Afscheidsverhaal Auke Bijlsma; 15 maart 2006
Allereerst wil ik iedereen danken dat er zoveel mensen gekomen zijn. Ik wil in het bijzonder de burgemeester hartelijk bedanken voor zijn woorden. Beste Job, in de afgelopen jaren hebben we met name in het Presidium nauw samengewerkt en heb ik je zeer leren waarderen. Daarom betekenen je woorden des te meer voor mij. Ik wil in mijn afscheidsverhaal kort terugblikken en daaruit een aantal lessen voor de toekomst proberen te trekken. Ik heb één pagina per vierjarige raadsperiode, dat lijkt me toch niet teveel.
Laat ik beginnen met mijn persoonlijke geschiedenis. Mijn grootvader heeft me verteld dat zij in hun jonge jaren vaak honger hebben geleden, en mijn ouders hadden evenals hij alleen lagere school, omdat ze al vroeg de kost moesten verdienen. Zij hebben mij en mijn drie broers en drie zusters altijd aangespoord om te gaan leren. En het resultaat was dat ik als eerste, en daarna al mijn broers en zussen allemaal een hogere beroepsopleiding of een universitaire studie hebben voltooid. Toch werd het me te benauwd in het dorp. Op mijn zeventiende deed ik eindexamen en wilde maar één ding: uit het dorp en naar Amsterdam. Ik stortte me daar op mijn studie en op allerlei activiteiten in de stad: Ik ging naar elke film van Bergman, bezocht elke teach-in, werd actief in de Nieuwmarktbuurt en kreeg vrienden onder oude buurtbewoners, jonge kunstenaars, wetenschappers en schrijvers. Vrienden die ik nu nog heb. Nog altijd is Amsterdam voor mij een warme jas, een stad waar ik mijzelf heb kunnen ontwikkelen. Dat is een geweldige vooruitgang in nog geen vijftig jaar.
Wat waren de factoren die daarvoor noodzakelijk waren? Allereerst goede onderwijzers en leraren en ouders die bij de school betrokken waren. Een hoofdonderwijzer die, toen hij bij ons thuis kwam en mijn lijst van de tweede klas Mulo zag, tegen mijn ouders zei: ‘Die jongen moet naar de HBS.’ Ook was de aanwezigheid van een dorpsbibliotheek, die ik op mijn dertiende voor de helft uit had, voor mij heel belangrijk. En, het allerbelangrijkste: wij, mijn jongere broers en zussen en ik, konden studeren dankzij de invoering van de studiefinanciering.
Op dit moment zijn er in Amsterdam nog heel veel kinderen die in hetzelfde situatie verkeren als ik in mijn jonge jaren. En de voorgaande factoren gelden volgens mij nog steeds. Zorg voor betrokken, goed opgeleide onderwijzers en leraren. Betrek de ouders bij de school. Laat de onderwijzers ook bij ouders thuis komen. En breid het stelsel van studiefinanciering uit. Ik ben heel blij dat dit in het nieuwe programma van de PvdA. (‘Kinderen Eerst’) een hoofdpunt is. Het is een belangrijke opdracht voor de nieuwe Raad om er voor te zorgen dat het verbeteren van het onderwijs voor iedereen voor elkaar komt.
Dan wil ik nu stilstaan bij een van mijn treurigste ervaringen in mijn raadsperiode: de uitzetting van de familie Gűműs. We hadden als Raad afgesproken dat elke politieke partij buiten de publiciteit om z’n Haagse contacten zou bewerken om Gűműs hier te houden. Dat heeft iedereen gedaan. Ferry Houterman voor de VVD, Frans Spit en Gerrit Goedhart voor het CDA, en Schelto Patijn en Eberhard van der Laan en anderen voor de Partij van de Arbeid. En ook de andere partijen hebben hetzelfde gedaan.
