De Amsterdamse Droom
Vrienden, Vriendinnen, Amsterdammers
Sluit je ogen en denk aan onze mooie stad. Het veldje waar je als kind voetbalde. Het plein waar je met vriendinnen hinkelde. Het zolderkamertje dat je had toen je hier als student kwam wonen. De plekken in de stad waar je je uitsloofde voor een geliefde. Denk aan de stad waarvan je houdt. ’s Avonds over de verlichte grachten fietsen, met vrienden op een terrasjes in de pijp, inkopen doen op de Dappermarkt of op het Bos en Lommerplein, juichend in de Arena, swingend op Keti Koti of hardlopend om de Sloterplas.
Wat we ook denken. Een ding weet ik zeker. Hoe verschillend we ook zijn, we houden allemaal van Amsterdam. Van deze kleine metropool. Een stad met bewoners met 178 verschillende nationaliteiten die zich allemaal hier thuis voelen. Een stad die talloze werelden in zich bergt en toch één is. Werelden die we kennen en werelden waarvan we geen flauw benul hebben. Dit is jouw stad, dit is mijn stad, dit is onze stad.
Wat Amsterdam uniek maakt is dat Amsterdam voor iedereen op een andere manier uniek is. Niemand kan zich Amsterdam toe-eigenen. En mensen moeten vooral niet schelden op de stad. Behalve wijzelf dan.
Tegelijkertijd is er iets vreemds aan de hand in Amsterdam. De toestand van onze stad, kan in één zin worden samengevat:
Het gaat goed met Amsterdam, maar met te veel Amsterdammers gaat het niet goed.
Het is een paradoxale zin, want hoe kan het nou goed gaan met de stad als het met zoveel Amsterdammers niet goed gaat? Amsterdam is een optelsom van haar inwoners. En dus is het onze taak om te zorgen dat alle Amsterdammers meewerken aan en meedelen in het succes van de stad. Met elkaar voor elkaar.
Het gaat goed met Amsterdam omdat de stad groeit en bloeit. Een mooi symbool voor die groei is Alex. Op 30 november 2012 werd hij geboren en hij was de 800.000e Amsterdammer. Alex is het levende bewijs van het ongelijk van stadssociologen die ik tijdens mijn studie moest lezen. Zij voorspelden de teloorgang van de stad.
Toen ik in 1984 naar Amsterdam kwam, voelde dat voor mij als thuiskomen. Hier hoor ik en hier wil ik blijven. Maar voor Amsterdam was 1984 geen hoogtepunt. Tussen 1959 en 1984 nam de bevolking van de stad met bijna 200.000 inwoners af. De sfeer was grimmig, de stad verpauperde. Er was criminaliteit en werkloosheid. In sommige delen van de stad, zoals de Zeedijk, kwam de politie überhaupt niet.
Alex bewijst het ongelijk van die stadssociologen van toen. De stad heeft niet alleen een groei doorgemaakt in het aantal inwoners. Op nog veel meer gebieden gaat het Amsterdam voor de wind. Het aantal banen is gegroeid, het opleidingsniveau verbeterd, het aantal hoofdkantoren en ondernemingen is toegenomen en het gemiddeld inkomen gestegen. De nieuw geopende musea verbraken alle records. Er komen meer toeristen dan ooit. Onlangs moest de Kalverstraat zelfs even door de politie worden afgesloten. Zo druk was het in de winkelstraat.
Het succes is ook te proeven, te ruiken en te zien in de stad. De verbeteringen hebben we voor onze ogen zien ontvouwen. Hoe de Pijp hip werd en de Indische Buurt veiliger. Hoe Zuidoost werd gerenoveerd en IJburg werd gebouwd. Hoe Noord de zonzijde van het IJ werd en de Zuidas verrees.
Amsterdam is, zelfs in tijden van crisis, booming.
Tegelijkertijd delen veel te veel Amsterdammers, te weinig mee in dit succes. Een slordige 72.000 Amsterdammers zijn aangewezen op een uitkering (exclusief AOW). En veel Amsterdammers worstelen met eenzaamheid en chronische ziektes. Een op de vier kinderen in Amsterdam groeit op in armoede. De jeugdwerkloosheid is 20% en onder migrantenjongeren is die zelfs 40 %. VEERTIG PROCENT.
De vooruitgang van Amsterdam is dus oneerlijk verdeeld over Amsterdammers. Niet iedereen profiteert van de enorme ontwikkelingen van onze stad.
