‘De Kansloosheid is in Zekere Zin Erfelijk’
Toen bleek dat wethouder Frits Huffnagel iets te creatief was omgesprongen met zijn declaratienota’s en de PvdA-fractie oordeelde dat hij moest ophoepelen, nodigde Lodewijk Asscher de gevallen engel uit voor een beslissend gesprek. Asscher had een fles whisky meegenomen. Aan het eind van de avond was de fles leeg en had Huffnagel zijn conclusies getrokken. Hij stapte op.
Asscher had zijn beulswerk prima gedaan, maar op zijn manier: met vriendelijke meedogenloosheid. Het typeert de man die geldt als een leider uit het boekje. Hij is nu zelf wethouder (financien, economische zaken, haven). Met deze portefeuilles ben je de baas van Amsterdam. ‘Ik zie me niet als baas. Mensen zijn over het algemeen aardig tegen mij, ook omdat ze zien dat ik niet aan een egotrip bezig ben. Het machtsgevoel is alleen prettig omdat ik allerlei dingen wil doen. Vanuit mijn schitterende kamer kijk ik uit op de Amstel. Ik zit precies in de bocht. Het is een adembenemend uitzicht. Als je in zo’n mooie kamer mag leven, moet je er wel wat zinvols mee doen.
‘De nationale politiek spreekt me op dit moment niet aan. Mijn motivatie is met Amsterdam verbonden. Ik fiets fluitend naar mijn werk. Overigens is de nationale politiek vaak onmachtiger dan de lokale politiek. Wat me bij de nieuwe regering aanspreekt, is dat ze weer oog heeft voor de grotestedenproblematiek. Er is meer aandacht voor jeugd en onderwijs.’
Met een oog heeft hij gekeken naar de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer. Het viel hem op dat de mensen in Den Haag almaar meer weerzin hebben tegenover elkaar. ‘In de gemeenteraad zijn de onderlinge verhoudingen warmer. Ook daar wordt scherp gedebatteerd, maar de ruige omgangsvormen van Den Haag zie je bij ons niet. Terwijl er grote politieke verschillen zijn. Dat iemand de ander toeroept dat ze knettergek is, is tot daaraan toe. Het zit hem meer in de lichaamstaal van de Haagse politici. Er is geen enkel besef meer dat je met elkaar ook een hoger doel dient. Het lijkt erop of men niet meer erkent dat mensen goede intenties hebben. De Amsterdamse gemeenteraad bestaat uit amateurs die de liefde voor de stad delen en daar motivatie uit halen.’
Lodewijk Asscher is 32, ambitieus en toch rationeel gebleven in zijn bliksemcarriere. Ook als verschijning is hij geen sloddervos: hij hangt niet als een dweil in het maatpak. De crisis van de sociaal-democratie gaat hem aan het hart. Maar natuurlijk is hij ook zijn eigen leider, in de zin dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft. ‘Ik heb met Wouter Bos kritische noten gekraakt. Wouter kan daar goed tegen, hij zoekt het zelfs op. Job Cohen heeft een geheel eigen stijl. Hij wordt zeer gewaardeerd door Amsterdammers. Eigenlijk is hij een nationale politicus.
‘Wat moet ik over Jan Pronk zeggen Ik ken die man helemaal niet. Ik was min een toen hij in het kabinet zat. Pronk als voorzitter van de partij zou kunnen werken als hij zich betrouwbaar opstelt tegenover Wouter Bos. Sommige mensen beschrijven hem als een opportunist. Dat zou rampzalig zijn. Mij maakt het niet uit hoe links hij is, hoe jong of oud. Het gaat om betrouwbaarheid.’
Zijn eigen stijl omschrijft hij als rustig en ongeduldig. ‘Soms heb ik de neiging processen te versnellen. Belangrijk voor een politicus is dat hij autonoom blijft denken. Ik vind dat je zelf een moreel oordeel moet hebben over een aantal zaken. Of het nou over de Wallen of over de opvoeding van jongeren gaat. Politiek heeft de plicht zelf na te denken in plaats van op de traditie te leunen.
‘Ja, ik voel mij een sociaal-democraat voor het leven. Wat me aanspreekt is het optimisme en de ambitie van de sociaal-democratie. Dat je mensen kunt verheffen, al geef ik toe dat het vaak misgaat in de keuze van de instrumenten. De crisis van de PvdA is dat wij onzeker opereren over onze eigen inhoudelijke agenda. Er is te veel angst om standpunten in te nemen en de soap van de peilingen leidt ertoe dat die angst er steeds weer inslaat. De traditionele volksverheffing, weliswaar modern vervat, is nog steeds actueel. Als je dat niet meer durft te vertalen, sta je als sociaal-democraat nergens. De crisis zal voortduren zolang wij onze standpunten niet met een gezonde dosis zelfvertrouwen over het voetlicht durven te brengen. Waarbij ik helemaal niet geloof dat je moet extremiseren of naar simpele oplossingen grijpen. Links-rechts is een heilloos debat. Ik ben voor een overheid die zich activistisch opstelt.’
