Openbaar onderwijs verzelfstandigen met behoud van onderwijskwaliteit
In het coalitieakkoord Sociaal en Slagvaardig van PvdA, CDA en GroenLinks is afgesproken om de rollen van het stadsdeelbestuur en schoolbestuur van het openbaar onderwijs uit elkaar te halen om zo iedere schijn van mogelijke belangenverstrengeling tussen hun taken als lokaal bestuur en als schoolbestuur te vermijden. De huidige situatie waarin het stadsdeelbestuur op zichzelf als schoolbestuur moet toezien is niet meer van deze tijd. Daarom werd tijdens de raadvergadering van 31 oktober het voorstel voor de verzelfstandiging van het primair openbaar onderwijs besproken.
De PvdA sprak haar waardering uit voor de zorgvuldige wijze waarop het voorstel tot stand is gekomen waardoor er een plan ligt dat veel draagvlak heeft bij de betrokken partijen.
De verzelfstandiging van het primair onderwijs moet echter geen doel op zich zijn. ‘Het moet een bijdrage leveren aan de professionalisering van het bevoegd gezag en de dagelijks leiding, aan de kwaliteit van het openbaar onderwijs en aan een heldere positie van het politieke bestuur met betrekking tot het lokaal onderwijsbeleid’, aldus Gerard Kosters.
Hij betoogde verder dat het openbaar onderwijs recht heeft op een kwalitatief professioneel bestuur dat opkomt voor de belangen van het openbaar onderwijs en dat vanuit een gelijkwaardige positie met andere maatschappelijke organisaties, zoals bijzonder onderwijs en welzijnswerk kan samenwerken. ‘In discussies rond maatschappelijke ontwikkelingen die het onderwijs en leerlingen raken, moet het openbaar schoolbestuur als sterke en slagvaardige gesprekspartner kunnen optreden. Het stadsdeelbestuur moet vanuit haar politieke verantwoordelijkheid voor lokaal onderwijsbeleid vanuit een onafhankelijke positie kunnen opereren, ook ten aanzien van het bestuur van het openbaar onderwijs’.
De PvdA zegt verder geen voorstander te zijn van schaalvergroting. De menselijke maat is het uitgangspunt.
In een door haar ingediende motie pleit de PvdA ervoor dat de vrije toegankelijkheid en identiteit van het openbaar onderwijs gewaarborgd blijft en dat er geen sprake mag zijn van extra managementlagen en bureaucratische procedures.