De verschillen tussen Amsterdammers nemen toe. Tussen hen die een baan hebben en hen die er geen kunnen vinden. Tussen mensen die een prachtig huis hebben en hen die al twaalf jaar op de wachtlijst staan. Tussen Amsterdammers die gezond en gelukkig zijn en hen die eenzaam thuis zitten.
Deze ongelijkheid is een smet op Amsterdam. Op al die prachtige beelden die we net voor ogen hadden. Deze ongelijkheid bedreigt het karakter van de stad. Amsterdam dreigt dan niet langer een stad te zijn van Amsterdammers, voor Amsterdammers, door Amsterdammers.
En weet u. Er zijn partijen die deze ongelijkheid aanmoedigen, onder het mom van het belonen van succes. Ze willen dat Amsterdam enkel ruim baan maakt voor de succesvollen, voor de gezonden, voor de werkenden. Ze willen de mazzelaars feteren en de pechvogels vergeten. De gelukkigen krijgen de beste huizen, de beste wijken, de beste scholen. Want zij hebben dat per slot van rekening ‘verdiend’. Dat is de gedachte.
Ik zie dat radicaal anders. Ik vind dat juist mensen die het goed gaat anderen wat moeten gunnen. Dat geldt ook voor mij. Ik hoor bij de mazzelaars. Ik hoor bij de groep die het voor de wind gaat. Juist mensen die succes hebben moeten het mogelijk maken dat iedereen in Amsterdam zijn dromen na kan jagen. Dat maakt Amsterdam tot Amsterdam. Dit is de stad waar iedereen kansen krijgt en zijn talenten kan benutten. Iedereen. Als je pech hebt in het leven, heb je mazzel dat je in Amsterdam bent geboren, want hier laten we niemand in de steek. Als je het getroffen hebt in het leven, dan heb je geluk dat je in Amsterdam woont, want hier krijgt iedereen ruim baan om te floreren.
Bij zo’n stad hoort geen onderscheid tussen eerste en tweederangs burgers.
Wij willen niet een klassenstad zijn, maar een stad met klasse.
Het is deze tweedeling waar ik tegen vecht. Want vergis u niet, het is een gevecht. Elke dag. Het succes van Amsterdam is niet uit de lucht komen vallen. Het unieke karakter is bevochten. Het is keihard werken om een relaxte stad te zijn.
Het probleem van de tweedeling is niet dat het sommige Amsterdammers goed gaat. Integendeel. We hebben de creativiteit en inventiviteit van succesvolle Amsterdammers keihard nodig. Nodig voor de economische groei van de stad, maar ook nodig voor het karakter van de stad. Wat Amsterdam tot Amsterdam maakt is de overvloed aan Amsterdammers die hun dromen najagen. Ze kunnen zich storten op een gat in de markt of op een kans voor de stad. Hun succes draagt bij aan het succes van de stad.
Maar de tweedeling bedreigt ook hun succes. Bedreigt héél Amsterdam. Als we de tweedeling ongebreideld laten toenemen slaat dat als een boomerang terug op de stad. Het betekent dat mensen met een bescheiden inkomen in grote delen van de stad niet meer terecht kunnen en mensen met een fors inkomen in andere wijken niet meer terecht willen komen. Wat er dan gebeurt heb ik gezien bij een bijeenkomst in Nieuw-West. Een moeder vertelde me dat zij erover denkt om haar stadsdeel te verlaten, omdat ze haar kinderen niet naar een school met achterstandskinderen wil sturen. Andere ouders waren al vertrokken.
We kunnen kiezen voor een keiharde concurrentie om de populaire wijken, we kunnen ook zorgen dat heel Amsterdam aantrekkelijk wordt en dat je overal kansen krijgt en we alle talenten benutten.
Ik noem dat de Amsterdamse droom. In de Amsterdamse droom maakt het niet uit in welke wijk je woont en of waar je ouders zijn geboren. De Amsterdamse droom lijkt op de Amerikaanse droom. De krantenjongen kan miljonair worden. De jongen uit Nieuw-West kan advocaat worden op de Zuidas. Het meisje uit Noord wordt de architect van de prachtigste nieuwbouw op IJburg 2.
Het verschil tussen de Amerikaanse en de Amsterdamse droom is dat ze in Amerika doen alsof iedereen met een gelijke kans aan de start verschijnt. Het is niet voor niks zo dat er geen land is waar de Amerikaanse droom zo zelden uitkomt als in Amerika.
