2 juli 2006

'Geen erkenning prostitutie als normaal beroep'

“Het oudste beroep ter wereld’ is de oudste vorm van vrouwenonderdrukking. De seksindustrie verdient gigantische bedragen aan vernedering en uitbuiting van vrouwen. Prostitutie gelijkstellen aan onderdrukking is hetzelfde als vloeken in de kerk, heb ik gemerkt. Wanneer ik in het publieke debat daarenboven stel ‘dat prostitutie niet een normaal beroep is’, haasten belangenorganisaties, belanghebbenden en opiniemakers zich om mijn uitspraken te ontkrachten. Zij zeggen: ‘De vrijgevochten prostituee heeft een sofi-nummer en een boekhouder betaalt haar belasting. Kortom, het verkopen van haar seksuele diensten is niet vernederend,’ zo vindt bijvoorbeeld de belangenvereniging de Rode Draad.

De overheid verwoordt de heersende opinie als volgt: ‘vrijwillige prostitutie kan bestaan, als vrouwen goed geïnformeerd over de inhoud van het werk zijn en de mogelijke gevolgen daarvan zien en als zij zelf in staat zijn om hun arbeidsvoorwaarden en omstandigheden te bepalen’. De overheid veronderstelt dat vrouwen vrijwillig voor dit beroep kunnen kiezen. Dus erkent zij prostitutie als een normaal beroep. Zo wordt sekswerk gewoon werk. Echter, de (ex)prostituees die ik interviewde en de vele onderzoeksrapporten, documentaires en getuigenissen van politie en hulpverleners bewijzen het tegendeel. Hoe beter ik geïnformeerd raak, hoe overtuigder ik ben dat de erkenning van prostitutie als normaal beroep niet bijdraagt aan de ontplooiing en emancipatie van vrouwen.

De positie van slachtoffers van vrouwenhandel verbetert hierdoor eveneens niet. Delen van de prostitutiebranche zijn open en bloot gelieerd aan criminele netwerken. De erkenning van het beroep en de daarop volgende legalisering heeft daaraan niets veranderd. Sinds de legalisering is er ook nog eens een bloeiende handel in valse documenten ontstaan. Ik vraag mij dan ook hardop af wie nu werkelijk profiteert van de erkenning. Moeten we als samenleving wel streven naar een normalisering van ‘het oudste beroep’? Legaal is niet automatisch normaal of legitiem.

Een belangrijke vraag in het kader van de bestrijding van vrouwenhandel vind ik: waarom worden klanten nooit aangesproken op hun gedrag en maatschappelijke verantwoordelijkheid? Met de komst van internet is er een nieuw ‘pornografisch universum’ ontstaan dat dagelijks groter wordt. De wereldwijde toegankelijkheid tot het internet is een enorme stimulans voor sekstoerisme, kinderporno en vrouwenhandel. Tegenwoordig kan iedere klant op internet anoniem zijn vraag naar seks formuleren en menshandelaren voorzien graag in het aanbod. Zo is er een ‘(on)zichtbaar’ circuit ontstaan dat niet of nauwelijks corrigeerbaar en controleerbaar is door een overheid. De klantenwebsite hookers.nl leert ons dat de meeste klanten geen onderscheid maken tussen gedwongen of vrijwillige prostitutie. Vrouwen in kwetsbare posities zijn bereid voor weinig geld veel te doen. Op hookers.nl worden vrouwen beoordeeld voor geleverde seksdiensten, men toont geen enkele compassie wanneer men een vrouw treft in erbarmelijke omstandigheden. Klaagt zij over pijn, is zij passief of vertoont ze tekenen van aversie tegen hetgeen haar gevraagd wordt dan wordt zij als onvoldoende, slecht of matig beoordeeld. Gewillig, goedkoop en zonder condoom scoort het best. Klanten wijzen elkaar de weg in de seksindustrie. Zo ontstaat er wereldwijd een gesloten community van gelijkgestemden die elkaar niet corrigeren in onwenselijk gedrag maar elkaar bevestigen en stimuleren. Veel klanten vertonen calculerend gedrag. Is een bepaalde wens in Nederland onbetaalbaar of strafbaar dan weet iemand op de site wel in welk land je met welk reisbureau waar terecht kan. Vaak gaat dat het dan om seks met minderjarigen.

