22 mei 2008

Cultureel ondernemerschap: op zoek naar nieuwe verbindingen tussen cultuur en maatschappij?

Het was wederom een druk bezochte PvdA-werkgroep. Ruim zestig Amsterdammers met liefde voor kunst en cultuur en de sociaal-democratie, de meesten van hen werkzaam in de culturele sector, hadden zich 15 mei j.l. verzameld in de Salon van De Balie om te praten over het advies van de commissie Cultuurprofijt.

Minister Plasterk heeft met de instelling van de commissie Cultuurprofijt willen komen tot positieve nieuwe inzichten rondom cultureel ondernemerschap. Om werkelijk vorm en inhoud te kunnen geven aan dat cultureel ondernemerschap is er volgens Jet de Ranitz, vice-voorzitter van de commissie Cultuurprofijt, een mentaliteitsverandering nodig bij zowel cultuurinstellingen zelf alsook commerciële bedrijven en de overheid. Een aantal ontwikkelingen die daarbij volgens de commissie essentieel zijn waren onderwerp van discussie.

Het gaat over ondernemerschap en de bedrijfsvoering van culturele instellingen beter op gang te komen. Het moet veel duidelijker worden wat precies de doelen van een culturele instelling zijn en hoe die doelen zich vervolgens verhouden tot het beschikbaar budget? Die verhouding kan namelijk verschillen per sector. Het museumlandschap is heel verschillend, de danswereld kent echter minder verscheidenheid. Melle Daamen van de Stadsschouwburg stelt dat ook binnen één sector veel verscheidenheid te vinden is op dit vlak. “Er zijn instellingen die onder de norm van inverdienmogelijkheden presteren. Hebben instellingen die onder die norm presteren dan vervolgens iets uit te leggen?” Als je alleen kijkt naar de basisinfrastructuur dan blijft er maar een kleine groep instellingen over die zichzelf kan bedruipen. Maar hoe zit het op de lange termijn met die 10% van instellingen die zichzelf niet kunnen bedruipen? Dat zijn evengoed de culturele instellingen die het culturele klimaat van Amsterdam sfeer en inhoud geven. Volgens hem gaat het veel meer om maatwerk.

Zafer Yurdukal van Podium Mozaiek vult aan: Het is een moeilijke taak om de hele sector breed te bedienen. Zijn zorg is voornamelijk hoe hij als relatief cultureel podium en daardoor minder ‘sexy’ voor commerciële partijen ook voldoende mogelijkheden krijgt om zijn cultureel ondernemerschap vorm te geven. Podium Mozaiek haalt bijvoorbeeld 50% van haar inkomsten uit de markt, waarvan er dan weer 5% commercieel is. Hoe zorg je ervoor dat daar evenwicht in ontstaat?

De discussie gaat vervolgens over de vraag welke essentiële condities gecreëerd moeten worden voor cultureel ondernemerschap. Heel vaak kan het niet als je geen reserves hebt. Op dit moment wordt het vaak aan de instellingen gevraagd die dat niet kunnen. Een simpel voorbeeld wordt aangereikt door Jan Willem Sieburgh, zakelijk directeur van het Rijksmuseum, die stelt dat voor het organiseren van publiekstrekkende exposities (en dus inkomsten) musea dikwijls de benodigde verzekeringspremies niet kunnen opbrengen of dat de premies een aanzienlijke hap uit het tentoonstellingsbudget vormen. Hierin zou de overheid, zoals dat in Frankrijk en Engeland gebeurt, veel meer een rol moeten spelen met bijvoorbeeld een collectieve regeling.

Een tweede advies van de commissie Cultuurprofijt is het invoeren van meer prikkels door de overheid om het werven van fondsen te belonen. Jet de Ranitz stelt dat de overheid dit kan doen door meer betrouwbare voorwaarden te scheppen, subsidievoorwaarden flexibeler te maken en een norm te introduceren voor eigen inkomsten. Jan Willem Sieburgh benadrukt echter vooral de plicht die de overheid op zich heeft genomen om de kunsten te bewaren en ervoor zorg te dragen. Door de notie van cultureel ondernemerschap als oplossing voor de rijksbezuinigingen aan te dragen, verzuimt de overheid haar taak. Het Rijksmuseum maakt nu al prestatieafspraken met de regering en dat is prima. Maar als, zoals de commissie bepleit, het ministerie van OCW een mentaliteitsverandering moet doorgaan dan moet de terugkoppeling ook gemaakt worden naar de overheid en haar omgang met kunst en cultuur. “Er moet geen nieuw alibiprogramma of loket ontwikkeld worden onder de noemer van cultureel ondernemerschap.”