Onze teleurstelling was dan ook groot toen na een jaar bleek, dat de familie Gűműs binnen drie weken terug moest naar Turkije. De familie werd opgeofferd aan het landelijke coalitiebelang. Het gevolg was dat het huwelijk van Gűműs, de kleine zwoeger uit Turkije, bijna schipbreuk leed. Beide kinderen van Gűműs moesten terug naar het platteland van Turkije. Op de plattelandsschool werden ze door de leraar geslagen omdat ze beter Nederlands dan Turks hadden leren spreken. De Nederlandse onderwijzeres, Anita, die zich zo voor hen had ingezet, stortte compleet in en heeft nooit meer kunnen werken.
Het beleid ten aanzien van de illegalen is de laatste jaren verder verhard. Ik kan het bijna niet geloven, als ik in de krant lees, dat functionarissen uit Syrië naar Nederland worden gehaald om te praten met Syriёrs die we terug willen sturen. Stel je voor: het Syrische regime, met talloze geheime diensten, die kritische journalisten en regeringsleiders in het naburige Libanon de lucht in laat vliegen. En dat wij de Gestapo van Syrië laten praten met vluchtelingen die we naar zo’n land terug willen sturen. Hebben we dan niets geleerd sinds de dertiger jaren?
Ik ben blij dat de laatste verkiezingen een duidelijk signaal zijn dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking dit spelen op de onderbuikgevoelens niet wil. Onderbuikgevoelens, de afkeer van en angst voor vreemde groepen, die bij ons allen – daar maak ik me geen illusie over – ook bij mij, evolutionair aanwezig zijn. Waardoor de menselijke soort elkaar tot op de dag van vandaag in oorlogen afslacht.
Ik vind dat we daar als Amsterdam iets tegenover moeten stellen. De hele maatschappij veranderen gaat niet, maar we kunnen wel voorbeeldsituaties scheppen. Kunnen we dat? Boven onze partijpolitieke verschillen uitstijgen? Ja, dat kunnen we. Ik ben er dankbaar voor, dat wij en de burgemeester heeft dat ook al genoemd – mijn mederaadsleden en ik – toen Theo van Gogh werd vermoord, samen met het college één lijn hebben getrokken. We kregen Theo van Gogh er niet mee terug. Maar wel zijn er gelukkig niet nog meer slachtoffers gevallen.
Mijn overleden geliefde Petra zei altijd: ‘Je moet de aarde iets mooier en beter achter laten dan je haar vond’ . Daardoor geїnspireerd wil ik twee punten noemen waarop Amsterdam een lichtend voorbeeld kan zijn.
Allereerst op het gebied van milieu, de strijd om water, grondstoffen en energie is nu al wereldwijd aan de gang en zal heviger worden. Amsterdam kan een voorbeeld zijn van een duurzame stad: Wij hebben nu al de meest moderne afvalverbrandingsinstallatie met het hoogste elektrische rendement in de wereld. Als alle andere afvalverbrandingsinstallaties in Nederland hetzelfde hoge rendement zouden hebben, zijn nieuwe kerncentrales op slag overbodig. Een ander voorbeeld is, dat Amsterdam, mede op mijn initiatief, deelneemt aan het grootste experiment in de wereld op het gebied van emissievrije waterstof – brandstof technologie in het openbaar vervoer. Die bussen rijden al in Amsterdam-Noord. Dat trekt nu al internationale aandacht. Amsterdam heeft uitstekende mogelijkheden om op dit terrein een voorbeeld in de wereld te zijn.
Dan een tweede belangrijk punt voor Amsterdam is de werkgelegenheid. Werkgelegenheid en het behoud ervan in de internationale concurrentiestrijd om de economische positie zal voor de komende Raad het allerbelangrijkste zijn Zorgen dat er voldoende werkgelegenheid is, zodat we het werk ook eerlijk kunnen verdelen.
Op dat punt heeft Amsterdam een tweede sterke punt namelijk de naam Amsterdam staat voor een vrije en tolerante stad.
