Burgers onder de Burgers
Eén plus veertien maakt meer dan 15
Over het bestuurlijk stelsel van Amsterdam
Afgelopen dinsdag (14 oktober) waren de volksvertegenwoordigers en de bestuurders van de gemeente Amsterdam in het Tropeninstituut bijeen om met elkaar te spreken over de voortgang van het BASS (Bestuursakkoord stad en stadsdelen) en de voortgang van de stelseldiscussie. Deze discussies worden bijna uitsluitend gevoerd op het bestuurlijke niveau. Vanuit de raden is niet om dergelijke initiatieven gevraagd. Maar zoals burgemeester Cohen zei: “Besturen leggen aan de raden voorstellen voor”. In Zuidoost interpreteren we dat – gelukkig raadsbreed – als dat het DB voorstellen doet over die onderwerpen waar de raad voorstellen voor vraagt.
Om te beginnen werden de aanwezigen getrakteerd op een overzicht van de voortgang van het BASS. Het blijkt dat er al veel gerealiseerd is en dat op een aantal punten nog tot nadere afspraken gekomen moet worden. Benieuwd naar de resultaten voor de bewoners in bij voorbeeld Zuidoost, werd ik ernstig teleurgesteld. Over 6 acties werden we geïnformeerd. Van WMO tot aanpak overlast gevende jeugd en uniformering van de dienstverlening. Steeds bleef het antwoord op de vraag “en wat merken de bewoners van Zuidoost daarvan?” onbeantwoord. Wat natuurlijk erg interessant is, is de vraag of met het geüniformeerde beleid alle problemen in de stad op dezelfde manier overal even goed opgelost kunnen worden. Een veronderstelling, waar ik mijn twijfels over heb. De stadsdeelraden zijn juist ingesteld omdat de stad in zijn onderdelen zo verschillend is. Werkt de geüniformeerde aanpak voor hinderlijke jeugdgroepen in west net zo goed als in Noord of Zuidoost? Leiden de geüniformeerde tarieven overal tot kostenbesparingen voor de burger?
Toen er nog geen stadsdelen waren bleek in ieder geval het centraal geüniformeerde beleid slechts matig in staat de problemen op te lossen. Voorstellen om de Jordaan te slopen voor City-vorming konden alleen door volksverzet worden tegengehouden. De 0ntwikkeling van de Bijlmermeer kwam tot stand vanaf de tekentafel. Een mooi ruimtelijk concept dat weinig rekening hield met maatschappelijk dynamiek. Vanuit de eigen kennis en ervaring zijn we in Zuidoost als raad en bestuur samen met bewoners, bedrijven en instellingen bezig de Bijlmer om te toveren tot een wijk die wel de maatschappelijk dynamiek accommodeert.
De stad werd geregeerd vanuit Publieke Werken op de Wibautstraat en de andere grootschalige ambtelijke organisaties. Wat in een ‘gewone’ gemeente onderwerp was van felle politieke debatten werd in Amsterdam ambtelijk afgehandeld.
Ook de discussie over het bestuurlijk stelsel was geen discussie, maar meer een voorlichtingsbijeenkomst. Hoopvol is, dat de commissie onder leiding staat van een topman van de RABO bank. De RABO bank is sterk geworden door een degelijke uitwerking van het subsidiariteitsbeginsel. Organiseer alleen centraal dat wat het decentrale versterkt. Dat was indertijd ook de insteek van de instelling van stadsdeelraden. Bijkomend voordeel was dat de decentralisatie doelmatigheidsvoordelen opleverde, die voor de stad als zodanig een besparing opleverden van tientallen miljoenen euro’s (en toen het dubbele aantal guldens).
