De Amsterdamse aanpak
Veel signalen dat er iets niet goed gaat bij een jongere worden al opgepikt op de basisschool. Een basisschool leraar ziet dat er iets niet goed gaat, een zorgbreedtecommissie buigt zich er over, en de leerplichtambtenaar in het staddseel kan er mee bekend zijn. Maar wie voelt zich nu verantwoordelijk voor de vraag of dit alleen een probleem is van de leerling of dat er eigenlijk een probleem is in het gezin van de leerling? Er zou sprake kunnen zijn van een risicogezin. Het is mogelijk dat het gezin bekend is bij de coordinator risicogezinnen. Maar het is nog altijd niet vanzelfsprekend dat de leerplichtambtenaar contact heeft met deze coordinator. Een dergelijk signaal kann wellicht reden zijn om achter de voordeur te gaan kijken. Maar wie neemt daartoe het besluit?
Stappenplan
Het voorbeeld dat hier genoemd wordt valt binnen de eerste 2 stappen van het vijfstappen paln van de PvdA: de eerste stap is het signaleren, en wie wat met de signalen doet, de tweede stap is het verbreden van het probleem, en onderzoeken wat er achter zit. Dit kan leiden tot een huisbezoek, om achter de voordeur te kijken. Het lijkt zo logisch, maar het is allerminst eenvoudig dat geod te organiseren. Een belangrijk doel van deze notitie over de amsterdamse aanpak is de vraag hoe we vanuit de gemeente dit soort processen beter kunnen regisseren. Niet voor niets heet deze notitie ‘de Amsterdamse aanpak’, het pleit voor een aanpak voor heel Amsterdam, een integrale aanpak de hulpverleningsaanpak voor heel Amsterdam.
Laten we het genoemde voorbeeld verder volgen:
Stel er is besloten dat het goed zou zijn om het probleem van de leerling te verbreden, en in het kader van de achter de voordeur aanpak een huisbezoek te doen vanuit het maatschappelijk werk. De problemen in het gezin worden dan op een rijtje gezet, en er blijken bv. schulden te zijn. Dus wordt doorverwezen naar schuldhulpverlening, en er wordt vervolgens (in het kader van de ‘er op af methodiek’) voorkomen dat er huisuitzetting volgt. Een ingrijpend proces. Misschien wordt tegelijkertijd geconstateerd dat er bij moeder depressieve verschijnselen zijn, en er wordt doorverwezen naar de GGZ. Er blijkt ook nog een een gehandicapt zusje in huis te zijn. Jeugdzorg meldt zich want er is kennelijk sprake van een multiproblem gezin (mpg) en er komt iemand van stichting Mee om zusje te helpen. De leerplicht houdt de andere kinderen extra in de gaten. Voor je het weet komen er tientallen professionals over de vloer die hulp verlenen.
Eigen kracht
Maar helpt dat ook voldoende? Wat ons betreft moet het streven zijn het gezin (weer) de eigen regie in handen te geven, en dus pleiten we er voor dat er na de eerste twee stappen altijd in stap 3 wordt onderzocht welke kracht en mogelijke ondersteuning er in de eigen omgeving is. Is er een neef die wil helpen de financien op orde te brengen? Is er een buurman die de kinderen mee wil nemen naar de sportvereniging? Is er een buurthuis waar de ouders een keer kunnen praten met mensen die vergelijkbare problemen hebben als zij? Is er een buddy nodig? Betrek de mensen zoveel mogelijk zelf bij die besluitvorming. Het maakt ze mee verantwoordelijk, en zorgt voor draagvlak. Kortom: stap 3 betreft de vraag hoe kunnen we het sociale steunsysteem activeren, zodat er weer wat mensen om het gezin heen staan, die ze met dagelijkse zaken kunnen helpen. Daar waar professionele steun nodig is moet het beschikbaar zijn, maar de rol van professionals moet eerst worden: help mensen zichzelf te helpen. En als er professionals in het gezin komen, moet het duidelijk zijn dat ze voortbouwen op wat er eerder is gebeurd: ze zijn stap 4 in een proces, en niet stap 1. En natuurlijk moet je altijd kijken of de ondersteuning ook daadwerkelijk heeft opgeleverd wat bedoelt werd. Werkt het?
Het voorbeeld dat we net gaven geldt ook voor andere doelgroepen, bv ouderen.
Vanuit een buurt in Noord komt het signaal dat een oudere in het weekend niet eet, omdat tafeltje dekje alleen van maandag tot vrijdag eten brengt, maar wie doet er vervolgens iets mee? Een buurthuismedewerker valt op dat een beetje verwaarloosde vrouw regelmatig wat verward het buurthuis binnenkomt. Haar baas vindt dat het haar taak niet is er wat aan te doen. Of de chauffeur van het stadsmobielbusje ziet dat iemand zijn voordeur niet meer herkent,maar waar zou hij het moeten melden?
Actie!
De PvdA heeft onder meer voorgesteld een conferentie te organiseren met als doel een groot aantal van de huidige acties in het sociale domein te toetsen aan de genoemde 5 stappen. Weet ieder wat er van hem of haar verwacht wordt? Neemt ieder zijn of haar verantwoordlijkheid?
Het begint vaak bij dit soort alledaagse signalen. Wie ziet ze en doet er iets mee? Hoe lang kan een buurthuis nog zeggen dat dat hun taak niet is? Kan de chauffeur of de buurtbewoner nog denken dat het zijn probleem niet is?
Waar kunnen die signalen vervolgens worden gewogen, zodat iemand besluit zo nodig er op af te gaan? Wie wordt er vervolgens bij betrokken om mee te denken over de konkrete stappen die er verder gezet moeten worden?
Om een betere en snellere hulpverlening te waarborgen, waarbij de jongere, de oudere of de betrokkene centraal staat, moet er nog veel gebeuren in de organisatie van onze huylpverlening. Hulpverleners moeten zich betrokken voelen, en ook buiten de grenzen van hun beperkte taak durven treden. Het 5 stappenplan is een visie op de benodigde ondersteuning voor mensen in deze stad, om te komen tot een Amsterdamse Aanpak, die de burgers in staat stelt om sneller de regie over hun leven weer terug te krijgen.
Klik hier voor vijf vragen aan raadslid Jesse Bos over dit onderwerp.