in deze kunnen worden betrokken.