Het geheim van de eeuwig lege schatkist ; Asscher zegt hetzelfde als zijn voorgangers: geld is op
HEEL ERG veel heeft een wethouder van Financien in Amsterdam eigenlijk niet te doen. Twee keer per jaar roep je de lokale pers bij elkaar, vlak voor de presentatie van de voorjaarsnota en de begroting. En soms nog een derde keer, als een Financieel Meerjarenperspectief verschijnt, een doorkijkje naar de iets verdere toekomst.
En dan maar proberen zo serieus mogelijk te kijken als je, met gedragen stem, de onvermijdelijke zin uitspreekt: "Het geld is op. De kas van Amsterdam is leeg."
Zoals Lodewijk Asscher.
"Wekelijks gesel ik collega-wethouders met de harde boodschap: er is geen ruimte voor hobby’s. We hebben afgesproken dat we ons geld investeren in kinderen, economie, veiligheid en armoedebestrijding. Het zal nog een heel gevecht worden, maar daarbij moet het blijven."
Zo houd je grijpgrage vingers weg bij de honingpotten van de stad. Weet de kersverse wethouder van Financien Asscher alles van. Van die grijpgrage vingers dan.
We herinneren ons VVD-wethouder
Laetitia Griffith, die het kunstje der Financien eind 2005 een keer mocht vertonen, voordat ze snel weer terugkeerde naar waar ze even daarvoor vandaan was gekomen:
de fractie van haar partij in de Tweede Kamer.
"Ik zou niet weten waar het geld vandaan moet komen," riep ze verbijsterd uit, nadat woordvoerder Thijs Reuten van de PvdA in opdracht van zijn grijnzende fractievoorzitter Lodewijk Asscher had geeist dat ze door bezuinigingen honderden miljoenen euro’s vrij zou maken voor mooie nieuwe plannen voor de mensen.
Griffith, destijds: "De financien van de gemeente zijn zorgwekkend!"
We herinneren ons ook haar flamboyante voorganger Frits Huffnagel, eveneens van de VVD. Hij ging er in de zomer van 2004 eens goed voor zitten in de Stopera, het studentikoze brilletje omzichtig op de punt van de neus gedrukt, de iets te brede stropdas nog eens netjes recht getrokken.
Tegen de gemeenteraad: "U heeft een hele middag vergaderd en 41 moties met wensen ingediend, terwijl ik mijn verhaal in drie woorden kan samenvatten. Somberrr, somberrr, somberrr."
Mooie, zwaar aangezette bas, langzaam gesproken, in handzame blokken met dui-de-lij-ke punten erachter. En dan, alsof zojuist, midden in de zomer, uit Siberie een ijzige poolwind is komen aanwaaien: "De winter is ingetreden. We weten alleen nog niet hoe koud het wordt."
En: "Ik heb u vaak genoeg gewaarschuwd. U bent horende doof."
Fijne uithaal naar de nieuwe wethouder van Financien destijds van de juist aangetreden PvdA-fractievoorzitter Asscher: "U gedraagt u als Winston Churchill, die zojuist te horen heeft gekregen dat de Duitsers het land zijn binnen komen vallen."
Niet heel erg veel later kon Huffnagel, op aandringen van diezelfde Asscher overigens, zijn biezen pakken, nadat was gebleken dat hij als fractievoorzitter van de VVD wat minder netjes was omgesprongen met belastinggeld.
En dus herinneren wij ons ook nog maar even zijn voorganger, VVD’er Geert Dales. Zelfs toen het geld nog met bakken tegelijk de stad werd binnengedragen, wist deze liberale wethouder van Financien nog te verkondigen dat nadrukkelijk moest worden opgepast voor ‘ongebreideld optimisme’ over de gemeentekas.
Eind 2003, toen de knoet der rijksbezuinigingen Amsterdam inmiddels ruimschoots had getroffen, deed Dales er bij de presentatie van de stadsbegroting nog maar een schepje bovenop: "Ik trap nu echt op de rem. We maken af wat er ligt, maar grootse nieuwe plannen en projecten zullen moeten wachten tot betere tijden."
En: "Als we niet blijven ombuigen, krijgen we niets meer voor elkaar."
Nog zo’n favoriet van de man die niet echt hield van tegenspraak: "Goh, Sinterklaas is er weer vroeg bij dit jaar."
Lodewijk Asscher, dat jaar nog slechts de financieel woordvoerder van zijn partij, wist wel beter. Gaat het slecht met de economie? Dan moet je niet minder geld uitgeven, maar juist veel meer.
"Wij willen investeren in werk, onderwijs en opleidingen. Tegen de trend in durven gaan. Aan volksverheffing doen. Daar worden mensen beter van."
"Anticyclisch investeren."
De jonge Asscher keek erbij alsof hij het woord hoogstpersoonlijk had bedacht.
MARCEL WIEGMAN