Na de instelling van de stadsdeelraden is m.i. onvoldoende doorgewerkt met het subsidiariteitsbeginsel. Sprekende voorbeelden zijn de sociale dienstverlening en de WMO. Bij uitstek is dit wetgeving die bedoeld is om decentraal uit te voeren. Zeker na de invoering van de Wet Werk en Bijstand met zijn nadruk op sociale dienstverlening in een bredere context van maatschappelijke dienstverlening te plaatsen, had het voor de hand gelegen deze taak door te decentraliseren naar de stadsdelen. Niets daarvan. Met de WMO gaat het erom een maatschappelijke omgeving te creëren, die het mensen met een lichamelijke beperking mogelijk maakt zelfstandig te blijven wonen en leven. De ontwikkeling van de Civil society is de pijler daarvan. Ook weer zo iets wat je vooral op de schaal zo dicht mogelijk bij de mensen moet organiseren. De centrale stad koos hier niet voor.
Met een (her)oriëntatie op het bestuurlijk stelsel is na de kleine 30 jaar dat het bestaat natuurlijk niets mis. De heroriëntatie moet dan wel het hele stelsel in beschouwing nemen. Hebben de stadsdelen gedaan wat van hen werd verwacht? Heeft de centrale stad alles gedaan om een goed functioneren van de stadsdelen mogelijk te maken en heeft zij zelf goed invulling kunnen geven aan haar eigen niet overgedragen grootstedelijke taken? Moet er worden gedifferentieerd tussen stadsdelen zoals ook tussen gemeenten wordt gedifferentieerd waardoor de grote steden meer taken en bevoegdheden hebben dan de kleine gemeenten? Hoe verhoudt een eventuele recentralisatie van taken zich tot de door de provincie overgedragen bevoegdheden?
Tijdens de bijeenkomst werd vanuit de zaal ook de vraag gesteld naar de regionale component. Het rijk streeft naar zo’n 25 regio’s, waar eerst de politietaken (de blauwe kolom) in werden ondergebracht, vervolgens die van de brandweer (de rode kolom) en de ambulancediensten (de witte kolom) om samen met de gemeenten (de groene kolom) voor veiligheid te zorgen. Ook de handhavingstaak is nu in beeld om op dat niveau in te brengen. Waarom niet ook de dienstverlening, de afvalinzameling en de ruimtelijke ordening daarin onderbrengen. Ik ben er in beginsel niet voor. Maar de conclusie moet altijd een afweging zijn van voor en nadelen.
Als uitkomst van de discussie wordt steeds genoemd dat het aantal staddeelen moet worden veminderd. Ik zeg dan: laten we eerste de discussie voeren en dan pas conclusies trekken. Eén van de architecten van het bestuurlijk stelsel – Walter Etty – merkte onlangs tijdens een PvdA bijeenkomst (2 oktober) op dat het vooral de kleinere gemeenten zijn die het beste voor hun bewoners presteren. En dan heeft hij het niet over 80.000+ gemeenten, maar over gemeenten met 25 tot 40 duizend inwoners. De andere architect van het stelsel – Michael van der Vlis – riep op toch vooral niet de discussie te reduceren tot een aantallen discussie en gewoon mogelijke inhoudelijke verbeteringen van het stelsel op te sporen en in te voeren. Zowel de stad als de stadsdelen zijn daarbij onderwerp van discussie.
Tijdens de bijeenkomst op dinsdag kregen wij te horen dat in december de voorstellen voor aanpassing van het bestuurlijk stelsel klaar zijn en dat de raden daar dan ja tegen mogen zeggen. Vanzelfsprekend zullen wij in Zuidoost alleen voor die invulling van het bestuurlijk stelsel gaan, die de beste kansen biedt voor het oplossen van onze zuidooster problemen. In ons verkiezingsprogramma noemden wij: “decentralisatie van het armoedebeleid” en “Ontkokering van het Grote Stedenbeleid”. Dat soort voorstellen zal ons helpen problemen bij de wortel aan te pakken in plaats van stroperige overlegstructuren aan te moeten gaan met onzekere uitkomsten.
Lourens Burgers,
voorzitter van de Stadsdeelraad