10 mei 2007

Schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw Kaplan (PvdA) inzake ABN-AMRO

Amsterdam, 3 mei 2007

Aan het College van Burgemeester en Wethouders

Inleiding

Op 19 maart 2007 werd bekend gemaakt dat ABN AMRO gesprekken voert met Barclays aangaande een mogelijke fusie van de twee grote banken. De gecombineerde bank zou de tweede bank van Europa worden, na HSBC. Op wereldschaal zou het de vijfde plaats innemen. Barclays wordt gesteund door ondermeer de Spaanse bank Banco Bilbao Vizcaya Argentaria (BBVA), de Franse bank BNP Paribas en Bank of America. Op 23 april werd bekend gemaakt dat Barclays een bod uitbrengt van 67 miljard euro op ABN AMRO in aandelen. Echter, op 25 april werd bekend dat het consortium onder leiding van Royal Bank of Scotland (met Fortis en Bank Santander) voornemens heeft om 39 euro per aandeel ABN AMRO te bieden, waarmee het bod van Barclays ruim zou worden overtroefd. Het bod bestaat voor 70 procent uit cash en 30 procent uit aandelen Royal Bank of Scotland. Het bod is wel onder voorwaarde dat de verkoop van LaSalle Bank aan Bank of America niet doorgaat. De Vereniging van Effectenbezitters heeft al laten weten moeite te hebben met de manier waarop het ABN AMRO bestuur de Amerikaanse LaSalle Bank verkocht heeft. De aandeelhouders hebben namelijk geen invloed gehad op deze grote transactie, en de overige bieders die bijzonder interesse in deze Amerikaanse tak hebben, wordt op deze manier de pas afgesneden. Het consortium onder leiding van Royal Bank of Scotland onderzoekt de mogelijkheid om de verkoop van LaSalle Bank aan Bank of America te blokkeren.

Het gerechtshof in Amsterdam – dat door de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) is aangespannen- is op 3 mei 2007 tot de conclusie gekomen dat de banken ABN Amro en Goldman Sachs onrechtmatig hebben gehandeld jegens beleggers bij de beursgang van het internetbedrijf World Online. Dit maakt de kans op het opknipscenario zeer groot.

De fractie van de PvdA maakt zich zorgen over deze ontwikkeling in verband met de concurrentie positie en werkgelegenheid in Amsterdam nu het management heeft aangegeven flink te snijden in het personeelsbestand. Eens te meer is gebleken dat internationale kapitaalstromen zeel veel invloed uitoefenen op de lokale werkgelegenheid. Het was immers het hedgefund TCI, dat slechts 1 procent van de aandelen ABN AMRO bezit, dat de ontwikkelingen met betrekking tot de fusie dan wel het opknippen van het bedrijf in gang heeft gezet.

Op grond van artikel 42 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Gemeenteraad heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de PvdA, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Deelt het College de zorgen van de PvdA, dat de overname door het consortium ertoe kan leiden dat het hoofdkantoor van ABN AMRO verdwijnt en dat de internationale kapitaalstromen zo’n grote invloed hebben op onze lokale werkgelegenheid?

2. Hoeveel werkgelegenheid levert het hoofdkantoor van ABN AMRO, direct en indirect?

3. Hoe groot schat het college het verlies aan werkgelegenheid in indien ABN AMRO niet op wordt geknipt maar fuseert met Barclays?

4. Hoe groot schat het college het verlies aan werkgelegenheid in indien ABN AMRO wel op wordt geknipt en niet fuseert met Barclays?

5. Ook als ABN AMRO niet op wordt geknipt zal het personeelsbestand worden ingekrompen naar aanleiding van de fusie met Barclays. Hoe groot schat het college het verlies aan werkgelegenheid in in die situatie, of is de verwachting dat de werkgelegenheid stijgt omdat ook Barclays dan zijn hoofdkantoor in Amsterdam krijgt?

6. ABN AMRO is een belangrijke partner in de Zuidas ontwikkeling. Denkt het College dat er consequenties zijn voor de Zuidasontwikkeling als ABN AMRO opgeknipt wordt?

7. Is het College bereid om op korte termijn afspraken te maken met ABN AMRO om de hierboven genoemde zorgelijke ontwikkelingen inzake het hoofdkantoor, Zuidas en werkgelegenheid te bespreken?

Het lid van de Gemeenteraad,

D. Kaplan