Ahmed Marcouch: ‘Werken is vooruitgang, bijstand is stilstand’
Voor Ahmed Marcouch blijft het wennen in Den Haag. Ook ruim anderhalf jaar na zijn overstap naar de landelijke politiek forenst hij nog dagelijks heen en weer tussen twee werkelijkheden: de Amsterdamse en de Haagse. Ahmed zegt Amsterdam niet te hoeven missen, want hij woont er immers nog steeds. “Ik geloof dat het in de buurten moet gebeuren.”
Ahmed (42) woont nog steeds in Nieuw-West, waar hij als stadsdeelvoorzitter moest vertrekken nadat hij een lijsttrekkersverkiezing verloor. Hij werd gekozen in de Amsterdamse gemeenteraad maar ook Den Haag trok aan hem. Sindsdien strijdt hij in de Tweede Kamer voor veilige buurten in heel Nederland. Ahmed doorgrondt de problemen doordat hij ter plaatse gaat waarnemen.
“Ik wil de uitvoeringspraktijk graag van dichtbij meemaken. Je kunt hier in Den Haag een wet aangenomen krijgen, bijvoorbeeld de invoering van de Wietpas, en dan achterover gaan leunen en kijken wat ervan terecht komt. Maar je kunt ook kijken naar hoe het uitpakt. Dus langs gaan bij coffeeshops en kijken wat die wet doet.”
Je bent liever op straat dan bij een debat?
“Als er een krantenartikel is geweest over iets dat in de Jan Evertsenstraat is gebeurd, dan kun je op basis van dat artikel een debat aanvragen in de Tweede Kamer. Maar je kunt ook zelf naar de Jan Evertsenstraat gaan en met de mensen daar praten, en kijken wat daar nou precies aan de hand was. Dat kun je met een werkbezoek doen, maar dat is meestal geprepareerd. Ik vind het beter om onaangekondigd daar te zijn en contact te maken met mensen die weten wat er speelt.”
Ik zag je een jaar geleden lopen in Amsterdam en toen liep je langs een omgevallen fiets. Je stopte en je zette die fiets weer overeind. Waarom doe je dat?
“Dat is gewoon een reflex. Ik heb dat ook heel vaak met troep op straat. Alleen als het echt heel veel is bel ik het servicenummer van het stadsdeel. Ik mis bij mensen wel eens die mentaliteit, om gewoon troep zelf eens aan te pakken. Ik hoor wethouder Andrée van Es tegenwoordig spreken over een hoffelijkheidsoffensief. Ze heeft de volgorde verkeerd. Ik zou zeggen, begin eerst eens met een beschavingsoffensief, je krijgt geen vrede zonder strijd.’
Wat ontbreekt er dan, dat zo’n beschavingsoffensief nodig is?
“Ik ben politieagent geweest en maakte soms wel eens mee dat mensen de politie opbelden om problemen op te lossen die ze uitstekend zelf aan konden pakken. Zo belde ooit iemand die meldde dat hij buiten een man zag eten uit een vuilnisbak. Dan denk ik: loop even naar buiten met een paar boterhammen. Of iemand meldde dat er een vuilniszak op de rijbaan stond. Gooi die vuilniszak dan zelf weg, zoveel moeite is het niet.”
Dat vraagt om een mentaliteitverandering. Lastig.
“Het gaat om de mentaliteit dat burgers zelf verantwoordelijkheid nemen. Dat je dus ten eerste je eigen troep opruimt, maar dat je in de tweede plaats ook troep van anderen opruimt die op jouw stoep staat. Want het is dan misschien andermans troep, het is wel jouw stoep. Natuurlijk is het asociaal dat iemand anders troep maakt op jouw stoep, maar als je je er zo aan stoort is het toch niet te min om die vuilniszak zelf even weg te gooien?”
Er zijn ook bestuurders die zo’n omgevallen fiets zien liggen, en die dan zeggen dat iemand van de gemeente even moet komen om die fiets op te ruimen.
“Voor mij is dat gewoon een burgerschapsding – al vind ik dat je als bestuurder ‘voor moet leven’, je moet wat je zegt ook voordoen, zelf doen. Anders wordt het allemaal wat paternalistisch. Dat vind ik ook het mooiste van de politiek: hoe je al die ideeën die je hebt werkelijkheid kunt laten worden. Dat je ook mensen met je meekrijgt om dingen te gaan doen.”
Hoe doe je dat?
