Oplossingen voor overlast op Centraal Station
Raadsnotitie Manon van der Garde
Zorgen om Centraal Station
Daklozen en verslaafden zorgen in delen van de stad voor overlast. Het college heeft voor 2003 geld gereserveerd voor onderzoek naar aparte opvang van oudere verslaafden in Zuidoost. De PvdA-fractie ondersteunt dit, want het is hard nodig. Tegelijkertijd vragen we het college te kijken naar het centrum en specifiek het deel rond het Centraal Station (CS).
Deze notitie is gebaseerd op een stadsgesprek door de PvdA met hulpverleners en andere betrokkenen. Daarnaast zijn werkbezoeken afgelegd aan politie en hulpverleningsinstanties. Ook hebben gesprekken plaatsgevonden met verslaafde daklozen in het Wallengebied.
Visie op de rol van de overheid
Daklozen zullen er altijd zijn en we weten inmiddels dat een grote groep van de daklozen verslaafd is aan alcohol of drugs. Dit hoort bij de problematiek van een grote stad. Acceptatie betekent echter niet dat je je erbij neer moet leggen.
De overlast en het gevoel van onveiligheid van inwoners en bezoekers van de stad is veelal de aanleiding voor de overheid om aandacht te besteden aan daklozen en verslaafden. Er moet een evenwicht gevonden worden tussen het handhaven van de openbare orde voor de veiligheid en de zorg en volksgezondheid. Wat kan een zorgende overheid doen aan overlast van daklozen en verslaafden? Goede, gepaste zorg kan een deel van de oplossing zijn.
Een zorgende overheid moet er volgens de PvdA-fractie voor waken dat er voldoende opvang is voor hen die daarvan gebruik willen maken. Van groot belang voor de opvang is een goede kwaliteit en bevordering van de doorstroom.
In het belang van de openbare orde kunnen we ons afvragen hoe ver de overheid mag gaan met het opdringen van de zorg.
Situatieschets
Op het CS komen dagelijks vele reizigers, ongeveer 240.000 volgens de Nederlandse Spoorwegen (NS). Voor hen is het CS vaak de eerste indruk van Amsterdam en vormt zo het visitekaartje van de stad. In het CS hangt een sfeer van verloedering, die wordt gecreeërd door rondhangende daklozen en verslaafden. Niet voor niets werd dit station onlangs in een onderzoek van ADAC (de Duitse ANWB) als de op een na slechtste stations van Europa genoemd.
Binnenkort zal een langdurige verbouwing van het stationseiland, onder meer voor de Noord-Zuidlijn, ervoor zorgen dat nog meer gebruikers van trein, metro en tram naar het CS komen. Deze verbouwing moet de veiligheid van reizigers verbeteren.
Naast de vele reizigers bestaat er een aparte subcultuur van andere bezoekers en ‘bewoners’. Het is een handel en wandel in een grote ruimte met veel hoeken en nissen.
De PvdA-fractie wil niet alleen maar kijken naar de veiligheid van de reizigers, maar ook naar de zorgbehoefte van de overlastveroorzakers. Veiligheid voor reizigers is immers vooral te bereiken als de problemen van daklozen en verslaafden worden opgelost.
Het CS trekt dus een gevarieerde groep aan: daklozen, drugsverslaafden, bedelaars, prostituees en criminele jongeren. En daarnaast nog de dealers en drugsrunners. Het CS biedt hen anonimiteit, een bijna 24-uurs bedrijvigheid en handel, warmte en beschutting bij slecht weer en het is ook een locatie vlakbij de binnenstad en de Wallen. Amsterdam neemt van alle grote steden nog eens een aparte postitie in vanwege de zeer aantrekkelijke Schiphollijn. De voortdurende stroom toeristen zijn een gewilde prooi voor zakkenrollers.
De zogenoemde kleine criminaliteit is op en rond het CS zeer groot. Het is echter moeilijk te zeggen wie de daders zijn. De spoorwegpolitie signaleert dagelijks zo’n 150 tot 300 overlastveroorzakers, gemeten van CS tot en met de IJtunnel. Deze groep is voor de helft verantwoordelijk voor de kleine criminaliteit.
De daklozen en verslaafden waarderen vooral de anonimiteit en de echte criminelen hebben veelal baat bij de afleiding die de zwervers bieden. Veel gehoorde kritiek is dat de politie de criminelen en drugsdealers niet aanpakt, maar wel de vaak kwetsbare daklozen opjaagt.
Problemen van de verschillende groepen:
– De reizigers worden geconfronteerd met verpaupering en verloedering: het is er vies, het stinkt in de gangen en zwervers en bedelaars schuifelen langs. Deze overlast zorgt voor een gevoel van onveiligheid, terwijl de overlastveroorzakers niet altijd crimineel zijn. ‘Echte’ criminelen zijn juist minder zichtbaar, mede door de afleiding de deze groep opvallende mensen biedt.
Het is dus meer een gevoel van onveiligheid en een visuele overlast die de reiziger voelt, geen directe criminaliteit. Het CS als eerste indruk van de stad is voor veel bezoekers negatief, en doet voorkomen alsof de situatie van zwerven en drugs gebruiken hier normaal is.
– De daklozen en verslaafden worden veel opgejaagd door de politie en lopen van CS naar het Wallengebied en weer terug. Veel daklozen vinden het opjaagbeleid en de bejegening door de politie vervelend. De onrust onder deze groep is hierdoor groot. Het opjagen wordt over het algemeen (ook door de politie zelf) niet gezien als een structurele oplossing maar als verplaatsing van het probleem.
