Raadslid Bastiaan Minderhoud pleitte vandaag bij de bespreking van de Hoofdgroenstructuur voor een stad in balans: “We blijven in gesprek met bewoners en onze stadsdelen om ervoor te zorgen dat het groen een integraal onderdeel van de stad blijft en dat het groen door middel van het voorliggende kader ook daadwerkelijk versterkt wordt.” Lees hieronder zijn inbreng.
Het is niemand ontgaan de afgelopen jaren: onze stad heeft te lijden onder steeds extremer weer. ’s Zomers zijn we op zoek naar verkoeling, op straat, in onze kanalen en meren, thuis en in onze publieke gebouwen. In andere seizoenen worden we geconfronteerd met meer water, wind en ander extreem weer. En ik vrees dat dit pas het begin is van de veranderingen die we in de toekomst kunnen verwachten.
Bomen en planten zijn cruciale bondgenoten in onze voorbereiding op een veranderend klimaat. Voldoende groen kan helpen om onze straten niet te laten overstromen als het met bakken uit de lucht valt. Hun schaduw houdt onze wegen en gebouwen koel wanneer de zon brandt.
Maar groen is ook van groot belang voor het sociale leven van Amsterdammers. Wat voor sommigen van ons verkoeling biedt op een hete zomerse dag, is voor de kwetsbaren een randvoorwaarde om überhaupt naar buiten te gaan. Ons groen helpt ons om buiten te sporten, boodschappen te doen, vrienden of familie te ontmoeten, het huis uit te kunnen. In andere woorden: groen is een randvoorwaarde om mee te doen.
Onze stad heeft een rijke groene traditie. Sinds de 16e eeuw gaat iedere periode van stedelijke ontwikkeling in Amsterdam gepaard met geplande groeninvesteringen. In de tijd van vóór de sociaaldemocratie ging dat nog met name over de aanleg van binnentuinen achter herenhuizen, maar toch ook over het opstellen van regels en plannen voor het planten van bomen langs onze grachten. Na de intrede van linkser gedachtegoed in de 19e eeuw werd ook het democratiseren van de toegang tot groen een prioriteit – via de aanleg van grote stadsparken, zoals het Vondelpark, Sarphatipark en Oosterpark – mede om de gezondheid en het welzijn van al onze voormalige stadsgenoten te verbeteren. In de 20e eeuw werd deze traditie voortgezet met het Algemeen Uitbreidingsplan in 1934. Groen vormde een integraal onderdeel van de bouwplannen ter verbetering van de leefbaarheid voor Amsterdammers van alle achtergronden, door de toegang tot het groen fundamenteel te verbeteren voor iedereen.
De uitbreiding van het groen in de stad vond altijd gelijktijdig plaats met de uitbreiding van de stad zelf. De stad groeide – en dat deed het groen ook. De nieuwe hoofdgroenstructuur is hierin een volgend hoofdstuk.
Maar, voorzitter, dit volgende hoofdstuk schrijven wij op een moment dat onze stad uit haar voegen groeit. Er is een tekort aan zoveel dat we ons tegenwoordig moeten afvragen waar we geen tekort aan hebben: woningen, personeel, zwemplekken, sportparken, OV-verbindingen én groen. Wat de Partij van de Arbeid betreft moeten we als gemeenteraad in deze situatie koersen richting een stad in balans:
Kortom: een stad waar het groen bijdraagt aan, en ruimte biedt voor, het kunnen deelnemen aan onze samenleving door iedereen, door voldoende bescherming te bieden tegen de elementen en alle Amsterdammers de gelegenheid te geven er op uit te gaan, mensen te ontmoeten of simpelweg te genieten van alles dat onze stad en haar natuur te bieden heeft. En natuurlijk een stad waar het groen de flora en fauna zélf een veilig thuis geeft door solide groene gebieden die via een zorgvuldig opgebouwd netwerk met elkaar verbonden zijn.
Al met al mag het geen verrassing zijn dat de PvdA enthousiast is over het voorliggende beleidskader. De hoofdgroenstructuur wordt uitgebreid en beter beschermd, terwijl er ook ruimte blijft voor onze groeiende stad. De rol van de Technische Advies Commissie als onafhankelijk adviesorgaan is daarbij cruciaal, en zoals gisteren in het Parool stond en al vaker is aangegeven door de leden van de commissie zelf, verwelkomen zij het voorliggende kader met open armen.
Het kader biedt de Technische Advies Commissie de kans uitgebreider te adviseren over het inpassen van stadsontwikkelingen in bepaalde gebieden van de Hoofdgroenstructuur, in plaats van alleen voor of tegen te adviseren. Daarnaast wordt de commissie al om een advies gevraagd bij de beginfase van de planvorming – en niet pas wanneer de kogel al bijna door de kerk is. Als raad kunnen wij op die manier een beter besluit nemen over de verhouding tussen de groei van het groen en de groei van onze stad.
We zien en horen echter ook de roep van Amsterdammers, waaronder onze collega’s uit de stadsdelen, met name uit Noord, om voorzichtig om te gaan met onze natuur, en de angst dat dit nieuwe kader tot een vermindering van de kwaliteit en de hoeveelheid van het groen leidt. We blijven dan ook in gesprek met bewoners en onze stadsdelen om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt, dat het groen een integraal onderdeel van de stad blijft en dat het groen door middel van het voorliggende kader ook daadwerkelijk versterkt wordt.
Omdat in het beleidskader een nieuwe werkwijze en besluitvormingsproces worden voorgesteld en we hierin als gemeente pionieren, vinden we het dan ook verstandig om deze nieuwe werkwijze na vijf projecten te evalueren en zo nodig aan te passen. Dit doen we niet alleen als raad: dat doen we samen met bewonersorganisaties, natuurorganisaties, de stadsecoloog, de TAC en onze collega’s in de stadsdelen. Hiertoe dient onze fractie samen met de fracties van D66 en GroenLinks een tweetal amendementen in. Deze amendementen, tezamen met de zekerheid dat de raad altijd het laatste woord heeft bij nieuwe ontwikkelingen, geven onze fractie het vertrouwen dat we met de Hoofdgroenstructuur aankoersen op een mooie, groene toekomst voor Amsterdam.