“De grootste uitdaging in Amsterdam is hoe je mensen in Amsterdam weer zo ver kunt krijgen dat ze hun eigen portiek, trappenhuis en straat in de gaten gaan houden. Het is niet meer dan doen wat gewone, normale mensen doen, namelijk daar zelf wat van zeggen of – als het allemaal wat te groot of dreigend is – een belletje plegen. Zo help je je buurt leefbaar houden.”
Er zijn mensen die daar tegenin brengen dat dat hun taak niet is maar die van de overheid, die zij immers belasting betalen. Een persoon die het Vondelpark liep te vervuilen eerder dit jaar riep in de krant dat hij dat mocht, omdat zijn vader belasting afdraagt en dus het salaris van de schoonmakers betaalt.
“Dat is echt een grote misvatting. Het gaat hier om het verschil tussen een consument zijn en een burger zijn. Iedereen moet belasting betalen, daarin zit geen vrijblijvendheid. De redenering van die persoon volgend zou je kunnen zeggen dat je het Vondelpark afsluit met poortjes. En dan kom je alleen het park nog binnen als je betaalt. Dan krijg je een stralend mooi Vondelpark, met schoonmakers die achter je kont aanlopen en alle troep die jij op het gras gooit voor je opruimen. Maar je dokt er wel voor.”
Je windt je hier aardig over op.
“Ik heb dat argument over belasting betalen vaak gehoord. Toen ik stadsdeelvoorzitter was in Slotervaart riepen jochies wel eens tegen mij dat hun vader belasting betaalt. Vaak hebben die gasten niet eens in de gaten dat zij meer belastinggeld kosten dan hun vaders tot dan toe misschien betaald hadden.”
“Uiteindelijk is belasting betalen geen afkoopsom. Het is geen aflaat voor je burgerschapsplicht. Belasting betalen is een verplichting. Daaraan verbonden is de eis dat je aan burgerschapsplichten voldoet. Je bent dus geen consument of klant van de gemeenschap, maar een burger. De politieman betalen we ook van belastinggeld. Moet die jouw snelheidsovertreding dan door de vingers zien, omdat jij belasting hebt betaald?”
Maar je eigen troep niet opruimen, dat is toch niet alleen voorbehouden aan Nederlanders?
“Dat weet ik nog zo net niet. Ik was in Madrid en ik wist niet wat ik meemaakte, zó schoon is die stad. En dat is omdat de Madrilenen zelf willen dat hun stad schoon blijft. Dus ze ruimen hun troep op. Dat krijgen wij in Amsterdam niet voor elkaar. Heel triest. We zijn door de jaren heen een bepaald niveau troep op straat normaal gaan vinden. Kijk bijvoorbeeld eens hoe Nieuwendam-Noord erbij ligt. Dat is echt onbeschaafd.”
Ligt dat alleen maar aan de burgers zelf?
“Het is voor een deel ook aan bestuurders en politici die hebben nagelaten morele kaders neer te zetten. Bestuurders die simpelweg durven zeggen tegen burgers dat ze het niet accepteren dat ze er een bende van maken. Dat besef bereik je niet door als bestuurder te gaan speechen, of alleen door te gaan handhaven, maar ook door zelf het goede voorbeeld te geven. Dat is ook weer dat ‘voorleven’.”
“Ik had met mijn buren de afspraak dat we iedere vrijdag ons eigen deel van ons trappenhuis schoonmaakten. Dan zag je hoe fijn wonen dat was. Als die afspraken niet meer nagekomen worden, zie je dat de boel op een gegeven moment verloedert. En dan verloedert niet alleen de fysieke ruimte, maar er ontstaat ook een soort sociale verloedering. En dat slaat dan zo erg door dat je op een gegeven moment moet gaan roepen dat er een beschavingsoffensief nodig is, of een hoffelijkheidsoffensief. En dat is triest.”
De PvdA is van oudsher ook de partij die het maatschappelijk middenveld organiseerde. Moeten zij nu ook de kar trekken bij het organiseren van eigen kracht?
