9 september 2009

Kraakverbod niet nodig, laat eigenaren de leegstand aanpakken

De vier grote steden, en dan met name Amsterdam, kampen met langdurige leegstand in de kantorensector. Dit is zeker niet alleen maar het gevolg van de huidige economische tegenwind; het is een structureel probleem. Gevolg van grootschalige leegstand zijn onleefbare stukken in de stad en onbegrip onder burgers. Want waarom zou je van leegstaande kantoren geen woningen kunnen maken, bijvoorbeeld voor jongeren en studenten die in de grote steden een plek zoeken? De praktijk is echter weerbarstig. Eigenaren van leegstaande kantoren zijn vaak niet bereid om hun kantoren om te zetten naar woningen of andere maatschappelijke functies. Te duur, te lastig is de verdediging doorgaans. Voor de vier grote steden is dit een groot probleem. Het is een gemiste kans dat het initiatiefwetsvoorstel waarover de Tweede Kamer binnenkort debatteert niet tevens vastgoedeigenaren steviger aanzet om leegstand te voorkomen of te bestrijden.

Het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Ten Hoopen (CDA), Slob (CU) en Van der Burg (VVD) biedt de vier grote steden een veel te zwak instrument om de leegstand tegen te gaan. Het is een reactieve maatregel, het lost het probleem van leegstand niet op en het neemt de oorzaken van leegstand niet weg. Bovendien wordt de verantwoordelijkheid voor de aanpak van leegstand grotendeels bij de gemeenten gelegd. Dit leidt tot hoge kosten voor de lokale overheid, terwijl het gaat om leegstand van marktpartijen. Daarnaast bevat het initiatiefwetsvoorstel een algeheel kraakverbod, waardoor het kraken van een pand dat langer dan een jaar leeg staat strafbaar wordt. Tezamen met het zwakke leegstandsinstrument zal dat leiden tot een vergroting van de leegstand. Het ontbreekt eenvoudigweg aan een stevige stok achter de deur om vastgoedeigenaren te bewegen leegstand te voorkomen of te bestrijden. Met alle gevolgen voor de steden van dien.

De vier grote steden spreken uit ervaring. De afgelopen jaren hebben Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht zich als gemeenten actief ingezet om de toenemende leegstand in de kantorensector tegen te gaan. In de praktijk is dit echter niet eenvoudig. De huidige wetgeving biedt namelijk geen financiële drukmiddelen richting eigenaren om ervoor te zorgen dat ze iets aan hun leegstaande kantoren doen of leegstand proberen te voorkomen. Integendeel. De wetgeving biedt vastgoedeigenaren met leegstaand bezit zelfs fiscale voordelen en het is fiscaal onaantrekkelijk om kantoorpanden om te zetten in huurwoningen.

Om de problematische leegstand van kantoorruimte snel, effectief en zonder veel overheidskosten aan te pakken pleiten wij als vier grote steden dan ook voor een veel steviger leegstandsbeleid. Dit bestaat allereerst uit financiële instrumenten richting eigenaren, zoals een leegstandsheffing of boetes gebaseerd op de waarde van een pand. Wij zijn ervan overtuigd dat dit eigenaren sterk prikkelt om leegstand te voorkomen of om zélf iets aan de leegstand te doen. Ten tweede stellen wij voor om hergebruik en transformatie van leegstaande kantoorpanden te bevorderen door het beter mogelijk maken dat andere functies in kantoren kunnen worden ondergebracht. Dat betekent dat bijvoorbeeld een maximum gesteld moet kunnen worden aan de huur die vastgoedeigenaren kunnen vragen voor hun leegstaande kantoren.

Als leegstand op deze manier wordt aangepakt, zullen er naar onze overtuiging minder mogelijkheden zijn voor krakers om een kantoorpand te kraken en neemt de kraakproblematiek logischerwijs af. Een algeheel kraakverbod is in dat geval ook niet nodig. In de vier grote steden blijft leegstand dan namelijk beperkt (voor woningen is dat overigens al het geval) en voor panden die kort leeg staan bestaan er reeds leegstandsbeheerders die in anti-kraakbewoning voorzien totdat de panden worden hergebruikt. Zo kan dan tegelijkertijd, al is het maar voor even, tegemoetgekomen worden aan de woningbehoefte van jongeren en studenten. En mede door het hier gepresenteerde stevige leegstandsbeleid hopen we jongeren en studenten op termijn ook permanente huisvesting te kunnen bieden, in voormalig leegstaande kantoorgebouwen.

Dit opiniestuk verscheen op 9 september in de Volkskrant.