Integere gratie
De partijtop spreekt zich uit voor een gedeelde toekomst vanuit een verdeeld verleden. Hulde aan de bedenkers van zo’n pakkende titel. Want wie integratie in de sociaal-democratische mond neemt, moet enigszins willen werken aan enige gezamenlijkheid. Integreren doe je niet voor de statistieken maar voor de sociale rust en een gezamenlijk welzijn. Van kleine wij’s naar een groot wij met oog voor de uniciteit van elk individu en zelfs elke groep. Een nobel streven van de partij!
Stréven en meer is het ook niet, want volgens mij is het de notitie helemaal niet gelukt om een lijmlijn tussen de wij’s en zij’s te creëren. En dat is nou jammer… Het maakt uiteindelijk niet meer uit of het Congres in maart achter het stuk zal staan als niet de hele partij zich kan herkennen in het gezamenlijke karakter van onze toekomst. Eén stem tegen het stuk vormt al het bewijs dat het stuk geen gezamenlijke toekomst aan de horizon heeft weten te tekenen. En misschien ligt hier de zwakte van de notitie.
Hoe moet het nu met mij? Ik ben een van de partijleden die kritiek op deze notitie heeft. Op het congres zal ik ‘nee’ stemmen, duizenden moties ten spijt. Is de motie een reden om de partij de rug toe te keren of in opstand te komen? Ik denk van niet. Er is nog hoop. Want ook buiten onze sociaal-democratische familie heerst crisis.
De crisis in huis Holland betreft niet alleen het gebrek aan een gedeelde toekomst tussen allo’s en auto’s, blanken en zwarten, westerlingen en niet-westerse medelanders. De kloof bestaat al lang: ook tussen blanken en blanken, zwarten en zwarten, moslims en moslims, sociaal-democraten en sociaal-democraten. Simpelweg omdat we niet meer in staat zijn om het verschil te tolereren of er op z’n minst mee om te gaan.
We weten niet meer wat het is om één ruimte te delen met het ‘anders’. Zo gaan we altijd opzoek naar soortgelijken, gelijkgestemden, gelijken. Hoe deel je dan dezelfde toekomst met iemand als je niet bereid bent het verschil te accepteren en bij hoge beschaafdheid te waarderen? Het is niet alleen het verleden dat verdeeld is, het is ook dat onze vertrekpunten verschillen.
Ik zie het probleem niet in de verschillen tussen de culturele achtergronden van de geachte medelanders of tussen de vertrekpunten. Daar is het in de natuur verankerde recht van een ieder om anders te mogen zijn. Ik denk meer aan ons steeds meer groter wordende onvermogen om te kunnen omgaan met andere denkbeelden of leefwijzen of opinies. Dat staat ons in de weg wanneer we willen werken aan een gezamenlijke toekomst. Ik mis het cartesiaanse in ons. Het is mijn diepste overtuiging dat alles wat mijn gezellige, zekere en veilige waarheden in twijfel helpt trekken een zegen is! Je pense, donc je suis! Het definitieve gelijk bestaat niet in de sociale wetenschap. Naïef, he?
Er is naar mijn mening in het huidige Nederland een grotere sociale kwestie dan “integratie” onder de huidige definitie. De dictatuur van het gelijk, de absentie van elk mogelijk debat. Vanuit de overtuiging van een superieur gevoel van het gelijk! De arrogantie dat we het einde van de beschaving hebben bereikt, het einde van de geschiedenis hebben gepasseerd omdat er niets meer te ontdekken valt. Het definitieve gelijk van onze waarheid, de westerse, is wat ons in de weg staat om een schijn van gezamenlijkheid te creëren. Nederlanders die een weerwoord willen laten horen, behoren onmiddellijk tot de ‘zwakke’ relativisten. Ook op andere terreinen genieten we royaal van onze zenderpositie. We vertellen hoe het moet, hoe het hoort. We bepalen. Tegenspraak is al snel het bewijs van de blindheid bij de ander.
Onze partij onttrekt zich hier niet aan. Is het mogelijk om het oneens met Wouter Bos te zijn en toch betrokken te worden bij de redactie van een ambitiedocument als deze integratienota? Zie je een Ella Vogelaar, vooral na de publicatie van haar boek, in één commissie met Wouter Bos en Jeroen Dijsselblom zitten voor de redactie van de genoemde nota? Wie over gezamenlijkheid wil praten, moet het bewijs leveren in staat te zijn met de ander aan tafel te kunnen zitten.
Ik blijf van mening dat de integratienota niet de ambitie heeft om een “gesovietiseerde” burger te creëren. Een soort Noord-Koreaanse Nerlando sapiens die lak heeft aan het verschil, welk verschil dan ook. Zelfs in een delta van geüniformiseerde Nederlanders zullen de verschillen niet weggepoetst worden omdat 99,9% van het congres het stuk goed vindt.