Amsterdam is een dubbel verhaal. Licht en schaduw. ‘De stad maakt een onwaarschijnlijke bloei door. Er wordt massaal geinvesteerd en gebouwd. Maar er is ook grote zorg voor een jonge generatie die absoluut niet mee kan. Amsterdam is een stad van twee snelheden geworden. In sommige buurten kan de helft van de kinderen geen Citotoets doen. Dat is toekomstig dynamiet. De achterstand is dramatisch groot. Van de kinderen die niet mee kunnen doen aan de Citotoets is 90 procent van allochtone ouders met een laag inkomen. De kansloosheid is in zekere zin erfelijk.
‘Dat moeten we hoe dan ook doorbreken. De vraag is of we daarvoor de tijd hebben. Ik denk dat we die tijd niet hebben omdat de economie zo snel gaat. We kunnen er niet een paar generaties over doen. Anderzijds, als het ergens in Nederland kan, dan wel in Amsterdam. Waar de economische kracht ook uitstraalt naar de lageropgeleiden.’
De vraag is: hangt de islam over Amsterdam Hij aarzelt, neemt eerst een stukje brood. Dan gedecideerd: ‘De problemen in Amsterdam zijn eerder cultureel dan religieus. Het gaat meer om Marokkaanse kinderen die de weg niet vinden dan om islamitische kinderen. Binnen de subgroep van moslims is er een kleinere groep die radicaliseert. Maar het gebrek aan integratie gaat vooral over cultuurverschillen, bijvoorbeeld in de opvoeding of in de relatie man-vrouw. De islam speelt een rol, maar is niet de dominante factor. Je moet liberale moslims proberen vooruit te krijgen. We bemoeien ons graag met extremisten, maar zeggen nooit eens tegen gematigde moslims dat ze welkom zijn. Ik onderschat het gevaar van radicalisering niet, maar het is slechts een deel van de cocktail die integratie remt en mensen belemmert in het maatschappelijke verkeer.
‘Of de boel van Job Cohen bij elkaar is Aan de oppervlakte gaat het goed, maar onder de oppervlakte zitten grote spanningen en aardschollen die langs elkaar heen werken. Ik geloof dat we onszelf niet rijk moeten rekenen. Geweld tegen homo’s raakt erg aan de verworvenheden van deze stad. Het laat zien dat we er bij lange na nog niet zijn. Amsterdam is nog steeds een stad van vrijheid en veel debat. Maar ik maak me zorgen over de onderstroom. Nemen mensen ook echt deel aan de samenleving Ik zie veel afkeer. Zelfs in een internationale stad hebben mensen behoefte aan worteling. En dat zie je versplinteren in buurten waar iedereen werkloos is.’
De wethouder is sceptisch over de probleemwijken van minister Ella Vogelaar. ‘Het kan, maar het duurt lang en is nooit een-dimensionaal. Het grote gevaar van die aanpak is dat het simplificeert. Veertig buurten en zoveel geld. De focus is erg op geld, terwijl de echte vragen in de organisatie zitten, in een pedagogisch klimaat, in de organisatie van het onderwijs, in een mentaliteit. Als wethouder van Financien heb ik wel geleerd dat je met geld niet alles oplost. Met korte-termijneffecten verbeter je het leven van de mensen niet.
‘De deelraden zullen de komende jaren hard moeten werken aan hun draagvlak en legitimiteit. Het betekent dat ze moeten doen waarvoor ze zijn bedacht: dicht bij de mensen staan, de problemen concreet aanpakken. Daar waar een hindermacht ontstaat of vertragende bureaucratie die de burgers een onduidelijke belastingheffing oplegt, gaat het draagvlak snel afkalven. Er moet beterschap komen, anders wordt de vraag tot opdoeking van de deelraden heel actueel.
‘Er is een structurele chaos, dat kan ik niet ontkennen. Ik wil op een aantal punten meer tempo ontwikkelen. Juist als het over jeugd en veiligheid gaat, wil ik niet wachten tot alle deelraden het eens zijn. Je kunt als centrale stad ook aanwijzingen geven. Ik ga niet mijn vier jaar verdoen aan structuur-discussies. Daar waar het remt, ram ik er samen met mijn collega’s in het college van B en W doorheen. Ik richt me op de dingen die betekenis hebben voor mensen.’
De Wallen moeten op de schop. ‘Liever een toeristische attractie minder dan medeplichtig zijn aan misbruik van vrouwen, heb ik eens gezegd. Ik sta meer dan ooit achter deze uitspraak. Ik duld geen moderne slavernij van vrouwen die worden gedwongen in de prostitutie te werken, ook nog onder erbarmelijke omstandigheden. Als je even doorkijkt, zie je menselijke drama’s, en dat in het middeleeuwse hart van een wereldstad. Ik ben er trots op dat het nieuwe gemeentelijke beleid die hele criminele infrastructuur probeert uit te schakelen. Ik heb nooit begrepen hoe we de Wallen hebben kunnen uitdragen als toonbeeld van Nederlandse tolerantie.
