13 juli 2022

Maidenspeech raadslid Amel Namane

Op woensdag 13 juli hield ons raadslid Amel Namane haar maidenspeech in de gemeenteraad van Amsterdam. Lees haar gehele inbreng hieronder. 

Voorzitter,

In Amsterdam voel ik mij thuis. En wat een eer is het daarom om hier te staan. Hier in deze raad, in de allermooiste stad van de wereld.

Wat Amsterdam mooi maakt, waardoor ik me zo thuis voel, zijn al die verschillende mensen die hier wonen.

In de metro valt het mij altijd op: stiletto’s, stalen neuzen en kapotte sneakers. In de metro hoor je Spaans, Sranan en straat. Zijn er paradijsvogels en grijze muizen. Oud, jong, gezinnen, grote groepen en mensen alleen, alles door elkaar.

Al die verschillende mensen in onze stad. De verschillen die we hebben, zetten ons aan tot denken, zorgen dat we ons kunnen verwonderen, dat we kunnen leren. Als we elkaar ontmoeten komen we tot betere ideeën, en leren we te kijken naar de wereld met een andere blik.

Als we elkaar ontmoeten.

“Wat Amsterdam mooi maakt, waardoor ik me zo thuis voel, zijn al die verschillende mensen die hier wonen.”

Want in de metro kijken we vaak langs elkaar heen. En in de rest van de stad ook. Om verschillende mensen te ontmoeten, om verschillende mensen te begrijpen, moeten we ons best doen. Zeker wij, hier in de raad. Onze opdracht is om al die verschillende mensen te zien en te horen, en hun verhalen hier naar binnen te brengen.

Een paar weken geleden stond ik bij het IBIS hotel bij het Centraal Station. Tientallen hotelschoonmakers stonden op voor hun belangen, bij een demonstratie van de FNV. Ze wilden betere arbeidsvoorwaarden. Hun weekendtoeslag. En ze riepen, ze zongen, dat ze nooit meer onzichtbaar wilden zijn. Want ze voelden zich zo lang niet gezien.

De Radical Riders van de maaltijd- en flitsbezorgers verenigden zich ook. Ze willen aandacht, voor goede uitbetaling, voor goede werkomstandigheden. We zien ze. En, met compliment voor mijn collega van GroenLinks, we hebben de flitsbezorgers gezien vanaf een vroeg moment.

En hun gekleurde jassen en tassen zien we overal op straat. Maar wat ik mij afvraag – wie zien we niet? Hier in de mooiste stad van de wereld, is wat mij betreft geen plek voor slechte arbeidsomstandigheden. En wat mij betreft, verdient iedereen hier een eerlijk loon.

“Hier in de mooiste stad van de wereld, is wat mij betreft geen plek voor slechte arbeidsomstandigheden.”

En hoewel ik weet, dat onze mogelijkheden beperkt zijn, wil ik zorgen dat we het in ieder geval zichtbaar maken als het mis is. Dat we het weten. Dat we doen wat we kunnen, om het beter te maken. Daarom dien ik hierbij een motie in over Inzicht in Arbeidsomstandigheden in Amsterdam.

Dan, voorzitter,
Wat misschien niet zo onzichtbaar is.
Steeds vaker vinden bepaalde bedrijven hun weg naar onze stad.

Bepaalde bedrijven, die een markt willen ontwrichten en domineren. En die dat ook kunnen, omdat ze de stad in trekken met een grote tas, soms in de vorm van een kubus, vol durfkapitaal. We zien veel bedrijven die al zo groot en vermogend zijn, dat lokale ondernemers niet met ze kunnen concurreren.

We zien kleurloze ketens, over verschillen die onze stad mooi maken gesproken. Bedrijven die alleen voor de winst lijken te komen. En vaak ook bedrijven, die de randen opzoeken van wat kan, in de omgang met werknemers. Bedrijven die niet bijdragen aan de brede welvaart in de stad.

Daarom ben ik zo blij dat we een visie op de lokale economie gaan maken, met die brede welvaart als doel. Lokale ondernemers zorgen vaker voor die brede welvaart, zoals ik hem voor ogen heb. Voor kleur in onze stad, voor verschil.

Bedrijven die wat komen brengen zijn wat mij betreft welkom. Bedrijven die bijdragen aan de maatschappij. Die oog hebben voor de mensen die er werken, die ze zien, die zorgen voor werkgelegenheid en goede arbeidsomstandigheden.

Laten we dit meenemen in de visie op de lokale economie. Daarom dien ik daartoe een motie in. En voorzitter,

Wat mij betreft zijn we na dit debat, of na deze motie, nog niet uitgepraat over wat de ideeën van de raad zijn voor de visie op onze lokale economie. Maar laten we niet wachten, met daar actie op ondernemen.

Want er ligt ook een opdracht om de stad, na vaststelling van die visie, beter te maken. Daarom vraag ik het college, of zij bereid is, om al in het najaar over de visie met ons in gesprek te gaan.

Want voorzitter,

We moeten ons best doen om iedereen te zien en te horen. Om de verhalen uit de stad hier naar binnen brengen. En we moeten de stad, vervolgens, nog mooier maken.

Dankuwel.

“We moeten ons best doen om iedereen te zien en te horen.”