Interpellatie PvdA over Islamitisch fundamentalisme
In één week overkwam het mij drie maal. Ik zag het acht uur journaal en de eerste twee, soms zelfs drie onderwerpen hielden op een of andere manier verband met Islamitisch fundamentalisme. Er waren aanslagen op verschillende plekken in de wereld, er waren tegen elkaar opbiedende politici in Den Haag, en er was een moskee in Amsterdam waar afschuwelijke teksten werden verspreid. Een boek waarin wordt opgeroepen homo’s, joden en christenen te vermoorden.
Aanslagen, Haagse politici en een gids in overdraagzaamheid, het zijn geen vrolijke taferelen.
Wat we vooral niet moeten doen is alles op één hoop gooien. Amsterdam is geen Fallujah en Amsterdam is ook geen Den Haag.
Maar ik wil het wél hebben over de Al Tawheed moskee en de geschriften die via die moskee hun weg vinden. Dit soort berichten over wat er gebeurt in onze eigen stad, op loopafstand, dwingt ons keer op keer om met elkaar vast te stellen waar we staan.
Waar staan we als Amsterdammers voor? Antwoord geven op die vraag is de belangrijkste reden waarom de PvdA fractie dit interpellatieverzoek heeft ingediend. Ik wil daar nog los van de door ons gestelde vragen graag iets over zeggen:
Wat wij als PvdA willen is een stad waarin een ieder in vrijheid vorm kan geven aan zijn identiteit – als moslim, als jood of als christen, of anderszins. Die vrijheid vereist dat je ook andermans vrijheid accepteert. Dat er verdraagzaamheid bestaat jegens hen die anders denken, anders voelen, anders geloven. Let wel: voor de overgrote meerderheid van gewone Amsterdamse moslims zijn de gewraakte passages net zo absurd als voor andere Amsterdammers. Waar zij zich actief uitspreken tegen onverdraagzaamheid, zoals verschillende moslimorganisaties de afgelopen week hebben gedaan, vinden zij in de Partij van de Arbeid een bondgenoot.
Vrijheid betekent concreet dat je in Amsterdam met een keppel op door Oost moet kunnen lopen en hand in hand met je homovriend door West.
De vrije stads samenleving kent harde en duidelijke grenzen, die worden bereikt waar onverdraagzaamheid gepredikt wordt. Ik wil geen boeken verbieden. Gevaar schuilt niet in boeken maar in degene die de verkeerde boeken letterlijk neemt. Wij willen geen heksenjacht, geen boekverbrandingen. Ik wil niet worden wie ik bestrijd. Vrijheid van meningsuiting mag niet worden gegijzeld. De weg van Verhagen – vrijheid inperken – is niet de onze.
Hier en nu in Nederland wordt niemand van een hoog gebouw gegooid. Geen hetero, geen homo mag slachtoffer worden van die wijze van denken. En waar dat denken verder gaat en aanzet tot handelen, dáár moet worden ingegrepen met de volle kracht van ons strafrecht. Wie dat wil, wie daar voor zorgt, wie dat predikt, zet bewust zichzelf maar ook anderen op afstand van de Amsterdamse samenleving, en kiest voor de weg van de confrontatie, de weg van wij/zij, een doodlopende weg.
Wat kunnen we dan wél concreet doen? Stelling nemen. Grenzen trekken. Onverdraagzaamheid uitsluiten van subsidies en weren uit onze scholen. Aangiftes serieus nemen. En dit debat met elkaar voeren.
We willen geen heksenjacht. Maar ingaan tegen hypes en tegen hetzes betekent niet dat wij de gevaren van onverdraagzaamheid mogen bagatelliseren. Waar haat gezaaid wordt is de oogst een oogst van geweld. Dát is een angst die homo’s, joden, vrouwen soms voelen in onze stad. En die we met alle Amsterdammers samen moeten wegnemen. Opdat moslims, joden en christenen, hetero’s en homo’s, mannen en vrouwen toch vooral zichzelf kunnen zijn en vooral állemaal Amsterdammers.
Ik heb drie vragen aan het College:
1.Hoe denkt het College in de toekomst om te gaan met situaties als deze?
2.Deelt het College de mening van de Minister President dat het betreffende boek ‘De weg’ verboden zou moeten worden en dat hier zo nodig de wet voor aangepast dient te worden?
3.Is er in Amsterdam voldoende informatie beschikbaar over onverdraagzame groepen en instellingen, ten einde te kunnen voorkomen dat zij van gemeentewege subsidiering of andere vormen van ondersteuning ontvangen?