“We moeten niet alles proberen te vatten in projectjes. We moeten vooral weer terug naar het creëren van bewegingen. Ik was als stadsdeelvoorzitter op een school in Slotervaart en hoorde dat twee groepen moeders in de ouderkamer ruzie hadden – om mij. Er was een pro-Marcouch groep en een anti-Marcouch groep. De anti-groep vond dat ik stigmatiserend was omdat ik zei dat bepaalde jongens op tijd thuis moesten zijn, dat je je kinderen moet opvoeden. De pro-groep vond dat ik gelijk had. Er waren en zijn problemen en die moet je niet ontkennen, vonden die moeders. Zij organiseerden later een manifestatie om mij te steunen, met spandoeken waarin ze verklaarden verantwoordelijk te zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Het is mijn inziens een verantwoordelijkheid van de politiek om die beweging aan te wakkeren, vorm te geven en aan te voeren.”
Projectjes, noem je het. Leg eens uit?
“In Amsterdam word je er helemaal gek van. Initiatieven, stichtingen, verenigingen, projectorganisaties in de sociale- en welzijngssector. Lodewijk Asscher heeft het in beeld gebracht. En dat zijn dan alleen nog maar de formele instituties. Daar kun je het niet alleen van hebben. Soms moet je dat soort organisaties gebruiken, maar tegelijkertijd moet je mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. En de beste manier om dat te doen is zelf je eigen verantwoordelijkheid nemen.”
Je velt nu wel een oordeel over ongeveer zestig jaar PvdA-politiek in Amsterdam. Als er een wildgroei is aan organisaties in de sociale sector, dan is de PvdA daar vooral schuldig aan geweest.
“Een samenleving die niet verandert is een dode samenleving. Je moet zaken ook in hun tijd en context zien. In de jaren ’80 en ’90 werden naar beste kunde en weten initiatieven opgezet die in die tijd nuttig geacht werden. Nu weten we beter. Als je ziet dat de jungle van initiatieven in de sociale- en welzijnssector op zichzelf een probleem aan het worden is, dan moet je daar wat aan doen. Dat de PvdA ooit met die initiatieven begonnen is, mag geen reden zijn om dan nu te zeggen dat de PvdA geen hervormingen mag doorvoeren.”
Wat stel je dan voor? Het aantal organisatie terug brengen?
“Het moet vooral doelmatiger. Ik zie de stad toch als een soort bouwput. Organisaties moeten elkaar niet voor de voeten lopen. Eerst beton storten en dan de kabels erin doen gaat niet werken. Niemand heeft het overzicht, niemand is de baas. Het is allemaal een beetje te vrijblijvend. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een welzijnsorganisatie tegen een wethouder toegaf dat men de opdracht had onderschat, en de opdracht terug gaf.”
“Je moet als wethouder van een stad als Amsterdam kritischer zijn, ook op de eigen ambtenaren die doorgaans alleen maar zitten te wachten op een evaluatie en dan misschien pas actie ondernemen. Doelmatiger is ook dat de politieagent politiewerk doet en niet nog eens hulpverleningswerk gaat doen. Want dan beweegt de agent net als een voetballer naar een andere positie, en ontstaat er op zijn oude positie een gat.”
Maar dat is ook een PvdA-ding geweest: politieagenten die steeds meer betrokken werden bij hulpverlening.
“Daar moeten we vanaf. Veiligheid is links. Het bestrijden van criminaliteit is óók opkomen voor de zwakkeren. De misdaad lonend laten zijn en de crimineel zijn gang laten gaan betekent dat je het recht van de sterkste laat gelden. Want een misdadiger is bijna per definitie sterker dan zijn slachtoffer. Anders maakt hij namelijk geen slachtoffer.”
Hoe vul jij het verhaal over eigen kracht in?
“Het verheffingsideaal houdt in dat je iemand met een handicap niet beschouwt als een gehandicapte, maar als een volwaardig mens met potentie en talenten. En dat betekent dus niet dat we tien welzijnsorganisaties gaan dirigeren om steeds het handje vast te houden van die gehandicapte persoon. De bedoeling is dat er voorzieningen gecreëerd worden die de persoon in staat stelt te revalideren. Dus ik maak figuurlijk gezien de fitnessruimte met alle nodige attributen, maar uiteindelijk moet jij, als de persoon met de handicap, hard gaan trainen. Die spieren kan ik niet bij jou aanbrengen, PvdA’ers hadden die indruk niet mogen wekken. Verheffing ontstaat door werken en opvoeden, niet door bijstand en welzijnswerk.”
Hoe zie jij het onderwijs in dat verhaal een rol spelen?
