8 februari 2008

Integratiedebat: ‘Talenten beter benutten’

Burgemeester Cohen sprak woensdag 6 februari jl met een klein groepje jongeren over integratie. Een onderwerp waar, zo lijkt het af en toe, niemand over uitgesproken raakt. Tijdens dit debat, in de Expozaal van Pakhuis de Zwijger, kregen jongeren de kans om van zich te laten horen. Er was geen ruimte voor ellenlange klaagzangen: “wel klaagliedjes, maar geen heel epos,” zoals discussieleider Hedy d’Ancona het verwoordde bij aanvang van het debat.

Volgens oud-wethouder Ahmed Aboutaleb is integratie als een snelweg. Om op die snelweg te komen en deel te kunnen nemen aan het verkeer heb je een rijbewijs nodig en een APK-gekeurde auto. Je moet kunnen invoegen en dat kan eigenlijk alleen als de auto’s die reeds op de weg zijn jou de kans geven om te ritsen. Yman Mahrach (raadslid en woordvoerder Jeugd & Diversiteit) verwees in haar inleiding naar deze metafoor. Ze legde in het kort uit waarom voor deze vorm van debatteren was gekozen: kansrijke jongeren, want hoogopgeleid, mondig en maatschappelijk betrokken, aan het woord laten over integratie. Om te leren van hun ervaringen – goede en slechte – en om ideeën over integratie met elkaar uit te wisselen.

Hedy d’Ancona legde de aanwezigen drie stellingen voor. De stelling over onderwijs – “goed onderwijs is de basis voor succesvolle integratie” – maakte de meeste discussie los. “Is hoger of hoog onderwijs te elitair?” werd er gevraagd. “Ja,” vond een aantal jongeren. Het probleem begint volgens hen al in het basisonderwijs, doordat je in Nederland, zo lijkt het, aan een bepaald gedragspatroon moet voldoen. Leerkrachten op het basisonderwijs en op de middelbare school weten door dit afwijkende gedrag vaak niet goed wat ze met je aanmoeten en zien je al snel als lastig. Later worden zaken als lid zijn van een vereniging belangrijk. Ben je dat niet, dan val je er automatisch buiten.

Ook zouden ouders te weinig betrokken zijn bij de vorderingen van hun kind. Maar lang niet iedereen vond dat dát iets zou moeten uitmaken. Een goed onderwijssysteem moet ervoor zorgen dat de leerlingen van wie de ouders niet betrokken zijn, ook een kans hebben, doordat bijvoorbeeld een mentor zich extra om hen bekommert.

Ligt het probleem dan aan de (in)competentie van de docenten? Hoe vaak komt het voor dat, als je ouders niet uit Nederland komen, jij als kind automatisch een laag advies krijgt? Niet voor niets vertelde Yman in haar inleiding over de leerkracht op de basisschool, die alle leerlingen erop wees dat niemand het ooit tot het VWO zou schoppen, dat was hem immers ook nooit gelukt. Met deze woorden gaf hij zijn klas weinig hoop. Moeten docenten dan toch meer de rol van inspirator op zich nemen? Absoluut!

Dit zou bijvoorbeeld betekenen dat er meer allochtone docenten aangetrokken moeten worden. Volgens aanwezige studenten van de HES en de PABO bleek er een duidelijke, grotere belangstelling onder jongeren met een andere afkomst voor studies waar later veel geld mee te verdienen valt. Geld betekent automatisch aanzien, als docent heb je dat in andere culturen vaak simpelweg niet. Maar hebben jongeren van buitenlandse komaf dan per sé een niet-Nederlander voor de klas nodig om verder te komen? Zouden meer goede voorbeelden in de maatschappij niet voldoende zijn, dus ook de succesvolle ondernemers die van de HES komen straks? Een andere vraag, die rees, was of we echt allemaal zo nodig het allerhoogste moeten bereiken? Het gaat er toch uiteindelijk om dat je doet wat je leuk vindt en waar je goed in bent? Weer een ander zei dat het Nederlandse onderwijssysteem niet goed was. Vakken als handvaardigheid vond hij overbodig en waarom moeten we nu nog steeds leren over Shakespeare, wat hebben we daar uiteindelijk aan?
“Je moet willen verheffen,” benadrukte Cohen en daar zit Shakespeare ook bij.

