Amsterdam grijpt nu gewoon in, waar nodig
Amsterdam wordt al twee jaar bestuurd door een voortvarend links college, dat de Wallen wil schoonvegen en falende ouders wil aanpakken. Paternalisme, of volksverheffing?
Heus, af en toe willen ze het best even met elkaar oneens zijn. Als wethouder Lodewijk Asscher (PvdA) tijdens een gesprek over integratie bijvoorbeeld opgelucht constateert dat ‘links’ niet meer meesmuilend doet over zaken als naturalisatiedagen. "Ik doe daar nog best meesmuilend over", protesteert zijn collega Maarten van Poelgeest (GroenLinks) dan.
Asscher: "Maar door dat meewarige kijken straal je uit dat het allemaal belachelijk is. Dan worden die mensen nooit trotse Nederlanders." Van Poelgeest: "Maar heb je die vragen bij zo’n inburgeringsexamen wel eens gezien? Allemaal vreselijke clichés over klompen en tulpen. En dan zouden mensen die daar geen zin in hebben er zeker niet bij horen?" Asscher: "Nee, maar mensen die wél meedoen worden nu in wezen afgezeken. Dat is ook niet de bedoeling."
Waarna de twee nog even door filosoferen over hoe moeilijk het is om de ‘Nederlandse identiteit’ in een paar quizvragen bij een examen te vangen. En dan zijn ze het alweer bijna eens. Zoals dat meestal gaat; het rood-groene college dat sinds 2006 Amsterdam bestuurt, wordt in de wandelgangen van het Amsterdamse stadhuis wel eens een beetje saai genoemd. Weinig botsende ego’s, weinig intriges, geen wethouders die in geruchtmakende persoonlijke affaires belanden. Het is wel eens anders geweest op het Waterlooplein.
Maar saai vinden de twee wethouders zichzelf natuurlijk niet. Daarvoor hebben ze halverwege de rit al te veel ambitieuze projecten gelanceerd. Plannen die in eerste instantie niet heel links klinken. Als het aan dit college ligt, worden falende ouders desnoods gekort op hun kinderbijslag, wordt de welzijnssector grondig gesaneerd, en groeit Amsterdam uit tot een ’topstad’ die in alle opzichten aansluit bij de internationale economie.
Wat vooral opvalt zijn de inspanningen van het stadsbestuur om de Wallen schoon te vegen, waardoor er in Amsterdam her en der gemor opklinkt over een fatsoensoffensief dat over de stad zou zijn neergedaald.
Hoe links is dit college eigenlijk? Asscher geeft de vraag graag door aan collega Van Poelgeest. "Zeer links", antwoordt die beslist. "Wij stralen uit dat je de dingen niet op hun beloop kunt laten, dat de overheid een actieve taak heeft bij het oplossen van maatschappelijke problemen."
Maar is het niet paternalistisch om voor ouders te bedenken hoe ze hun kinderen moeten opvoeden? Van Poelgeest bestrijdt het. "Wij hebben echt geen modelouder in ons hoofd, waar iedereen aan moet voldoen, wij zijn geen bedillerige opvoeders. Maar sommige ouders kunnen hun kinderen echt niet aan, die zijn wanhopig. Dan moet je wat doen." En dan mag je desnoods ook best drang en dwang inzetten, vinden de twee, door bijvoorbeeld een deel van de kinderbijslag naar een gezinsvoogd over te maken, in plaats van naar de ouders.
Maar de Wallen dan, moeten die nou per se omgetoverd worden tot een chic gebied? "Tegenstanders doen alsof wij van de Wallen een soort P.C. Hooftstraat willen maken", klaagt Asscher. "Maar dat is natuurlijk een idioot perspectief. Het gaat ons daar niet alleen om de prostitutie, maar ook om de ranzigheid, de criminaliteit, het foute vastgoed. Dáár willen we vanaf. En dan zijn er echt nog wel wat tussenvormen denkbaar voor je er een yuppenbuurt van gemaakt hebt."
Asscher heeft dan ook problemen met de term fatsoensoffensief. "Maar wij voeren wel een ethische, een normatieve politiek. Wij grijpen in. Niet bij iedereen, maar wel als we zien dat een kind niet mee profiteert van de welvaart en de kansen in de stad. Of als we merken dat vrouwen achter de ramen op de Wallen uitgebuit worden. De overheid hoort niet alleen een schild der zwakken te zijn, de overheid hoort haar burgers ook te emanciperen, te verheffen, of hoe je het wilt noemen."
