6 mei 2009

Verslag werkgroep Kunst & Cultuur: Rekenkamerrapport kunstensector Amsterdam

De kunst en cultuursector heeft af en toe te maken met fikse tegenvallers. Terwijl de mooiste cultuurgebouwen worden gebouwd, is het altijd een vraag of het na opening ook allemaal betaalbaar is. Committeren sponsors uit het bedrijfsleven en de grote fondsen zich voor langere tijd, weet de Amsterdammer en de bezoeker aan de stad de nieuwe plek te vinden en is er voldoende toezicht en professionaliteit om de culturele organisaties te managen. Heeft het gemeentebestuur grip op de subsidie die ze geeft, wordt het geld doelmatig en rechtmatig besteed en hoe verloopt de procedure tot subsidieverlening.

Slechts een paar vragen die de Amsterdamse Rekenkamer aanleiding gaf om twee omvattende onderzoeken te verrichten naar de kunst en cultuursector. En de publicaties van de rapporten was weer aanleiding voor de PvdA werkgroep kunst en cultuur om bij elkaar te komen, deze keer in het Rozentheater op 15 april j.l.

Ruim 50 geïnteresseerden luisterden naar de uitgebreide presentatie van Victor Eiff, directeur van de Rekenkamer. Belangrijkste bevindingen van het eerste onderzoek naar de financiële situatie van instellingen waren dat van de onderzochte instellingen de helft te weinig eigen vermogen had, 20 procent er financieel verre van optimaal voor stonden en er een paar instellingen te veel eigen reserves hadden.

Het tweede onderzoek ging meer over het proces van subsidie toekennen. De rekenkamer is kritisch over de opdrachtgever, oftewel het College en de gemeenteraad. Te vage doelstellingen die niet geoperationaliseerd worden, wat betekent ‘prachtstad’ concreet? Hoe controleer je dat de kunstinstellingen het geld ook daadwerkelijk besteden aan de dingen die in de aanvragen staan? Het motto van Eiff luidde op deze avond “vertrouwen is goed, het controleren is beter”. Volgens Eiff is het een feit dat de financiële gegevens van een culturele instellingen niet goed gecontroleerd worden en daar in ieder geval geen consequenties uit getrokken worden. Problemen die incidenteel lijken, hebben daarmee een deels structureel karakter omdat er nooit op tijd bijgestuurd kan worden.

Jacques van Veen, voorzitter van het overleg Amsterdamse Culturele Instellingen (ACI), treedt deze avond op als co-referent. Naast een groot aantal kritische kanttekeningen bij het onderzoek beaamt hij dat de verankering van het beleid beter kan en dat daarmee een betere basis gelegd kan worden voor de Kunstraad om te adviseren. Van Veen mist het wijder perspectief; de gesubsidieerde sector is een klein deel van het totale kunst en cultuur aanbod in Amsterdam, het kan daarom heel goed zijn dat subsidiegeld ook als multiplier dient en daarmee moeilijker meetbaar is. Je koopt er immers niet per se een vooraf bepaald aantal voorstellingen van. Van Veen mist die analyse.

De discussie na de presentatie richt zich op veel verschillende onderwerpen uit de onderzoeken. Ik vind het zelf belangrijk dat het debat in de gemeenteraad gevoerd wordt. Als het een feit is dat slechts een klein deel van de totale kunstensector gesubsidieerd wordt, dan moet je daar als gemeenteraad ook sturend in zijn. Dat betekent scherpe voorbereiding en concrete keuzes maken. De beoordeling van de plannen van de kunstinstellingen kan niet door de gemeenteraad zelf gebeuren, maar het advies van een kunstraad moet wel getoetst kunnen worden. Verder benadruk ik ook dat afgesproken spelregels, bijvoorbeeld over het functioneren van een raad van toezicht of de eisen aan eigen vermogen, nageleefd moeten worden.

Carolien Gehrels besluit de avond met de opmerking dat het de komende maanden in het debat wat haar betreft zal gaan over 1) hoe weeg je prestaties uit het verleden ten opzichte van de plannen voor de toekomst, 2) waar moet je als gemeentebestuur culturele instellingen op aanspreken en 3) wanneer is sprake van effectieve controle, waarbij de verantwoordelijkheid daar blijft waar die hoort en waarbij er goed zicht is op de goede en effectieve besteding van overheidsgeld. Dat betekent dat ook de positieve effecten van cultuur op de stad meegenomen moeten worden. Carolien Gehrels merkt op dat dit laatste punt wat haar betreft niet genoeg aan de orde is gekomen in de rekenkamer rapporten.

De twee rekenkamerrapporten zullen donderdag 14 mei (13.30 – 17.30 uur) besproken worden in de Raadscommissie Kunst en Cultuur, Bedrijven en Sport.