Het verschil tussen de Amerikaanse en de Amsterdamse droom is dat wij mensen die niet slagen nooit in de steek laten. Wij denken niet dat succes een keuze is en falen de eigen schuld. De filosoof Ronald Dworkin stelt dat succes afhankelijk is van 3 factoren: inspanning, talent en sociale omgeving. Mensen die denken dat succes een keuze is en falen de eigen schuld, staren zich blind op de factor inspanning. Maar succes is veel meer dan alleen je best doen. Onze startpositie is niet gelijk. In de Amsterdamse droom erkennen we dat. En dus willen we zorgen dat kinderen die met een achterstand beginnen een vliegende start krijgen. Die gaan naar een peuterschool waar ze met 2,5 jaar naar toe kunnen, zodat ze hun taalachterstand inlopen voordat ze naar de basisschool gaan.
Het creëren van gelijke kansen is keihard werken. Het is permanent tegen de stroom inzwemmen, politieke keuzes maken die gedurfd zijn en het verschil maken voor Amsterdammers. Als we alles op zijn beloop laten verandert de Amsterdamse droom in een Amsterdamse nachtmerrie.
Als we in 1984 de hoop hadden opgegeven en met de stroom mee waren gegaan, dan was Amsterdam leeggebloed. Dan waren er geen miljoenen geïnvesteerd in de leefbaarheid van de stad. Dan was de veiligheid niet toegenomen, was de economie niet opgestart, dan waren er geen nieuwe banen gekomen en geen nieuwe wijken aangelegd. Als we met de stroom waren meegegaan, waren de populaire gebieden populairder geworden en de impopulaire gebieden guurder. Als we met de stroom mee waren gegaan was Zuidoost opgegeven.
Ik geef u een paar voorbeelden van de keuzes die de Amsterdamse droom vormgeven. Van keuzes die een ommekeer tot stand brengen. In mijn eerste week als wethouder onderwijs mocht ik het Caland 2 openen in Nieuw-West. Die school was een klein wonder. Niet alleen omdat die in 8 weken is gebouwd, maar ook omdat ooit zogenaamde realisten voorspelden dat een HAVO, VWO school buiten de ring nooit een succes zou worden. En nu hebben we het Hyperion in Noord en het IJburgcollege. Allemaal zeer geslaagd. Die scholen zijn er niet gekomen door met de stroom mee te zwemmen, maar door tegen de stroom in te zwemmen. Van die omkering profiteert uiteindelijk iedereen. Het maakt de concurrentiestrijd om de scholen in Zuid en Centrum minder. En Amsterdammers hoeven niet meer te verhuizen als ze hun kind naar een goede school willen sturen.
Vijf jaar geleden waren er nog 44 zwakke scholen in Amsterdam. Mijn eigen zoon heeft op zo’n zwakke school gezeten. Een zwakke school is het beste recept om de Amsterdamse droom de grond in te boren. De klasgenootjes van mijn zoon hebben op die school alleen nog maar een grotere achterstand opgelopen. Op een slechte school worden loopbanen om zeep geholpen. En toch is er altijd een excuus om niks te doen. Het ligt dan niet aan de school, maar aan de moeilijke populatie. Zulke excuses maken is met de stroom mee zwemmen.
Het kwaliteitsoffensief van Lodewijk Asscher ging tegen de stroom in. En met succes. Er zijn nu nog maar 4 zwakke scholen. Een paar weken geleden kon ik trots melden dat er in Zuidoost geen enkele zwakke school meer is.
Hetzelfde heb ik gedaan bij het tegengaan van schooluitval. Het afgelopen jaar ben ik gestart met een experiment om veelspijbelaars een boete op te leggen van 10 euro per uur. Dit om een halt toe te roepen aan de spijbelepidemie op de mbo’s. Ik wil niet wegkijken als jongeren afglijden. We hebben de schooluitval in 6 jaar met 50% verlaagd. Zo hebben honderden Amsterdamse kinderen een diploma bemachtigd, die anders zonder diploma van school waren gegaan. Dat is kansen bieden en talenten benutten.
Job Cohen zwom tegen de stroom in door de boel bij elkaar te houden, toen groepen Amsterdammers tegenover elkaar dreigden te staan en onze burgemeester Eberhard van der Laan pakt nu de grootste raddraaiers in de stad met succes aan.
De Amsterdamse droom bereiken we niet door af te wachten, maar door erop af te gaan en er vroeg bij zijn. Daarom ben ik ook begonnen met het aanpakken van jonge daders, om te voorkomen dat ze grote criminelen worden. Als we alles op zijn beloop laten, dan weten we zeker dat kinderen die afglijden, doorglijden. Dat de verschillen groter worden en de tweedeling toeneemt.
