25 juni 2008

De keerzijde van zorg

Je ziet het pas, als je het gelooft : de keerzijde van zorg

Over ouderenmishandeling bij mensen thuis

Sinds de invoering van de WMO in 2007 is er (nog) meer nadruk gekomen op mantelzorg in de samenleving, wordt er een groter beroep gedaan op de eigen regie en verantwoordelijkheid en is er meer aandacht voor de rol van de ‘civil society’. Deze invulling kent echter ook een keerzijde.. Om de ‘civil society’ in 2020 goed te kunnen activeren, moet er voortdurend duidelijke maar ook passende publiciteit aan ‘ouderenmishandeling’ gegeven worden.

Wat is ouderenmishandeling eigenlijk?
– al het handelen of nalaten van handelen bij ouderen vanaf 55 jaar
– door degenen die in een persoonlijke of professionele relatie tot de oudere staan,
– waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk zal lijden en
– waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid.

De verschijningsvormen zijn: lichamelijke mishandeling, psychische mishandeling, verwaarlozing (lichamelijk of psychisch), uitbuiting, seksueel misbruik en schending van rechten (bijvoorbeeld van vrijheid, privacy of tot zelfbeschikking).

Omdat dit onderwerp zo precair is en er zoveel verschijningsvormen zijn, wordt er bij de voorlichting aangehaakt bij mantelzorg-ondersteuning. Hierbij worden ook de cultuurspecifieke achtergronden meegenomen en is er volop samenwerking met zelforganisaties, kerken en moskeeën. De gemeente heeft nagedacht over de positionering van ouderenmishandeling en kiest ervoor om er in eerste instantie ‘zorgmeldingen’ van te maken teneinde de drempel te verlagen.

Ouderenmishandeling komt in 2020 nog steeds veel meer voor dan we denken. Al aan het eind van de vorige eeuw bleek uit onderzoek dat gemiddeld bijna 6% van de ouderen met mishandeling te maken kreeg. Naarmate de oudere afhankelijker wordt, stijgt het percentage. Bij dementerenden is dit zelfs 30%. In 2020 is er meer aandacht voor, maar de cijfers zijn zeker niet gewijzigd.

Er is in meer dan de helft van de gevallen sprake van onmacht bij overbelaste mantelzorgers en het gebeurt in dat geval dus niet doelbewust. In gevallen van kwade opzet zijn de ‘daders’ overigens meestal ook mantelzorgers, veelal worstelend met een eigen problematiek.

Ouderenmishandeling vraagt een specifieke aanpak door de grote onzichtbaarheid. We kunnen het ons vaak niet voorstellen en daarom zien we het ook niet. Gevolg is dat het lang geduurd heeft voordat één en ander in Amsterdam tot een gedegen beleid heeft geleid. De werkvloer onderkende zeker het belang, maar het management en de bestuurders hadden vaak andere prioriteiten.

Toen de loketten Zorg en Samenleven rond 2010 eindelijk zijn definitieve vorm kregen, doordat alle meldpunten er in samengingen, kwamen alle signalen daar ook terecht. Dit haalde het onderwerp uit de taboesfeer en heeft veel meer meldingen tot gevolg gehad. In de hulpverlening wordt aangesloten bij de bestaande netwerken.
Als er duidelijk sprake is van kwade opzet wordt ook de politie ingeschakeld.
Niet alleen de werkvloer, maar ook het management van de hulpverlenings-instellingen zien het belang van een goed hulpaanbod in en hebben tijd en middelen vrijgemaakt om bij situaties van ouderenmishandeling in te kunnen grijpen.

De gemeente en stadsdelen ondersteunen de organisaties uit het budget ‘Stop Huiselijk Geweld’, er komt voorlichting en publiciteit naast training en scholing van hulpverleners. Voor dit laatste maken ze gebruik van het train-the-trainersprincipe. Tevens faciliteren ze aandachtsfunctionarissen en gebruiken ze de aanbestedingsprocedures om eisen te stellen m.b.t. de continuïteit en de toerusting van degenen die het moeten uitvoeren. Het presenteren van nieuwe inzichten en methodieken wordt belangrijk gevonden, daarom werken de stadsdelen nauw met elkaar samen om zaken die in het ene stadsdeel ontwikkeld worden te kunnen presenteren in andere stadsdelen.

Wat moest er gebeuren voor dat dit ook daadwerkelijk zo ging?

Allereerst moest er een beslissing genomen worden over de vraag hoe ouderenmishandeling gepositioneerd moest worden. Is het een kwestie van ontspoorde zorg en wordt het een zorgvraag, waardoor de drempel om te melden lager wordt en de hulpverlening snel kan worden ingezet? Of noemen we de dingen bij de naam, en is er sprake van mishandeling, dus van een strafbaar feit en er wordt dit gemeld bij de politie? Er werden afspraken gemaakt wanneer de ene of de andere ingang werd gekozen.

In het kader van preventie kwam er een koppeling met de WMO-doelstellingen, met betrekking tot ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers en respijtzorg werd een recht.

De voorlichting over dit onderwerp werd met nieuwe energie en middelen over een breed veld opgepakt. Burgers, vrijwilligers en 1e-lijns hulp- en dienstverleners leerden welke signalen kunnen wijzen op ouderenmishandeling. De ketensamenwerking kwam op gang. Voor alle partijen in de keten werd bekend wie welke verantwoordelijkheid had En werd helder wie de regie voerde (de casemanager) en er kwam uniformiteit in de structuur van de keten over de gehele stad. Wel konden er per stadsdeel verschillende partijen aan tafel zitten. Dit was mede afhankelijk van de bevolkingsopbouw in dat stadsdeel. De centrale stad zorgde er mede voor dat ook de partijen waarop de stadsdelen weinig greep hadden, zoals de (geestelijke) gezondheidszorg, bij de keten betrokken werden.

Alle loketten werden samengevoegd tot één loket voor alle meldingen, in plaats van een ‘Meldpunt Huiselijk Geweld’, een ‘loket Zorg en Samenleven’ en een ‘Meldpunt Zorg en Overlast’. Er werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande netwerken. De aanpak van ouderenmishandeling kreeg een verplichte route .die bij alle betrokkenen bekend was, in de vorm van protocollen en een systeem van gegevensuitwisseling, waarin rekening werd gehouden met de privacywetgeving en de politiewet. Deskundigheid bij de ketenpartners was vereist. De werkers kregen mandaat en ruimte om zich te laten trainen en kregen de gelegenheid om in netwerkoverleggen te participeren. En tenslotte werden er voldoende opvangplekken gecreëerd voor ouderen die dat acuut nodig hadden.

Het heeft even geduurd voordat het onderwerp ouderenmishandeling voldoende prioriteit kreeg op de plek waar de beslissingen werden genomen, namelijk in het bestuur en bij het management. Pas toen werden goede afspraken gemaakt over de aanpak van ouderenmishandeling. Er kwam meer borging in de vorm van subsidievoorwaarden en in de eisen bij een aanbestedingsprocedure.

Het gaat hier over thuiswonende ouderen. Ouderenmishandeling komt echter ook minstens zoveel voor in verpleeg- en verzorgingshuizen. Aandacht daarvoor is ook van groot belang, omdat intimidatie en de angst geen hulp meer te krijgen bij klachten, een vrijwel dagelijks verschijnsel is.

Als je ’t eenmaal ziet, dan moet je het wel geloven en ook wat beloven!

Greetje Luif-Krul, voormalig staffunctionaris bij de AVCO

Wilt u een exemplaar van deze essaybundel bestellen? Stuur dan een e-mail naar [email protected] of bel 020-552 34 77.