“Mensen aan het werk helpen is ook een kwestie van attitude kweken. Kennis, onderwijs, vaardigheden, dat zijn allemaal competenties waarvoor wij een onderwijsinstituut kunnen oprichten. Maar als zo’n instituut vervolgens leerlingen aflevert die geen sollicitatiebrief kunnen schrijven, niet met twee woorden kunnen spreken en niet weten dat ze rechtop moeten zitten bij een sollicitatiegesprek, dan doet die onderwijsinstelling zijn werk niet goed. Daardoor is de student ook niet gemotiveerd. Die moet goed onderwijs eisen.”
Wacht even. Rechtop zitten, met twee woorden spreken – daar spelen de ouders toch ook een rol in?
“Natuurlijk, maar het is en-en. De hele vorming van een persoonlijkheid is in mijn visie de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de school en de ouders, en op termijn ook van de jongere zelf.”
Eerder hadden we het over politieagenten die in de rol van hulpverlener gedrukt werden, maar dat geldt ook voor leraren.
“Die klacht herken ik, en soms is die ook terecht. Maar het is een teamklus. Natuurlijk hebben de ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kind, en heeft het kind zelf ook een verantwoordelijkheid. Maar de school heeft de verantwoordelijkheid een leerling af te leveren die voldoet aan de eisen van het diploma. Daar horen ook speciale vaardigheden bij zoals gesprekstechnieken. Onderschat ook niet de rol van leraren als rolmodellen.”
Hoe bedoel je dat precies?
“Leraren hebben een rol in het overbrengen van communicatievaardigheden. Ik spreek werkgevers die mij zeggen dat ze het op prijs zouden stellen als solliciterende jongeren op zijn minst weten hoe ze moeten zitten tijdens een gesprek. Of dat ze hun petje moeten afzetten.”
“Onlangs nog kreeg ik een email van een MBO-student die een onderzoekje wilde doen. De aanhef van de email was ‘Hey’, gevolgd door één zin, namelijk dat hij een onderzoek moest doen van school en dat ik een vragenlijst moest invullen. Een goede onderwijsinstelling brengt de leerlingen bij dat het zo niet hoort. Eerder klaagde een Marokkaanse jongen tegen mij dat hij zich suf solliciteerde maar niemand hem wilde aannemen. Dus ik vroeg hem zijn brieven op te sturen zodat ik die kon bekijken. Maar die brieven heb ik niet eens geopend want ik stopte al met lezen van zijn email toen ik zijn mailadres zag: dat was zijn voornaam, gevolgd door ‘mafia’. Niet zo gek dat geen werkgever met die jongen in zee wilde.”
Nu de PvdA in een breder verband. De partij lijkt op zoek naar zichzelf. Is er nog wel zoiets als solidariteit?
“Ja, er is solidariteit met een verzorgingsstaat die doet waar hij voor bedoeld is: sociaal vangnet zijn, mensen tijdelijk zo nodig een basis geven van waaruit zij zich verbeteren kunnen. Als de verzorgingsstaat ontaardt in mensen hospitaliseren in plaats van verheffen, ondermijnt dat de solidariteit.”
PvdA’ers vragen aan werklozen en mensen in de bijstand dat zij aan het werk gaan met behoud van hun uitkering. De SP vindt dat je dan mensen onder het minimumloon aan het werk zet, en dat is asociaal, vinden zij. Wat is jouw reactie daarop?
“Wat is erop tegen om van mensen te vragen dat zij een steentje bijdragen? Werken is edel en werken is vooruitgang, ook als je er op dit moment wenig mee verdient. Je laat ook meteen het nut zien van gesubsidieerde arbeid. Dat is een vieze term geworden en ik begrijp wel waarom. We hebben nooit echt goed duidelijk gemaakt hoe nuttig Melkertbanen waren, terwijl veel van die functies juist uitermate nuttig waren.”
“Neem mijn oude stadsdeel, Nieuw-West. Dat is één van de schoonste stadsdelen van de stad. En nogmaals, ga eens kijken naar Nieuwendam-Noord. Je weet niet wat je ziet. Welnu, in Nieuw-West maken mensen in een uitkeringssituatie de straten schoon, in Nieuwendam-Noord zitten duizenden mensen op de bank, zich te vervelen. Het is asociaal om mensen te laten wegkwijnen. Daarnaast is het goed voor je eigenwaarde om te kunnen vertellen dat je iets voor je uitkering doet. Mijn vader zei altijd dat wie paardenschouders en paardenknieën heeft, gewoon kan werken en dus niet zijn hand hoeft op te houden. Dat vind ik ook.”
(Foto: Jos van Zetten / Wikimedia Commons lincentie)