Ik moet u bij dit punt een klein bijgeloof bekennen. Al vele jaren luid ik op Oudjaar om twaalf uur ’s nachts samen met Sonja van der Ent, de klokkenluider van de Nieuwmarkt, met de oudste klok van Amsterdam uit 1511, Amsterdam het nieuwe jaar in. Ik denk altijd stiekum dat het anders niet goed komt met Amsterdam. Dus zo lang ik dat kan, zal ik dat blijven doen. Een paar jaar voor het jaar 2000 bedachten we dat er nog ruimte was voor een vierde klok. En het leek ons een mooi idee om geld in te zamelen om Amsterdam per 1 januari 2000 een nieuwe klok aan te bieden. Iedereen verklaarde ons voor gek, maar: de verbeelding aan de macht. We hebben het geld en de vergunningen bij elkaar gekregen. Schelto Patijn heeft de klok ingewijd per 1 januari 2000. We hadden een wedstrijd uitgeschreven voor het beste randschrift. En dat is geworden: ‘Behoedt de vrijheid boven al, o Amsterdam, opdat zij u behouden zal’ van Pieter Bol. Daarom heet de klok ook ‘de Vrijheid’.
Iedereen op de wereld kent Amsterdam. Amsterdam heeft de naam een open, tolerante en vrije stad te zijn. Dat is een sterk punt voor het aantrekken van werk. Al in de zeventiende eeuw bestond de bevolking van Amsterdam voor driekwart uit immigranten. Dat heeft de basis gelegd voor de Gouden Eeuw en van Amsterdam als grootste toenmalige havenstad in de wereld.
Ik wil een oproep doen om tegen het huidige regeringsbeleid van het weren van vreemdelingen in, als Amsterdam te investeren in menselijke relaties elders. Hoe? Ik stel voor om, samen met het bedrijfsleven, de hogescholen, de kunstacademies en de universiteiten, een Amsterdam Fonds op te richten, om de beste mannen en vrouwen vanuit alle landen van de wereld financieel in staat te stellen om in Amsterdam tijdelijk een stage te lopen, te studeren of te promoveren. Op die manier creёren we een internationaal netwerk van mensen die Amsterdam toegedaan zijn. We houden zo onze naam als vrije en tolerante stad in stand.
Om u daaraan te herinneren heb ik als geschenk niet een Damkei gevraagd, maar om voor u als Gemeenteraad een muziekstuk te laten componeren door Marion von Tilzer gewijd aan de openheid en tolerantie van Amsterdam als vrije stad. Ik hoop dat die wellicht op de Nieuwjaarsreceptie kan worden uitgevoerd.
Mensen vragen me de laatste tijd wat ik na de gemeenteraad ga doen: Ik zelf hoop naast mijn werk bij de Nederlandse organisatie van Wetenschappelijk Onderzoek, als ik tijd van leven heb, een plan te verwezenlijken waarmee ik al jaren rondloop, namelijk het oprichten van een Museum/ Educatief Centrum voor de Mensenrechten In Amsterdam. Dat bestaat nergens in de wereld. Ik denk dat de mensenrechten eigenlijk de gedeelde normen en waarden zijn die door bijna alle landen zijn onderschreven. Ik vind dat zo’n museum als educatief centrum in Amsterdam thuishoort, zodat alle scholen daarvan kennis kunnen nemen en weten wat de mensenrechten inhouden. Alleen op die manier hebben we een kans om een einde te maken aan de wereldwijde oorlogen.
Als we deze voorstellen voor elkaar krijgen, hoop ik dat voor iedereen uit de hele wereld die Amsterdam heeft bezocht, of hier tijdelijk heeft verbleven – vrij naar Jacob Israёl de Haan – gaat gelden:
‘Hij die weer naar elders gedreven kwam,
hij zegt met een mijmerende stem,
Amsterdam, Amsterdam…