Lodewijk de Heilige, een profiel in Het Parool
Profiel in Het Parool
Lodewijk de Heilige
Het licht op de fiets van Lodewijk Asscher doet het altijd. De voorman van de Amsterdamse PvdA en de grote verkiezingswinnaar deze week is degelijk, intelligent, gedreven, en je kunt nog met hem doorzakken ook. De griezelige perfectie van een vreselijk aardige jongen.
De jonge Lodewijk Asscher is een keer kwaad geweest op zijn moeder. Dat was wat, een boze Lo, want het verhaal werd nog jaren met smaak verteld aan de familietafel. De kern van het conflict: “Dan betaal ik die mandarijnen zelf wel!”
Het mag tekenend zijn voor Lodewijk Frans Asscher (Amsterdam, 1974), altijd vriendelijk, altijd opgewekt, altijd correct. Hij heeft zelfs nooit gepuberd.
Asscher, de oudste van vier kinderen, droeg al jong het verantwoordelijkheidsbesef van de grote broer, of beter: de derde ouder. Lo was de beschermer, de altijd redelijke, en, boven alles, de sympathieke. Want Asscher – vraag het wie dan ook – is een vreselijk aardige vent. De man staat vrolijk op, zingt een smartlap onder de douche en springt fluitend op zijn fiets.
Het licht op die fiets doet het overigens altijd. En hoewel Asscher best wel eens door het rood rijdt, dat toch wel, gooit hij zijn fiets bij aankomst nooit achteloos tegen een muur, maar zet hij hem keurig op de standaard, zoals hij dat ook deed in het PvdA-campagnefilmpje.
Hij is wel wat vroeg oud.
Asscher, 31 jaar pas, is toch wel erg correct en degelijk voor zijn leeftijd, en dat zijn leven lang al. Zelf vindt hij zich ook soms te beleefd, te netjes, te stijf overkomen. Zijn streepjespak, rode sjaal en wollen jas weerspreken die beeldvorming ook al niet.
Maar saai is Asscher allerminst. In de kroeg gaat hij niet bepaald als eerste naar huis, en zijn vrienden roemen zijn uitgebreide diners. Vooral trots is Asscher op zijn Gambas de Louis, al vermoeden zijn vrienden dat hij het recept stiekem uit de kookboeken van Jamie Oliver heeft geplukt.
Want zo is Asscher wel: hij wil alles kunnen, en zeker dat wat zijn naasten al kunnen. Je zou die drive streberisch kunnen noemen, als Asscher niet zoveel zelfspot had.
Hij noemt zichzelf graag de sierlijke rechtsbuiten van Buitenveldert 9, terwijl hij een beperkte voetballer is, maar wel een enthousiaste, ook in de derde helft.
Hij is competitief, zeker, maar met een knipoog. Zijn vrouw Jildau Pinau woonde een tijdje in Spanje en sprak daarom een aardig woordje Spaans. Bij hun eerste gezamenlijke vakantie naar Andalusie bleek dat Asscher intussen zelf ook snel wat Spaans had geleerd.
Met vrienden op weg naar Frankrijk begint hij in de auto al Frans te praten, en ook tijdens hun jaarlijkse skivakantie zal het hem niet gebeuren dat zijn vrienden, die veel meer ski-ervaring hebben, van hem wegskien. Hij zal en moet hen bijhouden, met een hogere snelheid dan zijn techniek toelaat, maar zijn ingeboren gevoel voor competitie is groter dan zijn angst.
Nog een fraai voorbeeld: in 2000 woonde Asscher enkele maanden in New York voor zijn proefschrift. Samen met studievriend David Baum volgde hij de Subway Series, het honkbalduel tussen de Mets en de Yankees. Toen Baum wat statistieken en weetjes over de spelers bleek te kennen, las Asscher zich een hele dag in om tijdens de volgende wedstrijd ook met statistieken te kunnen strooien. Zeg David Justice, en Asscher zegt: ’41 homeruns regular.’
Aftroeven als spel.
Die drive, maar ook zijn verantwoordelijkheidsgevoel, kreeg Asscher van huis uit mee, al is het er, zeggen de kinderen, niet ingeramd. Asscher komt uit een nest van juristen en diamantairs – de vierde generatie inmiddels – uit De Pijp. Het geslacht bracht vele liberale coryfeeen voort. Overgrootvader Abraham Asscher was een van de voorzitters van de Joodsche Raad.
Vader Bram is partner bij Houthoff Buruma en moeder Irene Asscher-Vonk, de PvdA-inbreng in het gezin, is hoogleraar arbeidsrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en kroonlid van de Sociaal-Economische Raad. Zij komt uit een familie van musici. Haar broer was de in 2004 overleden dirigent Hans Vonk.