Ik zou willen pleiten niet zo zeer voor een verzoening binnen de partij over een belangrijk onderwerp als het samen kunnen leven in de huidige ‘Nederlanden’, maar wel voor het creëren van een nieuwe sociale ruimte waar verschillen elkaar kunnen ontmoeten, elkaar bevragen en waar nodig bevechten.
De notitie noemt integratie een uitkomst van de geleverde inspanning om samen te kunnen leven. Want samen leven, samen bouwen aan een gedeelde toekomst – ik zou nog liever spreken van een gedeeld pad naar de toekomst – moet je niet alleen willen doen met je vrienden en gelijkgestemden maar juist met de ander. Met de ander willen praten, discussiëren en leven is iets wat je niet bij wet kan opleggen. Het is het resultaat van een morele plicht, bijna religieus, een ‘state of mind’. Het vraagt om een persoonlijke inspanning. Het mag best wat moeite kosten omdat de gewenste uitkomst het waard is. Mensen kun je dwingen om samen te leven maar je kunt best wel aan dat individuele besef appelleren… Het is de notitie helaas niet gelukt om aan dat superieur gevoel te appelleren. Jammer, gemiste kans!
Ook doet deze notitie geen recht aan het werkelijke punt van waaruit mogelijke deelnemers aan de gedeelde toekomst vertrekken. Hier wil ik graag terugkomen op de voor mij overdreven vergelijking van onze Aboutaleb met “hun” Obama binnen onze partij. Obama is tot nu toe een instrument van insluiting zonder dat hij zich heeft vervreemd van zijn “natuurlijke” omgeving. Daar zit het grote verschil. En het is allemaal uit te leggen hoe het komt.
Hoe overleef je als nieuwkomer in Amerika of in Nederland als je niemand in je nieuwe land kent? In beide gevallen speelt de ontvangende maatschappij een belangrijke rol. Je bent immers overgeleverd aan mensen die jou de weg moeten kunnen wijzen. Naast het aanbod van de ontvangende maatschappij speelt de eigen inspanning natuurlijk ook een grote rol in de mate waarin je jezelf van krantenjongen tot miljonair kan opwerken.
Het verschil tussen de twee landen zit in het feit dat succes in Nederland voor een groter deel afhangt van de kansen die de ontvangende maatschappij biedt, terwijl succes in Amerika bijna altijd gezien wordt als het gevolg van persoonlijke inspanning. Waar Amerikanen spreken van het volgen van eigen dromen, moeten we het hier doen met de noodzakelijke toelating tot een bestaand netwerk om in aanmerking te mogen komen voor een ‘droom’baan.
In Nederland word je verteld waar je moet staan, terwijl je in Amerika kunt dromen van waar je zelf wilt gaan staan. Een groot en wenselijk verschil naar mijn mening. De ervaring leert dat je pas tot een nieuw netwerk toegelaten kan worden als je het bestaansrecht – ik zou bijna willen zeggen het superieure bestaansrecht – van het netwerk onderschrijft.
De kans dat je voor jouw originaliteit toegelaten wordt, is gering want deze kan de ‘bewezen waarheid’ in twijfel doen trekken. Je wordt tot het netwerk toegelaten omdat je de status-quo benadrukt.
In Amerika kun je aan je eigen netwerk bouwen om het tot president te schoppen, terwijl je tot een bestaand netwerk toegelaten moet worden om kans te maken om in aanmerking te komen om misschien minister te worden.
In Nederland word je verteld wanneer je mag werken terwijl je in Amerika voor een groot deel zelf je werkzaamheden kunt uitvinden. Een wereld van verschil.
Nederland is misschien het land van de integere gratie, gegeven door de ontvangende maatschappij terwijl Amerika een land is waar je bij gratie van een eigen inspanning een integere toekomst kan bouwen…Succes in Nederland heeft een godfather of -moeder. In Amerika heet het talent en volharding.
Waren de schrijvers van de notitie zich bewust geweest van de dominante rol van de ontvangende maatschappij in het succes van nieuwkomers, dan hadden ze de ambitie voor een gedeelde toekomst misschien anders verwoord. Want als het ontvangende Nederland de kavels voor nieuwkomers blijft uitdelen, dan is gegarandeerd dat daar de grote verantwoordelijkheid ligt.
Biedt Nederland een veilige haven voor het verschil en het anders, dan verzekert het land zich van de loyaliteit van alle deze nieuwe wij’s. Economisch, financieel, cultureel en sociaal. In een gedeelde verantwoordelijkheid wel te verstaan!
Paul Mbikayi
Pour le droit à la différence!