Het werven van fondsen behelst de vraagkant van het fondsenspectrum, de aanbodkant is evenzeer van belang voor een grotere financiële betrokkenheid bij cultuur. Ten derde stelt de commissie dan ook dat er meer fondswerving plaats dient te vinden bij particulieren en het bedrijfsleven. Simon Reinink van het Concertgebouw juicht dit specifieke uitgangspunt toe maar stelt tegelijkertijd de retorische vraag of het realistisch is te denken dat “de zogenaamde sponsorkoek die onder de instellingen verdeeld moet worden, per saldo groter zal worden.” Je moet rekening houden met de verschillende soorten instellingen, maar je moet ook aan de eventuele beschikbaarheid van het bedrijfsleven denken. Het bedrijfsleven pakt in principe steeds professioneler het sponsoren op, maar het mes snijdt aan beide kanten. Hedy d’Ancona betoogt dat het ondertussen de hoogste tijd is dat het bedrijfsleven eens een cultuurverandering doormaakt in de letterlijke en figuurlijke betekenis van het woord. ‘Het bedrijfsleven mag daarin wel wat meer worden opgevoed’, aldus d’Ancona.

Renée Steenbergen, auteur van het boek De Nieuwe Mecenas. Cultuur en de terugkeer van het particuliere geld, stelt vervolgens dat Nederland, als het mecenaat betreft, wel erg gericht is op bedrijven. Dit terwijl in de rest van Europa particulieren een veel belangrijke plaats innemen als het om kunstsponsoring gaat. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling omdat grote bedrijven ondertussen aan hun limiet zitten als het gaat om kunstfinanciering. Zij sluit aan op de stelling van Jan Willem Sieburgh dat “ het oude mecenaat waardering en aandacht verdient, maar dat tegelijkertijd de mogelijkheden van het nieuwe mecenaat onderkent moeten worden.” Maar hoe valt die nieuwe mecenas dan te kwalificeren? Volgens Renee Steenbergen is de nieuwe mecenas steeds jonger, kritischer (what’s in it for me?), hoog opgeleid en steeds vaker een vrouw.

De vraag rondom het nieuwe mecenaat sluit aan op een vierde advies dat voortkomt uit de commissie Cultuurprofijt. En dat is dat een versterking van het maatschappelijk draagvlak nodig is voor kunst en cultuur. Cultuur behoort in Nederland niet tot de non-profit-sector in tegenstelling tot Angelsaksische landen waar dat zeer normaal wordt gevonden en gevers ook status ontlenen aan hun giften. Reinink: ‘De Nederlandse samenleving heeft de waarde van cultuur niet door. Het maatschappelijke nut van cultuur moet veel meer gearticuleerd worden en voor het voetlicht gebracht’. Renée Steenbergen, brengt nuance in de discussie met haar stelling dat in Nederland een ander geefklimaat is ontstaan met de ondertoon: ‘wie geeft, wie sponsort’. Giften veranderen daarom al zeer snel in sponsordeals met tegenprestaties. Maar daarmee vervalt tegelijkertijd het principe van (onvoorwaardelijk) geven. De consequentie van zo’n geefklimaat is dat cultuur al snel ten dienste wordt gesteld van iets anders en het is maar de vraag in hoeverre dat de intrinsieke waarden van cultuur aantast op de lange termijn. Carolien Gehrels beaamt dit: ‘De waarden van cultuur moeten veel meer naar voren komen,, niet alleen in de eigen sector, maar juist ook daarbuiten’

De avond wordt afgesloten door Carolien Gehrels die constateert dat de meeste Amsterdamse instellingen die tot de basisinfrastructuur behoren, behoorlijk goed in staat zijn hun hoofd boven water te houden en dat zij vaak ruim aan de norm voldoen van eigen inkomsten. Toch neemt zij van vanavond vooral mee dat het belangrijk is cultureel ondernemerschap van instellingen ook meer te belonen en te stimuleren. Belangrijk daarbij is het bestaande goed te gebruiken en te versterken (geen nieuw loket, maar meer via de kunstenplansystematiek). Verder is nog meer inzicht nodig in de maatschappelijke “impact” van instellingen, waarbij het niet alleen om de cijfers moet gaan maar ook om hun daadwerkelijke invloed. Tenslotte stelt zij dat meer samenwerking met de publieke omroep een kans is om de maatschappelijke impact te vergroten.

Op 29 mei 2008 wordt het advies van de commissie Cultuurprofijt behandeld in de raadscommissie KSB. Zie hiervoor: http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-bin/agendarecent.cgi/id=262

De werkgroep komt 4x per jaar bij elkaar. De eerstvolgende bijeenkomst is op 2 september 2008. Ben je geïnteresseerd om mee te praten en wil je een tijdige aankondiging ontvangen, meld je dan aan bij [email protected]