Asschers vrouw Jildau is zijn ex-student aan de UvA, maar dat is minder pikant dan het lijkt. Asscher, slechts enkele jaren ouder, was bijzitter bij twee tentamens van Jildau, en bovendien kreeg ze voor haar tweede tentamen een 6. (Jildau: “Terecht, maar wel onverstandig.”)
Ze ontmoetten elkaar weer in New York en, hoewel hevig verliefd, wachtten beiden tot eenmaal terug in Nederland er een eind kwam aan hun toenmalige relaties. Weer dat gevoel van verantwoordelijkheid.
Maar gedreven zijn de Asschers zeker. Het promoveren zit hen in het bloed. Behalve moeder Irene promoveerde Lodewijk, op 27-jarige leeftijd in informatierecht.
Zus Jessica (29) promoveerde vorig jaar in de psychologie en zus Eva (26), een celbiologe, is bezig in Cambridge met haar promotieonderzoek naar embryo’s van kikkervisjes.
Alleen broer Floris Asscher (22) is niet van plan na zijn rechtenstudie te promoveren. Het maakt hem niet tot het zwarte schaap van de familie.
Want de Asschers zijn dan wel ambitieus, ze zijn dat niet dwingend.
In de woorden van zus Jessica: “We zijn niet slimmerikje aan het spelen. Je gaat gewoon aan het werk, doet je best, en dan promoveer je toevallig.”
Zo lieten zijn ouders aan Lodewijk, in september geboren, de keuze of hij al op vijfjarige leeftijd naar de lagere school ging. Hij wilde zelf graag leren lezen. Vader Bram moest hem alleen bijspijkeren met knippen en plakken.
Het gezin verhuisde kort na zijn geboorte naar het chique Benoordenhout in Den Haag, en Asscher doorliep het christelijk gymnasium Sorghvliet.
Leraren – je kunt erop wachten – noemen hem een modelleerling. Asscher verlummelde zijn tijd niet en behoorde tot de top van zijn klas. Wel was hij dromerig en een Einzelgaenger. Volgens zijn oud-leraar Nederland, Hans Neervoort, bezag Asscher het gepuber van zijn klasgenoten en glimlachte erom. Op zijn zeventiende haalde hij zijn diploma.
Asscher ging rechten studeren aan de UvA, haalde ook zijn propedeuse psychologie, en werd lid van de gereformeerde studentenvereniging SSRA en praeses van het dispuut Medici.
De jongens daar waren niet vies van feesten en wat brallen, maar hielden toch vooral een goed maatschappelijk gesprek. Alleen in tentamentijd liet Asscher zich even minder zien.
Kortom, het geijkte studentenleven van nachtenlang schaken, bier en Chinees. Halverwege zijn studie schreef Asscher zich een jaar uit om met zijn huisgenoot negen maanden rond te trekken door India, Nepal, Indonesie, China en Australie. Het geld had hij bij elkaar gewerkt in strandtenten in Scheveningen en bij New York Pizza.
Op politieke idealen kon niemand hem tot dan toe betrappen, ook niet op de universiteit, waar hij na zijn promotie senior-onderzoeker en universitair docent werd. Daar, en ook in zijn andere werkkring, het Instituut voor Informatierecht (Ivir), stond Asscher bekend om zijn intelligente, analytische geest, en als prettige, vrolijke collega.
Bovendien maakte hij indruk door de EK-pool van 2004 met straatlengte voorsprong te winnen. Maar Asscher vond zichzelf, anders dan zijn collega’s, geen groot wetenschapper.
Van het lesgeven genoot hij, niet van eindeloos fundamenteel onderzoek. Een man van detail, een perfectionist, is hij niet. (Zo werd het secretariaat van zijn studentenvereniging onder zijn leiding een puinhoop.)
Lodewijk Asscher is meer van de grote lijnen, ingegeven door zijn natuurlijke ongeduld, en daarom koos hij voor de politiek. Hij wil de beste zijn, en als dat in zijn ogen in de wetenschap niet mogelijk is, dan maar in de Stopera.
En zie daar: deze week behaalde de PvdA onder aanvoerderschap van Asscher de op een na grootste zege uit de historie. Asscher, de gedrevene, heeft politieke geschiedenis geschreven.
Al weet Rob Oudkerk dat wel weer te relativeren: “Ik zeg altijd tegen Lodewijk: waar was jij gebleven als ik niet naar de hoeren was geweest?”
Jessica: ’we zijn niet slimmerikje aan het spelen’
Lodewijk Asscher: ’Die grijns krijg ik voorlopig niet meer van mijn gezicht getimmerd.’foto jan van breda
De jonge Lodewijk met zijn zusje Jessica.familiefoto