En als zich ergens de tweedeling toont dan is het in de jeugdwerkloosheid. Afgelopen zomer heb ik een jongen gevolgd die al een tijd werkloos is. Zo krijgen de cijfers gezichten. Robin heeft een opleiding gevolgd voor interactief design. De bescheiden jongen heeft veel gesolliciteerd. Toch zit hij al twee jaar thuis. Bij zijn ouders. Een uitkering heeft hij niet. Hij vertelde me dat hij na zoveel afwijzingen de moed begon te verliezen. Uiteindelijk is hij terecht gekomen bij de Kandidatenmarkt. Daar heb ik hem ook bezocht. Voor de groep stond Patricia. Een struise Surinaamse dame. De deelnemers moesten een voor een vertellen wie ze waren en hoe lang ze al werkloos waren. Verschillende deelnemers begonnen uit schaamte te mompelen als ze moesten vertellen hoe lang ze al thuis zaten. Een getal als 14.700 werkzoekende jongeren is eigenlijk misleidend. Het gaat om 14.700 x 1 jongere die geen baan heeft. 14.700 uitkeringen x iemand als Robin die een antwoord moet vinden op het probleem dat niemand op hem zit te wachten.
Daar weiger ik me bij neer te leggen. En dus zijn we deze week begonnen met startersstages. Zodat jongeren die geen baan hebben, in ieder geval werkervaring kunnen opdoen. En klaar staan als de economie straks weer aantrekt.
Tegen de stroom in gaan, is wat Amsterdam groot heeft gemaakt. Wij laten ons door niemand voorschrijven hoe wij het hier doen. Dat bewijzen we iedere keer.
De rechtse partijen in deze stad willen niet tegen de stroom in zwemmen. Zij kiezen voor de weg van de minste weerstand. Zij willen de ontwikkeling van de stad overlaten aan de markt. Nergens blijkt dat duidelijker dan op de woningmarkt. Zij willen de stad uitleveren aan de hoogste bieder. De mensen die zo denken snappen Amsterdam niet. Ze vergelijken onze stad met andere steden en kijken dan jaloers naar het buitenland. Londen of New York. We moeten aan zulke steden een voorbeeld nemen. Maar ik wil niet dat Amsterdam nog een London of New York wordt. Ik wil dat Amsterdam, Amsterdam blijft.
Amsterdam zal de komende tien jaar enorm groeien. Daarmee zal de druk op de schaarse ruimte in ook toenemen. Op dit moment zien we daar al de eerste tekenen van. Als je niet zelf op zoek bent naar een woning, dan ken je wel iemand die al jaren op de wachtlijst staat. Als het aan de rechtse partijen ligt wordt het nog erger. Dan wordt de helft van de sociale huurwoningen verkocht. Het betekent dat elke sociale huurwoning die vrij komt binnen de ring, wordt verpatst. Voor mensen met een bescheiden inkomen is er dan geen keus meer. Het betekent dat als Robin straks een baan krijgt, hij nog steeds bij zijn ouders moet blijven wonen. Of hij moet de stad uit. Rechts vindt dat prima, want ze hebben in de plaats van Robin, liever iemand die meer verdient. Zo stijgt het gemiddelde inkomen van de Amsterdammers. Maar dat is alleen een papieren verbetering. Robin schiet daar niks mee op.
Ik hou er niet van als Amsterdammers worden opgeofferd aan de zogenaamde vooruitgang van Amsterdam.
Ik wil niet Amsterdam sterker maken door mensen met een laag inkomen weg te sturen en in te ruilen voor succesvoller import, maar door Amsterdammers aan het werk te helpen, ze kansen te bieden en betaalbare woningen beschikbaar te maken.
Als in de binnenstad alle betaalbare woningen verdwijnen, verandert de stad van karakter. En dat is desastreus voor de Amsterdamse droom. Want als we wijken krijgen waar vooral mensen wonen met een achterstand, dan komen ook de springplanken in gevaar die mensen de kans bieden om het beste uit zichzelf te halen. Dan is het des te moeilijker om al die scholen die we nu hebben verbeterd goed te houden. Dan zijn er wijken met meer onveiligheid, meer inbraken, meer geweld en meer intimidatie. En wijken waar kinderen minder rolmodellen hebben die hun horizon verbreden.
Ik wil niet dat waar je woont bepaalt hoe ver je reikt.
Ik wil niet dat waar je woont, bepaalt hoe ver je komt.
Ik wil niet dat waar je woont, bepaalt waarvan je droomt.
Om dat waar te maken, hebben we een bouwoffensief nodig. We moeten op de woningmarkt doen wat we hebben gedaan met zwakke scholen, met de wallen en met de top 600 veelplegers. We moeten iets voor elkaar krijgen, waarvan iedereen denkt dat het niet kan. En dat is waar politiek om gaat. Niet de kunst van het mogelijke, maar mogelijk maken wat onmogelijk lijkt.
