Door op 18 februari 2013

‘Bestuurders moeten druk ervaren uit de achterban’

Afdelingsvoorzitter Martijn Kool staat voor grote uitdagingen. De verkiezingen van 2014 moeten worden georganiseerd. Daarvoor moet een campagne op touw gezet en een verkiezingsprogramma geschreven. Daar tussendoor speelt nog zoiets als een stadsdelendiscussie, de opdracht meer leden te werven en deelname van de PvdA aan een regering die forse en soms impopulaire maatregen neemt. Hij treedt dat alles monter tegemoet. “Je moet je rekenschap geven van de dingen die je afspreekt.”

Wat wil je in 2013 neergezet hebben?
“Aan het einde van dit jaar hebben wij een aansprekend verkiezingsprogramma wat het resultaat is van een brede discussie in de vereniging en niet groter dan 10 A4’tjes. Ik weet dat deze ambitie wel vaker uitgesproken is, maar ik houd ‘m er toch in. Daarbij komt uiteraard een stevige kandidatenlijst en een bindende lijsttrekker die we krijgen als gevolg van een levendige lijsttrekkersverkiezing. Hier tussendoor speelt natuurlijk de stadsdelendiscussie in combinatie met de bezuinigingen. Hier moeten we goed uitkomen met elkaar. Er is een gevaar dat we door die discussie vergeten dat we aan een campagne moeten beginnen.”

Wat zijn je ambities op de langere termijn?
“Dat is er één: de PvdA beter in verbinding brengen met zichzelf en haar omgeving. Wat mij grote zorgen baart is nog steeds de grote afstand tussen enerzijds de politieke bestuurders en anderzijds onze kiezers. Je ziet die afstand in veel dimensies terug. Eén ervan is die van de Stopera versus de stadsdelen, maar ook de afstand tussen gemeenteraadsleden, bestuurders, deelraadsleden enerzijds en onze achterban anderzijds.”

Heb je daar een concreet voorbeeld van?
“We hebben de afgelopen maanden natuurlijk de discussie gezien over de stadsdelen. Even los van de inhoudelijke argumenten was de emotie die je daar proefde er één van ‘we worden niet gehoord’. Dat geldt voor bestuurders onderling, maar vooral ook voor kiezers. ‘Er wordt naar ons geluisterd als er verkiezingen zijn en daarna zie je die politici niet meer’. Mijn ambitie is het hele politieke proces dichter bij de kiezer te brengen. Dat kunnen we doen door leden – en misschien wel ook niet-leden – dichterbij de besluit- en programmavorming te betrekken. Mijn ideaal is dat over twee jaar mensen zeggen dat de PvdA Amsterdam overal zit en van onderop gevoed wordt.”

Maar dat roepen voorzitters van politieke partijen ook al vrij lang – en nog steeds. Met andere woorden, het is dus nog niet gelukt.
“We roepen het al jaren maar we weten nog niet zo goed hoe we het moeten doen. Dat klopt. Wat je waarneemt is dat mensen als consumenten worden benaderd en dat zij zich ook zo gaan gedragen. Het doel moet zijn dat mensen zich minder zo gaan voelen. Het besef moet doordringen dat ze actoren zijn, dat ze mee kunnen helpen Amsterdam vorm te geven.”

Hoe bereik je die mensen?
“Praten, praten, praten. Langs de lijnen van canvassen, ombudswerk, buurtavonden,  politieke café’s, thema-avonden als Amsterdam2025 waar raadslid Arco Verburg zo mooi mee bezig is. Geef leden het podium om te spreken, en mee te discussiëren over de belangrijke thema’s. Over zorg, over onderwijs, over huisvesting. Thema’s die straks ook in ons verkiezingsprogramma komen te staan.”

Wat is dan het idee? Het verkiezingsprogramma bij elkaar crowdsourcen?
“Nee, dat lijkt me niet. Eén iemand moet het schrijven. Maar het verhaal moet wel actief gevoed zijn door de idealen van de partij en de opvattingen van haar leden.”

