17 januari 2006

Belliot: ’Wie niet meewerkt, sluiten we op’

Hannah Belliot: ’Na twintig jaar is de tijd van betuttelen voorbij. Een interview met de wethouder door Marcel Wiegman van Het Parool:

De grote steden krijgen na moeizaam onderhandelen van het kabinet 170 miljoen euro per jaar om daklozen van straat te halen. De Amsterdamse wethouder Hannah Belliot voerde in Den Haag de troepen aan. ’Ik ga ervan uit dat we tachtig procent van de overlast kunnen oplossen.’

Het was spannend, zegt Hannah Belliot. “Maanden hebben we gepraat over plannen, over analyses en over rapporten. Op een gegeven moment heb ik gedreigd het bijltje erbij neer te gooien. Ik heb gezegd: we kunnen de verslaafden en de daklozen geen teksten voorschotelen. Voor het maken van beleidsplannen heb ik het rijk niet nodig, die verzin ik zelf wel; ik heb nog kasten vol. Geld moest er komen. En ere wie ere toekomt: minister Gerrit Zalm is uiteindelijk stevig over de brug gekomen.”

Hij zal nu zelfs hoogstpersoonlijk de stad ’adopteren’.
“Hij komt wat vaker op visite in Amsterdam. Heel goed, heel verfrissend. Een minister van Finan-cien heeft nu eenmaal veel verstand van geld, maar niet van verslavingszorg. Wij ervaren hier elke dag hoe het is verslaafden met een psychische stoornis in de stad te hebben. In Den Haag heeft men een ander perspectief. Men staat verder af van het dagelijkse werk.”

Amsterdam krijgt vijftig miljoen euro per jaar erbij. Wat gaat u met al dat geld doen?
“Dat gaat vooral zitten in de een-op-een-begeleiding die we voorstaan. Voor iedere dakloze komt een behandelingsplan, dat van week tot week wordt bijgehouden door een vaste begeleider.”

“Nu wordt iedereen nog op een grote hoop gegooid, of ze nu verslaafd zijn, psychisch gestoord, crimineel of een combinatie van dat alles. De bikkelharde veelpleger moet je opsluiten, maar nu zie je in de Bijlmerbajes ook een gestoorde, verslaafde veelpleger van zeventig jaar zitten. Zo’n man hoort daar niet. Wordt hij vrijgelaten, dan staat hij een week later weer voor je neus. Die heeft gepaste zorg nodig, want anders blijf je aan de gang. ”

Als hij tenminste mee wil werken.
“Ik kan u vertellen: na twintig jaar is de tijd van betuttelen voorbij. Wie niet mee wil werken of mee kan werken, sluiten we op.”

“Er komt een nieuwe, gesloten psychiatrische inrichting in de stad voor veertig tot tachtig mensen. Een soort Santpoort in het klein, onder verantwoordelijkheid van psychiatrisch instituut De Meren. De tekeningen zijn klaar, alleen moet er nog een bestemmingsplan worden gewijzigd.”

Als het aan mij ligt, komen er snel nog twee van zulke inrichtingen bij. Het is een illusie geweest dat we alle psychiatrische patienten wel in de samenleving konden opvangen.”

“We hebben in Amsterdam ongeveer tweehonderd gestoorden op straat rondlopen, die een gevaar zijn voor zichzelf en anderen. Die kunnen we alleen wegzetten in een gesloten instituut. Het is de meest humane oplossing voor iedereen.”

In 1997 beloofde uw voorganger Jikkie van der Giessen dat in 2000 niemand in Amsterdam meer op straat zou slapen.
“Met alle respect: dat was hopeloos naief.”

Haar opvolger Guusje ter Horst zei het haar na.
“Blijkbaar hadden ze goed contact met elkaar.”

U belooft nu dat het over zeven jaar zover is.
“Dat beloof ik niet. Dat kan alleen onze lieve Heer. Onaangepasten zullen er in de stad altijd zijn. Mensen die echt alleen maar onder de blote hemel willen slapen zijn vaak ook heel respectabele mensen. Mijn zegen hebben ze. Iedereen doet maar wat hij wil, zolang hij een ander niet lastig valt. Ik ga er nu alleen van uit dat we tachtig procent van de overlast kunnen oplossen. Over vier jaar al. En ik doe nooit valse beloftes.”