Natuurlijk vergt de strijd tegen vrouwenhandel meer dan alleen bewustwording en mentaliteitsverandering. We weten dat menshandelaren vrij spel hebben zolang overheden de oorzaken niet wegnemen zoals armoede, werkloosheid en het gebrek aan kansen. De economische achteruitgang in veel landen heeft een rechtstreekse invloed op de omvang van vrouwenhandel. Landen werken vaak niet samen en wetten zijn niet op elkaar afgestemd.

De huidige regeling voor slachtoffers van vrouwenhandel, de tijdelijke B9-verblijfsvergunning, schiet tekort. Het slachtoffer heeft alleen een recht op verblijf in Nederland als de rechtszaak tegen de dader(s) nog niet is afgerond. Is deze veroordeeld, dan moet zij het land verlaten. In Nederland vindt maar in slechts de helft van de strafzaken een veroordeling plaats omdat vrouwen te snel het land uit worden gezet. Eenmaal in het buitenland is het lastig getuigen tegen hun handelaar. En als vrouwen al durven te getuigen, dan worden zij veelal, na meegewerkt te hebben aan een proces, alsnog teruggestuurd. Veel van deze vrouwen vrezen in het thuisland belaagd te worden door handelaren of zijn bang door hun familie uitgestoten te worden. De landelijke PvdA pleit er dan ook voor om verblijfsvergunning op humanitaire gronden toe te kennen aan slachtoffers. De urgentie hiervoor ontbreekt echter bij regeringspartijen, dus voorlopig verandert er op dit gebied niet veel.

Voorts ontbreekt het de instanties waar slachtoffers van vrouwenhandel mee te maken krijgen – zoals politie, opvanghuizen en uitkeringsinstanties – aan kennis en informatie om vrouwen adequaat te begeleiden voor, tijdens en na hun aangifte of bij reintegratie in het land van herkomst. Van de vrouwen die momenteel in vreemdelingenbewaring zitten weten we niet hoeveel daarvan mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel. De gemeente Amsterdam erkent inmiddels dat bestrijding en bescherming meer vergt dan alleen handhaving en het controleerbaar maken van de prostitutiebranche. Men richt momenteel een expertisecentrum mensenhandel op naar voorbeeld van het succesvolle Antwerpse mensenhandel expertisecentrum Payoke, waar vrouwen terecht kunnen voor hulp en waar overheden, politie en hulpverleners gezamenlijk optrekken om vrouwenhandel beter aan te kunnen pakken. Dit expertisecentrum is succesvol gebleken, alsook de Belgische ervaring met de migratiewet op grond waarvan slachtoffers recht hebben op een verblijfsvergunning op humanitaire gronden.

Ik vind dat de overheid in de strijd tegen uitbuiting de moed en ambitie moeten hebben om de seksindustrie – die schade toebrengt aan vrouwen en de samenleving – drastisch te beperken. Het lijkt mij niet wenselijk om uit mededogen met de vrouwen meer prostitutiebedrijven toe te staan en tippelzones te faciliteren. Dat zal opnieuw meer klanten aantrekken en daar zullen opnieuw mensenhandelaren met vrouwen op afkomen.

Door het ontbreken van publieke verontwaardiging over dit soort praktijken en ontwikkelingen is er nauwelijks politieke druk om wet en regelgeving op landelijk, Europees en lokaal niveau te verbeteren. Toch zal de politiek een antwoord moeten vinden op vele vragen. Wat willen we en wat kunnen we regelen? Hoe handhaven we die regels? Hoe communiceren we over prostitutie en vrouwenhandel ? Wie is verantwoordelijk ? Het begint allemaal met het stoppen onszelf wijs te maken dat ‘sekswerk’ gewoon werk is, en dat het slechts gaat om arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden

Amsterdam, Mei 2006. Karina Schaapman (schrijfster ,politica)
Dit artikel verscheen eerder in "terecht", tijdschrift van de liga voor de rechten van de mens. Themanummer Mensenrechten, migratie en globalisering juni 2006