24 uur met de brandweer
Als stadsteamlid met een grote belangstelling voor en affiniteit met openbare orde en veiligheid besloot ik ook de brandweer een bezoek te brengen. Na ampel overleg meldde ik mij vrijdagochtend 9 november voor een 24 uurs dienst in de brandweerkazerne aan de Ringdijk 98 Als ‘stagaire’ werd ik daarop toegevoegd aan de officier van dienst (OvD) met de mededeling dat waar hij of zij ook naar toe ging en hem of haar moest volgen. Zo’n dienst meedraaien betekent ook dat daar ‘werkkleding’ bij hoort. Dus kreeg ik een doos met een paar werklaarzen, een broek en een jas, handschoenen en een T-shirt. De broek was maatje 58, veel te groot voor mij want de bovenkant van de broek zat onder mijn kin; die heb ik dus weer in de doos gestopt. Niet erg handig als je die spulletjes in twee minuten moet aantrekken.
Dit werkbezoek is belangrijk omdat je inzicht krijgt in allerlei processen en hoe brandweermensen daarmee omgaan. Verder is het van belang wat de invloed van de regionalisering zal zijn en hoe dan de werkprocessen worden vastgelegd en het eigenaarschap daarvan. Mijn operationele crisismanagement bij de Verenigde Naties komt nu van pas om deze processen snel te kunnen duiden.
De begeleidende brandweerofficier, Sarah van der Meer, was goed voorbereid en zij had een reeks activiteiten en afspraken geregeld ten einde een beter inzicht te krijgen in de gang van zaken. Haar programma behelsde een bezoek aan de ‘Willem Kazerne’, de alarmcentrale, het hoofdkwartier aan de Weesperzijde, de dienst brandveiligheid & operationele ondersteuning, het brandweeropleidingscentrum (BOC), dat dicht gaat en een gesprek over crisisbeheersing. Een uitstekend programma dat ik kon afwerken mits er geen brand of ongeval zou plaats vinden, want dan stopte het programma en dan was het ‘er op af’.
Ik mocht dus in de commandowagen (CW) mee en kon dan tijdens de (snelle) rit naar de lokatie mijn schoenen uittrekken en de werklaarzen aan. Deze handeling – in de veiligheidsriemen – proberen uit te voeren is een hele toer en toen ik het onder de knie (letterlijk) had, was ik tamelijk trots op mezelf. Probeer het maar eens, ingesnoerd in een stoel in een snel rijdende auto, bukken en hoge laarzen aantrekken.
Als je naar het scala van activiteiten kijkt waar de brandweer wordt ingezet en vaak als eerste aanwezig is, blijkt duidelijk waarom de brandweer de leidende taak in geval crisisbeheersing heeft. Situaties waar de brandweer wordt opgeroepen zijn brand, animaties, verkeersongevallen, lekkage van gevaarlijke stoffen, het ontzetten van mensen en/of dieren uit ‘benarde’ posities (bekneld in auto’s etc.), mensen in het water (de duikers), rook of brandmeldingen, aanrijdingen etc.
Een voorbeeld van snel en efficiënt optreden was bij het verkeersongeval (botsing tussen bus 19 en tram 7) van die vrijdagavond op de rotonde Burg. Roëllstraat en de Slotermeerlaan, waar ik tijdends deze 24uurs dienst bij was. De brandweer was als eerste ter plekke. De officier van dienst had zichtbaar de leiding en ik was onder de indruk van de rustige, subtiele maar toch gedecideerde wijze hoe dit tot uitdrukking kwam. De andere hulpverlenende disciplines in casu GGD, verkeerspolitie en de mensen van het GVB volgden de instructies zonder meer op. Goede coördinatie tussen de hulpverlenende partijen is dan ook een van de meest belangrijke aspecten bij dit soort situaties. Vanwege de toch zeer ernstige situatie (een groot aantal gewonden) was opschaling van de GGD hulpverlenig (ambulances) noodzakelijk. Een goed voorbeeld hoe de Amsterdamse hulpverlening in zijn werk gaat: snel én effectief.
Wat dan wel weer uitermate storend is, is dat de verslaggeving in de media die de volgorde van aanpak verkeerd weergeeft en de brandweer een zeer ondergeschikte rol toebedeelt, terwijl de brandweer vaak dirigerend optreedt.
Voor de buitenstaander (en dat zijn er nog al wat!) is de brandweer een organisatie die je ziet optreden bij brandjes. Dat de brandweer zo vaak en in zoveel andere gevallen snel en goed optreedt, tja dat weten wij niet en daar sta je verder niet bij stil. Hopelijk misschien nu een beetje.