Dat is vooral intern voor de partij. Maar op buurtniveau?
“Ik ben ook lid van de raad van toezicht van het Centrum Budgetmonitoring en Burgerparticipatie. In de Indische Buurt is zo’n project opgezet: Budgetmonitoring. Dat is bedacht in Brazilië. Buurtbewoners krijgen training in hoe het stadsdeelbudget werkt. Hoeveel geld is waarvoor beschikbaar en waarom? Het idee is dat mensen eerst de gemaakte keuzes begrijpen en daarna hun kennis gaan aanwenden om deelraadsleden en bestuurders ter verantwoording te roepen. Met andere woorden: we zitten nu als stad in een discussie over wat we centraal en decentraal blijven doen, en daar komt uiteindelijk iets uit. Maar daarmee is de discussie over het betrekken van mensen nog niet afgerond.”

Maar als buurtbewoners willen dat er geld uit het wipkippenfonds naar plantenbakken gaat, dan moet de wethouder die erover gaat misschien wel zeggen dat hij dat niet kan uitvoeren omdat één van de coalitiepartijen dat niet wil. Vergroot dat niet juist het gevoel van frustratie en afstand?
“Dat neemt niet weg dat die wethouder wèl die druk moet ervaren en wèl moet weten voor welke achterban hij iets doet. Bovendien heeft die coalitiepartij in dit geval ook wel iets uit te leggen. Die druk was er ook op Diederik Samsom, toen hij het met de VVD bereikte coalitieakkoord moest verdedigen op het partijcongres.”

Dat ging iets anders: Samsom en Rutte legden na een kwartier praten al hun beider verkiezingsprogramma’s opzij en tijdens dat PvdA-congres mocht het uiteindelijke regeerakkoord niet geamendeerd worden.
“Dat is allemaal waar. Toch zie je dat er meer is dan alleen symbolische waarde. En natuurlijk is een congres een applausmachine. Maar je moet je rekenschap geven van de dingen die je afspreekt. En de vraag is hoe je dat dan doet. Bij de VVD zag je hoe dat mis ging rondom de inkomensafhankelijke zorgpremies. Zij hoefden niet voor een congres te verschijnen. Dus moet je erover nadenken hoe je kunt voorkomen dat zoiets weer gebeurt.”

Je bent al een termijn bestuurslid geweest van de PvdA Amsterdam. Je kon goed zien hoe druk je voorganger Michiel Geuzinge het had met alle uren die hij in partijperikelen moest steken. Wat dreef jou persoonlijk om toch voorzitter van de PvdA Amsterdam te worden?
“Ik vind politiek heel boeiend en ik houd van deze stad. Ja, het kost veel tijd maar ik zit wel op de plekken waar het ergens over gaat en waar het ertoe doet.”

Hans Spekman wil dat de PvdA aan het einde van zijn bestuursperiode 100.000 leden heeft. Hoe staat het ermee in Amsterdam?
“De PvdA heeft nu rond de 50.000 leden. Spekman’s ambitie is dus een verdubbeling en dat zou betekenen dat wij in 2017 10.000 leden moeten hebben in Amsterdam. Dat is nogal ambitieus. Ik heb een andere ambitie: laten we kijken of we op een totaal van één procent van alle Amsterdammers (ongeveer 8000 – red.) uit kunnen komen.”

De PvdA zit nu in een kabinet dat enkele noodzakelijke, maar bepaald geen populaire maatregelen neemt. Hoe verhoudt dat zich tot de ledenambitie?
“De leden moeten betrokken worden bij de beslissingen die je hier in de stad neemt als gevolg van die ingrijpende maatregelen. Laat zien dat je er bent, zorg dat je heel duidelijk maakt wat je wilt met deze stad. Leg uit waarom je doet wat je doet.”