De woningmarkt in Amsterdam zit momenteel totaal op slot. We moeten alles op alles zetten om Amsterdam weer in beweging te krijgen. Anders is iedereen die een huis zoekt een gewillige prooi voor een uitbuiter. Er zijn nu al huisjesmelkers die kamers van 7 m2 verhuren voor een paar honderd euro. We moeten bouwen, bouwen, bouwen.
Kleine huurwoningen voor net afgestudeerden die uit hun studentenflat moeten of jongeren die het huis uit willen. Middenhuurwoningen voor mensen die nu in een te rijk zijn voor een grote sociale huurwoning en te arm voor een koopwoning. We moeten kantoren verbouwen tot woningen. En verzorgingstehuizen voor woongroepen van oudere Amsterdammers. Zo krijgen we de doorstroming weer op gang.
En bij al die projecten moeten we naar heel Amsterdam kijken. De dynamiek van Amsterdam is te groot om zich te laten beknellen in het centrum. Die dynamiek moet ook ontstaan buiten de ring en boven het IJ.
Als we niet op de markt willen wachten, als we niet willen meezwemmen met de stroom, kost zo’n bouwoffensief geld. Dat geld is er, maar dan moeten we wel het lef hebben om keuzes te maken. De keuze te maken om ons geld te besteden aan wat we het belangrijkste vinden. En wat is er belangrijker dan de Amsterdamse droom?
We moeten onze prioriteiten op orde krijgen. De afgelopen periode zijn er meer parkeerplekken gerealiseerd dan woningen. Sommige van die overdekte parkeerplekken gaan 75.000 euro kosten. 75.000 euro om vier wielen droog te parkeren.
Nu besteden we geld aan parkeerplaatsen en aan de ene na de andere herinrichting met nog mooier natuursteen. En weet u waarom? Omdat binnen de gemeente is afgesproken dat parkeergelden alleen mogen worden besteed aan de openbare ruimte. En het gaat hierbij niet om kleine bedragen. Nee het gaat om 100 miljoen per jaar. En dus is er geen stad in Nederland waar de lantaarnpalen zo vaak worden vervangen als in Amsterdam en waar duur natuursteen zo populair is. Laten we daarmee ophouden. Ik stel voor de parkeeropbrengst voortaan te besteden aan wat we belangrijk vinden: Let wel: het gaat om de huidige parkeeropbrengsten, niet om het verhogen van de parkeertarief.
Wat gaan we doen? We openen bijvoorbeeld de aanval tegen jeugdwerkeloosheid. Samen met het midden- en kleinbedrijf en de grote Amsterdamse ondernemingen pakken we de werkloosheid aan. Om banen en stages te creëren. Voor Robin en die duizenden andere jongeren die nu thuis op de bank zitten.
We investeren in onderwijzers zodat de kwaliteit van het onderwijs verder verbetert en elk kind inderdaad een goede kans krijgt. En we gaan bouwen, bouwen, bouwen.
Wij willen niet een dak boven een auto, maar een dak boven het hoofd van een Amsterdammer.
Wij willen niet wéér nieuwe lantaarnpalen, maar beter onderwijs bij leraren waar kinderen hun licht kunnen opsteken.
Wij willen niet het duurste natuursteen, maar startersstages voor de keien van morgen.
Dat zijn de keuzes die ik maak. Dat is hoe ik de Amsterdamse droom in de praktijk breng.
De Amsterdamse droom is een ideaal dat we elke dag moeten bevechten tegen de gemakszucht in. En het werk is nooit af. Er is veel gedaan, maar nog veel te doen. Maar Amsterdam is het waard.
Sluit uw ogen en zie de beelden weer voor u. Zie die kleine metropool waar iedereen wat van zijn leven kan maken. Waar mensen met elkaar en door elkaar heen leven. Waar tolerantie in het DNA van de stad zit. Waar we altijd naar elkaar omkijken en altijd wat te zeuren hebben.
Laat we zorgen dat Amsterdam voor alle Amsterdammers die prachtige stad blijft. Laten we voorkomen dat de tweedeling onze stad kapot maakt. Laten we vechten voor onze Amsterdamse droom.
Zo blijft Amsterdam niet alleen jouw stad, maar ook mijn stad en daarmee onze stad.
Dankuwel.
Bekijk hier de speech van 9 januari in de Balie.
Pieter Hilhorst is lijsttrekker van de PvdA Amsterdam