31 oktober 2007

Aanpak vroegtijdig schoolverlaten

Het vraagstuk vroegtijdige schoolverlaters vraagt om gerichte aandacht en instrumentaria om te komen tot vermindering van het grote aantal. De overheid zoekt de oplossing te veel bij het aanpakken van ouders en vergeet daardoor haar eigen verantwoordelijkheid. Vroegtijdig schoolverlaten is van alle tijden. Kort na de oorlog waren de arbeidskrachten van jonge mannen nodig om te helpen de armoede in het gezin terug te dringen. Je ziet dit fenomeen nog steeds in de ontwikkelingslanden. Vele handen maken licht werk.

De arbeidsmarkt heeft nu veel meer behoefte aan goed opgeleide arbeidskrachten voor het uitvoeren van de technische beroepen, ook worden activiteiten die vele handen nodig hebben geëxporteerd naar ontwikkelingslanden. De vraag naar ongeschoolde arbeiders is daardoor teruggelopen. Het is ook voor het onderwijs en de arbeidsmarkt van belang om tijdig op te sporen welke leerlingen het vermogen hebben, om de kennis die nodig is om op de arbeidsmarkt te functioneren tot zich te nemen en welke leerlingen moeite zullen blijven houden om die markt volwaardig te betreden. Daarnaast is er ook nog sterke behoefte aan werk voor mensen met een blijvende arbeidshandicap en mensen die het vermogen ontberen om door te stromen naar de productieve sector.

Het fenomeen vroegtijdig schoolverlaten vraagt om een cultuuromslag bij sommige groepen. Een aantal decennia geleden was het van belang dat één of enkele gezinsleden zich aan de school onttrokken om vader op het land of in het bedrijf te helpen. De noodzaak om een opleiding te volgen was niet aanwezig, omdat het vanzelfsprekend was dat de zoon de vader opvolgde in het bedrijf. Dit fenomeen speelde zich één of twee generaties geleden af en doet zich nog steeds voor in sommige culturen en bij sommige groepen. De noodzaak van overheidsingrijpen is bij deze gezinnen evident. Dat heeft de overheid opgepakt door inzet van de RMC ambtenaar en de leerplichtambtenaar. Enkel een beperkte administratieve oplossing is onvoldoende. Belangrijk is ook hier aan te sluiten bij de sociale omgeving van de jongeren.

De overheid is naar onze mening verantwoordelijk voor het aanleveren van deugdelijke gegevens over de groep vroegtijdige schoolverlaters. Deze gegevens zijn fragmentarisch aanwezig, maar sluiten niet op elkaar aan. Hoe kan je bepalen welke beleidsinstrumenten je moet inzetten als je niet weet om hoeveel leerlingen het gaat? Daarnaast zijn de samenstelling en de achtergrond van de groep schoolverlaters van belang om tot gefundeerde beleidsaanbevelingen te komen. Allereerst moet helder zijn hoeveel leerlingen met vroegtijdige schooluitval te maken krijgen.

Uit diverse onderzoekingen is duidelijk geworden dat het schooladvies aan leerlingen van het basisonderwijs, die de overgang maken naar het VMBO, onvoldoende aansluit bij de opleidingwens van de leerling. Uit eigen onderzoek onder de deelnemers van de jongerenwerkplaats is gebleken dat onvoldoende aansluiting bij de opleidingswens van de leerling ook schooluitval tot gevolg heeft. De meeste melden het liefst dat zij een andere richting hadden gewild dan de richting welke vanuit het schooladvies werd gegeven. Er is inmiddels ook een rapport hierover verschenen.

Voor de leerlingen die het VMBO wel afsluiten met een diploma zijn er geen of onvoldoende stageplaatsen. Daarnaast ontstaan veel problemen bij de overgang van het VMBO en het MBO. Het ontbreken van stageplaatsen doet zich vaak halverwege de opleiding voor, dan blijkt dat de stageplaats die de school bij de inschrijving had voorgesteld een wassen neus is. Nadat alle formaliteiten bij OC&W zijn gedaan, wordt het aan de leerling overgelaten om een stageplaats te vinden. Ook blijkt dat de stagecoördinator zijn taak niet op de juiste wijze invult. De stagecoördinator ziet het plaatsen van de geworven stageplaats op het prikbord als maximale inzet. De meeste allochtone kinderen ontberen een netwerk bij werkgevers. Het belang om over een netwerk te beschikken doet zich gelden.

Ook wordt onvoldoende rekening gehouden met de doorwerking van het armoede vraagstuk bij vroegtijdige schooluitval. Wanneer de ouders over onvoldoende financiële middelen beschikken, is het kind bij laag opgeleide ouders niet zelden het sluitpost. Het is genoegzaam bekend dat kinderen uit gezinnen met lage inkomens onvoldoende meedoen aan culturele en sportactiviteiten in de buurt. Daarnaast is meedoen op het (V)MBO nog steeds heel erg duur. Er komt veel bij kijken om normaal op school te starten: boekengeld, (wordt dit jaar afgeschaft) ouderbijdrage, kosten van kleding, schoeisel en materiaal, etc, etc. Als de ouders het niet kunnen betalen wordt soms gekozen om het kind op goed geluk naar school te sturen totdat blijkt dat de nodige bijdragen niet zijn voldaan.

Het niet beschikken over een etnisch en cultuurdiverse onderwijzerspopulatie wreekt zich bij conflicten en problemen tussen leerling en docent. Deze conflicten zijn vaak het gevolg van culturele verschillen tussen leerling en docent. Dat betekent dat conflicten niet worden uitgeplozen, maar hoog oplopen, waarbij de leerling vaak aan het kortste eind trekt. Ook bij conflicten met medeleerlingen blijken er onvoldoende vaardigheden op het gebied van conflicthantering in de school aanwezig te zijn. Resultaat: leerling en school gaan uit elkaar, leerling verliest.

Een verkeerde schoolkeuze is naar onze mening het meest funest. Van veel vroegtijdige schoolverlaters met meervoudig problematiek kan achteraf gesteld worden dat zij naar het speciaal onderwijs hadden gemoeten. Het vroegtijdig inzien dat de leerling onvoldoende meekan op het (V)MBO is van eminent belang om schooluitval terug te dringen. 45% van de deelnemers aan de jongerenwerkplaatsen behoren tot de doelgroep van de Sociale Werkvoorziening. Na het speciaal onderwijs op het niveau van de basisschool zou ook een opleiding op VMBO niveau moeten worden kunnen worden gevolgd. Een ambachtschool voor deze groep is niet de juiste oplossing. Deze groep kampt ook nog met problemen op het gebied van aanpassing en het gebrek van acceptatie om in een productieve omgeving te kunnen participeren. Uitbreiding van de mogelijkheden voor additionele arbeid lijkt een voor de hand liggend oplossing.

Roy Hofwijks en Koos Koopal
www.kooskoopal.nl & www.royhofwijks.nl