‘Sommigen spreken nu van vertrutting en paternalisme, die slecht zijn voor het toerisme. Ik vind het allemaal valse argumenten. De Wallen zijn voor mij een morele kwestie, maar ik ga geen aanstoot nemen aan een poster met een vrouw in bikini. En tegen de ambtenaar die weigert een homohuwelijk te sluiten zeg ik: ga lekker naar Staphorst.’
Lodewijk Asscher heeft de drive voor de publieke zaak van huis uit meegekregen. Hij komt uit een nest van juristen en diamantairs. Overgrootvader Abraham Asscher was een van de voorzitters van de Joodsche Raad. De oorlog heeft niet als een donkere wolk over zijn jeugd gehangen. ‘Mijn ouders hebben zoveel geluk gevonden in het gezin en in debeschermende schil van beschaving dat ze ons hebben leren genieten van het leven, van cultuur en muziek. Mahler is mijn god. Mij is van jongs af voorgehouden dat we de plicht hebben ons eigen oordeel te vormen.
‘Ik heb een zoontje van drieenhalve maand. Dat doet iets, ja. De eerste weken na de geboorte liep ik rond in een permanente staat van gevoeligheid. Als ik een natte klinker zag, was ik al ontroerd. Ik heb nu een direct belang bij het goed achterlaten van de stad en bij het werken aan een vredelievende samenleving. Ik begrijp dat ouders overal doorheen gaan in het belang van hun kind. Je zoon is uit je gezicht weggelopen, zeggen ze in Amsterdam. Dat zie ik nu.’
Amsterdam moet in de top-5. ‘Niet omdat ik lijstjes zo interessant vind, maar omdat we als vestigingsplaats gezakt zijn. We horen Europese top te zijn. Ik denk dat het kan. Door mensen en bedrijven aan te trekken. Er moet een Harvard aan de Amstel komen. Aan de infrastructuur en het aanzicht van de stad kan nog flink worden gewerkt.
‘Politiek lijdt aan oneindige traagheid. Politici maken zich steeds weer schuldig aan nieuwe plannen, nieuwe projecten, nieuw geld, maar kijken nauwelijks om naar de uitvoering. Nog eens tien miljoen voor schooluitval en vervolgens gaat niemand na wat er nou precies met dat geld is gebeurd. De volgende stap is: kijken of het helpt. Daar gaan we slordig mee om. We geven tientallen miljoenen uit aan jeugdzorg en aan welzijnswerk, en wat is het effect Als je het geld ziet liggen, zouden de problemen allang opgelost moeten zijn. Maar altijd weer stuiten we op organisatorische impotentie, op systeemherpes, op nog een lading managers en stuurgroepen. Elke keer dat je denkt: nu gaan we ons richten op de uitvoering, kom je weer andere coordinatoren en welzijnswerkers tegen. Het Monster van Frankenstein heb ik het genoemd. Ik vind dat heel moeilijk.’
Nationale trots is een schuivend begrip. ‘Mijn nationale trots zit in de waardering en liefde voor de Nederlandse rechtsstaat. In 2002 ben ik gepromoveerd met het onderzoek Communicatiegrondrechten. Een onderzoek naar de constitutionele bescherming van het recht tot vrijheid van meningsuiting en het communicatiegeheim in de informatiesamenleving . Ik ben een tijdje universitair docent geweest, maar ik was te slordig voor de wetenschap. Politiek ligt mij beter. Met zijn roep om een Koranverbod demonstreert Geert Wilders dat hij weinig begrip heeft voor de Nederlandse traditie van vrije meningsuiting.
‘Nee, ik word in het buitenland nog niet aangesproken op het gedrag van islamofoben a la Wilders. Amsterdam roept nog steeds positieve associaties op. De Japanners die hier leven zijn nog enthousiast. Ze zeggen wel dat als vreemdelingenhaat de kop zou opsteken ze onmiddellijk vertrekken.
‘De gemeente is een project begonnen om mensen te trainen in gastvrijheid. De service moet beter. In onze onthaalcultuur zijn we provincialen. Er is heropvoeding nodig. Ik zie ze ook, mannen die bellend en met de pet op mensen naar het restaurant begeleiden.’
De factor Ajax, de wethouder kan erover meepraten. ‘Vorig jaar waren we in China. We werden in audientie ontvangen door de burgemeester van Peking. We hadden een ets van Rembrandt meegenomen – het grootste cadeau dat Amsterdam in de aanbieding heeft. De burgemeester zei: ‘Dank u.’ En gaf het kunstwerkje meteen door aan een medewerker. Toen trad de voorzitter van Ajax, John Jaakke, naar voren. Hij overhandigde de burgemeester een shirt met de handtekeningen van alle spelers. De burgemeester van Peking gloeide van extase: Ajax, ooooooh! Hij wou meteen op de foto met dat shirt.’
Ahmed Aboutaleb is een vriend. ‘Een heel dappere, fatsoenlijke man. Jammer dat hij de stad heeft verlaten. Hij was zo belangrijk voor Amsterdam. Ik had hem graag als minister gezien, dat verdiende hij. Ik heb met hem te doen. Ik ga op de fiets naar mijn werk, Ahmed kan niet eens een krant gaan kopen zonder beveiliging. Ik weet niet of ik in staat zou zijn onder zo’n juk door te gaan.’