6 april 2009

Jude Kehla wil een dialoog over de toekomst van de Bijlmer

Heeft de Bijlmer een toekomst?

Weinig mensen zal het zijn ontgaan dat de Bijlmermeer de afgelopen vijftien jaar een grootscheepse stedelijke vernieuwingsoperatie heeft ondergaan als antwoord op de in de hoogbouw ontstane sociale problematiek. Sinds 1992, het jaar waarin de vernieuwingsoperatie startte, is er voor miljarden geïnvesteerd in de herstructurering van deze met problemen beladen wijk. Het overgrote deel van de hoogbouw heeft ondertussen plaatsgemaakt voor overzichtelijke en aantrekkelijke laagbouw. Een deel van de problemen is gesaneerd. Het succes van deze voor Nederland ongekende vernieuwingsoperatie staat dan ook buiten kijf. Niettemin zijn niet alle problemen opgelost en is het geheel nog best kwetsbaar.

Nog steeds leeft een kwart van de bevolking anno 2009 van een minimuminkomen en ligt het aanzienlijk gedaalde werkloosheidspercentage nog ruim boven het Amsterdamse gemiddelde. Deze sociale achterstanden moeten op termijn worden aangepakt om de bewoners van de Bijlmer een toekomst te bieden die verder reikt c.q. meer biedt dan een leven op bijstandsniveau. Onderwijs, leefbaarheid en de heersende monocultuur spelen daarbij een kritische rol.

Laat ik beginnen met het onderwijs. Scholen in de Bijlmer halen door de bank genomen nog steeds lage Cito scores. In tegenstelling tot hun leeftijdsgenootjes uit andere stadsdelen is doorstroming van leerlingen naar het hoger voortgezet onderwijs vrij beperkt. Het merendeel stroomt door naar de laagste vorm van het voortgezet onderwijs.
Maar ook daar is het percentage dat uiteindelijk de opleiding niet voltooit, opvallend groot. Een te grote groep kinderen eindigt met lege handen op de arbeidsmarkt: niet uitgerust met de juiste of voldoende vaardigheden en niet in het bezit van dito kwalificaties en daarmee niet opgewassen tegen de concurrentie op de arbeidsmarkt. Het is ons gelukt om 70% van die afvallers op een traject terug naar school of werk te krijgen, maar toch. In een wereld waarin de internationale concurrentie toeneemt, is dat een slechte startpositie. Aldus ontstaat een vicieuze cirkel waarin de sociale en formatieve identiteit van een deel van de ouders één op één op hun kinderen wordt overgedragen. Om die cirkel te kunnen doorbreken is het essentieel dat scholen een centrale plek krijgen in de educatie en formatie van kinderen, maar ook dat meer ouders hun verantwoordelijkheid nemen.

Scholen in de Bijlmer moeten in de eerste plaats een instituut vormen waar het leren van basisvaardigheden als lezen, rekenen en taal, centraal staan. We moeten af van het idee dat zwarte kinderen in de Bijlmer alleen talent en dus toekomst hebben als danser, voetballer of rapper. Een dergelijke overtuiging is nogal eenzijdig en doet bovendien geen recht aan onze schoolkinderen. Dat er in de Bijlmer alleen toekomstige rappers zouden wonen en geen potentiële artsen, advocaten of architecten geeft aan dat het ons aan verbeeldingskracht ontbreekt. Natuurlijk realiseer ik me maar al te goed dat niet ieder kind de capaciteit heeft voor een loopbaan als arts, wetenschapper of advocaat. Maar het gaat erom dat wij – overheid, scholen èn ouders – onze verbeelding letterlijk en figuurlijk de ruimte geven. De toekomst van de Bijlmer – en dat geldt onveranderd voor heel Amsterdam – is afhankelijk van die van de kinderen van de Bijlmer.

Een ander onderwerp betreft de leefbaarheid in de wijken. We hebben veel progressie gemaakt vergeleken met 15 jaar geleden maar de kwaliteit van de woonomgeving en de subjectieve veiligheid worden door het gedrag van enkelen in sommige wijken in de Bijlmer nog steeds bedreigd. De kwaliteit van de leefbaarheid vormt een belangrijke vingerwijzing voor de vitaliteit, ondernemingszin en toekomstperspectief van een buurt. Daar mag niet aan getornd worden. Graffiti, vuilniszakken op de galerij of in het plantsoen, illegale onderhuurders, ramen waar voortdurend lappen achter hangen, onbeschoft gedrag op straat zijn tekenen van onverschilligheid en kunnen, als het niet meteen wordt aangepakt, leiden tot verloedering.

