Brief van Hennah Buyne aan de Amsterdammer
Op 14 maart 2007 ben ik geïnstalleerd als wethouder van Amsterdam. Afgelopen vrijdag, precies een jaar later, heb ik besloten om als wethouder af te treden.
Voordat ik aantrad als wethouder heb ik gewerkt als rechter. Ik heb altijd de missie gevoeld om zwakkeren te beschermen. Als rechter heb ik kinderen voor mij zien verschijnen die te lang in de steek zijn gelaten. Als eerder was ingegrepen, zou het met hen nooit zo verkeerd zijn gegaan. Dat was ook mijn grootste motivatie om wethouder te worden. In plaats van kinderen achteraf te beoordelen, kon ik nu proberen ze in een vroeg stadium op een beter spoor te krijgen. Als wethouder had ik immers jeugd en onderwijs in mijn portefeuille. Ik wilde kansen creëren voor alle Amsterdamse kinderen. Ik wilde de strijd aanbinden met de armoede. Ik wilde kinderen hun gevoel van eigenwaarde teruggeven.
Maar mijn overgang van de rechterlijke macht naar de Amsterdamse politiek was niet alleen een inhoudelijke verandering. Het was ook een rolwisseling. Een rechter draagt een toga. Die toga staat symbool voor het feit dat haar functie belangrijker is dan haar persoon. Een politicus draagt geen toga. Het verschil tussen de persoon en de functie is in de politiek veel kleiner. Ik heb nooit de geldingsdrang gehad om mij als persoon te manifesteren. Ik vond het belangrijker om op te komen voor Amsterdamse jongeren. Ik ben in die zin altijd meer een bestuurder geweest dan een politicus. Ik ben altijd meer geïnteresseerd geweest in de stad dan in het stadhuis.
Bij het raadsdebat van afgelopen woensdag ben ik als persoon op de voorgrond komen te staan. Mijn integriteit werd ter discussie gesteld. Dat is een verwijt dat mij in mijn hart heeft geraakt. Ik heb eerlijk toegegeven dat ik bij de totstandkoming van de lesbrief onhandig heb geopereerd. Maar de suggestie dat ik moedwillig en doelbewust de raad zou hebben misleid, is een grove leugen. Ik werp dit dan ook verre van mij. Nu is de motie van afkeuring verworpen. Staatsrechtelijk staat mij niets in de weg om door te gaan met het werk waarmee ik bezig was. Toch heb ik besloten af te treden. Dat vraagt om een uitleg.
In de stad heb ik het afgelopen jaar het nodige bereikt. Ik ben er trots op dat we de strijd hebben aangebonden met het voortijdig schoolverlaten door een 100 % verzuimcontrole in te voeren. Ik ben er trots op dat we zijn gestart met een van acht tot acht opvang van kwetsbare jongeren. Ik ben trots op de kwaliteitsverbetering in het Amsterdamse onderwijs die ik samen met enkele dappere schoolbesturen heb ingezet. In de gemeenteraad, en dat is tenslotte het hoogste orgaan in de stedelijke democratie, zijn mijn doelen, motivatie en deze plannen onvoldoende doorgedrongen.
Zo ontstond een spanningsveld tussen mijn missie voor de stad en mijn draagvlak in de raad. En gezien mijn karakter en bestuursstijl, zou dat spanningsveld gemakkelijk kunnen voortduren. Ik heb te alle tijden willen voorkomen dat emoties rond mijn persoon, een belemmering zouden gaan vormen voor het werk dat ik als wethouder wilde volbrengen.
Mijn politieke ambitie was altijd gericht op mijn portefeuille, niet op het politieke spel. Dan is het beter om daar conclusies aan te verbinden en met geheven hoofd en zonder wrok te vertrekken.
Zo’n besluit neem je niet impulsief. Daar heb ik met collega’s en vrienden goed over gesproken. Maar uiteindelijk is het mijn beslissing geweest om deze stap te zetten. Afgelopen vrijdag heb ik Job Cohen en Lodewijk Asscher van mijn besluit op de hoogte gesteld. Nadat ik het besluit had genomen, heb ik in mijn hoofd de film van het afgelopen jaar teruggekeken.
Het afgelopen jaar heb ik mij vol op de inhoud van de portefeuille gestort.
Ik ben vaak geraakt geweest door mensen in de stad die zich voor Amsterdam het vuur uit de sloffen lopen. Ik heb veel steun gekregen van ambtenaren en collega’s. Heb ik genoeg steun gekregen? Vaak wel, soms ook niet. Terugkijkend had ik zo nu en dan zelf nadrukkelijker om steun moeten vragen.
De opdracht die ik mij vorig jaar bij mijn aantreden had gesteld geldt nog steeds. Er moet nog zo veel gebeuren voor de Amsterdamse jeugd. En de Amsterdammers die een steuntje in de rug nodig hebben. En op een andere manier en in een andere functie zal ik me daar onverminderd voor inzetten.
En dan over de Partij van de Arbeid. Ik ben op 14 maart 2005 lid geworden van de partij. Op 14 maart 2007, geïnstalleerd als wethouder. Op 14 maart 2008 besloot ik af te treden en op 14 maart 2009 zal ik nog steeds lid zijn van de PvdA. Ik geloof in de sociaal-democratie.
Tenslotte wil ik van dit moment graag gebruikmaken om alle collega’s en ambtenaren te bedanken. Ook de trouwe leden van mijn klankbordgroep dank ik voor hun steun. Verder denk ik met ontroering terug aan de vele Amsterdammers die ik dankzij deze functie heb mogen ontmoeten en bedank ik mijn kinderen voor hun onvoorwaardelijke, hartverwarmende lieve steun.
Ik groet u, dit is geen vaarwel, maar een tot ziens in Amsterdam of daarbuiten. Mijn missie eindigt vandaag niet.
Het ga u allen goed.