Asscher, toch een jurist die onder andere in privacywetgeving gespecialiseerd is, wil niet al te veel doorbomen over hoe ver je daarbij als overheid achter de voordeur mag komen. "Zulke theoretische discussies zijn leuk, maar als bestuurder moet je op een gegeven moment ook voorbij zulke clichés. Dan moet je gewoon je handen uit je mouwen steken, als je een probleem ziet."
Niet alleen bij de hardere aanpak van ‘probleemouders’ en de opschoning van de Wallen laat dit college zich van zijn minder softe kant zien. Sinds een klein jaar wordt de hele Amsterdamse jeugdwelzijnssector doorgelicht. Een operatie die inmiddels bekend staat als ‘Operatie Frankenstein’. "Want de overheid heeft de manier waarop de welzijnssector is georganiseerd aan zichzelf te wijten", verklaart Asscher.
Van Poelgeest weet wel hoe dat gaat: "Er bestaat een soort carrousel van projecten. Je zag het onlangs weer, toen het onrustig was in Slotervaart. Dan krijg je een soort natuurlijke reactie bij politici. Het mechanisme ‘probleempje-projectje-oplossing’. We moeten het afleren om steeds maar weer nieuwe projecten op te tuigen, want als je al die goedbedoelde projecten bij elkaar optelt, dan lijkt het toch niet echt te helpen."
Asscher: "We pluizen nu elke geldstroom na, van het stadhuis tot het bureau waar het uiteindelijk terechtkomt, en kijken hoe efficiënt dat geld besteed wordt." Dat moet leiden tot een grondige sanering. "Op de langere termijn willen we de welzijnssector op een heel andere manier gaan besturen", zegt Asscher. Niet meer op basis van incidenten: "Als je een kind met wie het niet zo lekker gaat op zijn achtste alvast wat ondersteuning in de opvoeding geeft, dan heb je het geld meestal efficiënter besteed dan wanneer je wacht tot hij zeventien is en een duur heropvoedingsprogramma op een Glen Mills-school moet krijgen."
Daarnaast willen de twee af van de ‘papierberg’ in het welzijn, het ’tellen van dossiers’. Er moet meer aandacht komen voor ‘hoe het op straat uitpakt’. Dat is makkelijk gezegd, maar hoe gaat dat in de praktijk, als je een sector juist wilt doorlichten op efficiëntie? Want hoe meet je dan hoe het op straat gaat?
Dat is lastig, erkent Van Poelgeest. Maar dat is nog altijd beter dan het ‘gestolde wantrouwen’ van de berg dossiers. "Wij willen veel meer met mandaten, op basis van vertrouwen, gaan werken, en dus niet om de drie maanden van bovenaf de voortgang controleren. En dan zal het best een keertje misgaan." En dan? "Dat hoort er dan bij, en dat moet je dan ook durven te vertellen als je als bestuurder ter verantwoording wordt geroepen."
Hoe rijmt hun bezorgdheid over de achterblijvende jeugd in achterstandswijken met het economische programma ‘Amsterdam topstad’, waarin het vooral over vestigingsklimaat en internationale economie gaat? "Nou, het is geen keuze om je wel of niet aan te sluiten bij de internationale economie", zegt Asscher. "Je moet meedoen. Maar je moet ook opletten dat die economie van de hoger opgeleiden raakt aan de economie van de buurt."
Hoe pak je dat dan aan in de praktijk? Asscher heeft wel een voorbeeld: "In West is nu een initiatief waarbij talentvolle jongeren hun eigen kleding ontwerpen. Die wordt vervolgens door moeders in de buurt geproduceerd. Een perfect voorbeeld hoe de creatieve economie en de buurteconomie elkaar versterken. Allemaal volgens een commercieel model, zonder dat er iemand met subsidie gepamperd wordt."
"Het is geen automatisme dat lager opgeleiden mee profiteren als je de creatieve klasse stimuleert", vult Van Poelgeest aan. "In de meeste Amerikaanse steden waar ze de afgelopen jaren de creatieve klasse hebben binnengehaald is de sociaal-economische ongelijkheid toegenomen. Dat is het schrikbeeld: dat de werkgelegenheid en de rijkdom zich ‘binnen de ring’ ophopen, de huizen daar onbetaalbaar worden, en dat de mensen in de buitenwijken daar allemaal geen toegang tot hebben. Daar moeten we heel erg voor oppassen."