De gedachte bestaat dat zwarte bewoners veel lagere eisen stellen aan hun leefomgeving en verloedering voor lief nemen omdat leefbaarheid in hun land van herkomst anders gedefinieerd is. Deze opvatting is volkomen misplaatst. Zwarte bewoners hebben evenveel last van kapot geslagen bushokjes en mannen die hasj roken in het winkelcentrum als witte bewoners. Ze hebben zelfs meer last van criminaliteit omdat zwarte criminelen hun slachtoffers vooral onder de zwarte bewoners zoeken. Wij-en-zij-denken werkt dus contraproductief. In plaats daarvan kunnen we beter de ernst van de oorzaak van de leefbaarheidproblemen onder ogen zien en ons sterk maken voor een veel striktere vorm van toezicht en handhaving.

Naast onderwijs en leefbaarheid is er nog een derde factor die bepalend is voor de toekomst van de Bijlmer en dan doel ik op de concentratie van zwakkeren in de Bijlmer. Deels door immigratie en deels door ongecontroleerde interne verhuizingen is de Bijlmer een wijk geworden waar overwegend mensen wonen, hetzij migrant hetzij autochtoon, met een lage sociaal-economische status. Die concentratie van armoede, schooluitval, schulden en werkloosheid voedt en bestendigt de bestaande sociale problematiek. Dit alles gaat gepaard met en wordt versterkt door een laag gemiddeld opleidingsniveau, een laag inkomensniveau en hoge werkloosheid. Dit komen we tegen bij de huis en huis bezoeken die we afleggen in het kader van ons armoede aanpak. In 47% van de huishoudens is het VMBO de hoogst genoten opleiding: het Amsterdamse gemiddelde is 36%. Van de beroepsbevolking is 8,9% werkloos; het stedelijke niveau is 6,7%. Het besteedbare inkomen ligt zelfs 2100 euro lager dan het Amsterdamse gemiddelde. Het probleem is dat in De Bijlmer teveel mensen aan de verkeerde kant van de tweedeling staan en dat dit moet veranderen; zowel door verheffing van bewoners die er al zijn; als door de instroom dankzij de vernieuwing van bewoners met een hogere sociaal- economische status.

Kortom, als wij behalve mooie woningen ook willen bouwen aan een mooie toekomst voor de Bijlmer en haar inwoners, dan moet er nog meer veranderen. Om die veranderingen te kunnen versnellen, is het noodzakelijk dat we onze ambities voor de toekomst expliciteren en alle maatregelen op een rijtje zetten die daarvoor nodig zijn. Welke eisen stellen we aan de leefbaarheid in de wijken? Wat betekent dat voor het handhavingvraagstuk èn, evenzo belangrijk, wat betekent dat voor ieders eigen rol daarin? Vragen we de bewoners een samenlevingscontract af te sluiten? Wat zijn onze ambities als het om het onderwijs gaat? Wat hebben ouders ervoor over? Kunnen we samen met de ROC en werkgevers een revolutie ontketenen in de volwassenen educatie van werkende en niet-werkenden? Het zijn allemaal vraagstukken die we als stadsdeel niet alleen kunnen oplossen. Daar hebben wij de uitdrukkelijke steun van de gemeente voor nodig.

Voor de toekomst van de Bijlmer is het van imminent belang dat we elkaar recht in de ogen kijken en onze verbeelding laten spreken waar het gaat om een stabiele toekomst waarin onderwijs en sociale emancipatie een cruciale rol spelen. Ik wil daarover zo snel mogelijk in dialoog met bewoners, ouders , leraren, onderwijsinstellingen en andere ‘aandeelhouders’. Het stadsdeel werkt momenteel aan een sociaal structuurplan dat richtinggevend wordt voor het beleid voor de komende 15 jaar en waarbij bovengenoemde drie terreinen zoveel mogelijk in samenhang worden gebracht. Ik hoop dat velen met mij dat gesprek willen aangaan en een bijdrage leveren aan een nog mooiere en stabiele toekomst voor de Bijlmer.

Jude Kehla Wirnkar
dagelijks bestuurder Amsterdam Zuidoost