Tijdens de tweede stelling werd er stilgestaan bij goedbedoelde initiatieven, waarmee integratie bevorderd zou moeten worden. Het grote nadeel zou zijn dat bij dergelijke initiatieven etniciteit te veel centraal staat. Dat werkt eerder segregatie in de hand: allochtoon versus autochtoon. Bij dit soort projecten moet voorop gesteld worden dat we iets leren over het gedrag van de ander, dat mensen bij elkaar worden gebracht. Studiefinanciering werd genoemd als een uitstekend voorbeeld van integratiebevorderend. Dankzij deze vorm van “subsidie” krijgt iedereen de kans om te studeren. Naschoolse activiteiten als streetdance, rappen en dergelijken bleken voor de zaal alleen acceptabel als het gericht was op alle kleuren in de samenleving.

Over positieve discrimniatie is niet iedereen even enthousiast. Het blijft immers discriminatie en dat is altijd negatief. Een aantal deelnemers aan het debat zegt het zelfs vernederend te vinden en zou nooit op zo’n manier ergens aangenomen willen worden. Weer een ander bestempelt het als schijnemancipatie. Toch is iedereen het met Cohen eens als hij uitlegt dat het in bepaalde gevallen bijna noodzakelijk is om op deze manier een goede afspiegeling van de samenleving te waarborgen. Als voorbeeld wordt AT5 genoemd, waar een duidelijke afspiegeling volgens Cohen nodig is in een stad als Amsterdam. Cohen gelooft in faciliteren. Als bepaalde integratieïnitiatieven leiden tot interessante ontmoetingen, dan kun je er toch bijna niet tegen zijn. Als er niets gebeurt, blijft “het vreemde vinden wij vreemd” toch altijd regeren.

Maar: verbeter de wereld en begin bij jezelf. Want aan het einde van het debat merkte Cohen heel scherp op dat er in de zaal toch wel heel duidelijk sprake is van segregratie. Na ruim een uur debatteren was namelijk pas duidelijk dat iedereen veilig in zijn “eigen groepje” heeft plaatsgenomen.

De laatste stelling ging over de slachofferrol. Is dat een rol, waar mensen zich bewust in wentelen of wordt die hen opgelegd? Kun je er altijd uitkomen, als je dat wilt en er hard genoeg tegen vecht? “Waarom bestaat het begrip ‘kansloze jongeren’ eigenlijk,” werd er meteen tegengeworpen. Gaan mensen zich hier niet alleen maar naar gedragen? De algemene opvatting bleek wel dat slachtoffers altijd zullen bestaan en dat het aan je persoonlijkheid ligt of je uit die positie kunt komen. De jongeren waren zich er allemaal van bewust dat zij misschien ooit als kansarm waren bestempeld, maar dat zij de kansen zoveel mogelijk hadden gegrepen. Toch vond een meerderheid dat Nederland niet bepaald uitblinkt in het verwelkomen van anderen. Dat werkt voor veel mensen demotiverend. De jongeren wilden allemaal, waar mogelijk, anderen helpen, stimuleren en uit hun slachtofferrol trekken. Velen hebben zich zelfs al meerdere keren ingezet, als huiswerkbegeleider of in bijvoorbeeld een debatclub.

Cohen sloot de avond af met een positieve boodschap. Hij merkte op dat de weerbaarheid van jongeren met een andere afkomst aan het toenemen is. Hij hoopt dat daardoor jongeren hun talenten beter zullen ontplooien en dat we ons in de toekomst allemaal zullen inzetten om al deze talenten nog beter te benutten.

De avond leverde een levendige discussie op. Er werd goed naar elkaar geluisterd en duidelijk was in elk geval dat we inderdaad veel van elkaar kunnen leren, zeker als het over dit onderwerp gaat. Het was nuttig en leerzaam, daar waren alle aanwezigen het over eens. Na afloop werd er flink nagediscussieerd. “Komt er nog een vervolg,” was de vraag. Ongetwijfeld.