Daarnaast meldde Hoogleraar verslavingsonderzoek H. Garretsen onlangs dat het opjaagbeleid schadelijk is voor de volksgezondheid. Het bestrijden van ziekten die veel onder daklozen voorkomen, zoals Aids, Hepatitus en TBC, wordt door het opjagen bemoeilijkt.
Gedrag dat past bij verloedering, maar niet crimineel is, zoals rondhangen, bedelen en slapen in het openbaar, is strafbaar en wordt dus beboet door de politie. Dit brengt daklozen in de problemen, maar het lost weinig op. Aangezien de boetes niet te betalen zijn, komen zij uiteindelijk in detentie. Een gevangenisstraf is voor de samenleving echter veel kostbaarder dan maatschappelijke opvang.
Een aantal daklozen maakt niet of onvoldoende gebruik van het zorgaanbod, de zogenoemde zorgmijders. Hoe goed het aanbod en de kwaliteit van de zorg ook is, het is niet verplicht. Een aantal mensen maakt van het aanbod geen gebruik, het aanbod komt misschien niet tegemoet aan hun behoefte. Deze groep leeft dus op straat en verblijft in openbare ruimtes, zoals het CS en zorgt voor overlast, vervuiling en (een gevoel van) onveiligheid.
– De verslaafde prosituees staan vele avonden achter het station. De zogenaamde heroïneprostituees staan niet meer op de Theemsweg, maar het en der in de stad. Achter het station worden zij gedoogd. Hun klanten dragen wel bij tot een onveilig gevoel voor de late reiziger.
– De Nederlandse Spoorwegen (NS) is van mening dat zij wordt opgezadeld met een politiek probleem. De NS moet bijvoorbeeld beveiliging inkopen, en krijgt zeer negatieve beoordelingen over haar station. De inrichting van het station is er naar om verblijf op het station onaantrekkelijk te maken. Het liefst zou de NS het station, met tourniquets, afsluiten zodat de klanten rustig kunnen reizen. Dat is echter voorlopig nog te duur en zal ook niet op prijs worden gesteld door de winkeliers in de stationshal. Bovendien is het station een verbindingsroute tussen Noord en het Centrum.
– De politie (buurtregisseur van bureau Nieuwezijdsvoorburgwal) houdt toezicht. Het vele blauw op het CS werkt goed voor het veiligheidsgevoel van de reiziger. Vaste groepen en bezoekers van het CS die overlast veroorzaken zijn bij de politie bekend.
Het is voor de politie moeilijk om mensen die overlast veroorzaken structureel van de straat te halen. Na een kleine overtreding kan de dader maar voor korte tijd worden vastgehouden, dat is frustrerend.
De politie ziet niets in extra opvang op of rond het CS, vanwege de aanzuigende werking die zij dan verwacht. Zorgverlening is geen primaire taak van de politie, maar de politie besteed veel tijd en capaciteit aan de zorgmijders die overlast veroorzaken. Dat gaat ten koste van criminaliteitsbestrijding.
– De Spoorwegpolitie en de regionale politie werken voornamelijk op uitvoerend niveau goed samen, hoewel de bevoegdheden door elkaar heen lopen. Er zijn wel verschillende regels van hogerhand, die soepele samenwerking lastig kunnen maken.
Zorgaanbod
– Het Leger des Heils (LdH) komt vier keer per week: 3x ‘s avonds met de Soepbus, en 1x op maandagochtend. Tijdens het soepdelen wordt er ook geteld hoeveel mensen er zijn (60 tot 80 mensen), en wordt een aantal mensen (jongere, ziek, “nieuw”, vrouw) naar de instellingen voor nachtopvang verwezen. Het is soms nodig om langzaam een vertrouwensband op te bouwen, voordat mensen zich laten helpen. Veel mensen zijn al bekend met en in de hulpverlening. De Bikbus is een andere soepbus die af en toe op het CS komt. Bij de Ontbijtdienst van het LdH worden mensen ook gewezen op de spreekuren van de hulpverlening. Iedere rit van het LdH gaat er één medewerker mee die contacten probeert te leggen. De rest werkt als vrijwilliger. Eten uitdelen is het middel om contact te krijgen, doorverwijzen naar de hulpverlening is het doel.
Daarnaast zijn er mentoren, die hun cliënt ook op straat bezoeken. Zij komen ook wel eens op het CS. Deze mentoren vallen binnen het project Support. Regenboog heeft ongeveer 10 mentoren in dienst, die de straat op gaan.
Vanuit de Jellinek , de Regenboog en Streetcornerwork gaat ook wel een aantal hulpverleners de straat op.
De GG&GD staat regelmatig met de methadonbus op de Prins Hendrikkade.
Rond het CS (in de binnenstad) is er vrij veel regulier en vaak gesubsidieerd zorgaanbod. Een capaciteitsprobleem is het dus niet, maar er bestaat een gat tussen aanbod en vraag. Zou dwang en drang dat gat kunnen dichten?
Tussen verschillende instellingen wordt de samenwerking bemoeilijkt. Doordat zij subsidie uit dezelfde geldstroom ontvangen zijn zij elkaars concurrent. Of zij beperken zich tot categoriale hulpverlening, wat hen minder flexibel maakt. Een onderzoeksverslag van het Leger des Heils (‘Geloof jij dat ik gek ben?’) laat zien dat er steeds meer dak- en thuislozen zijn met meervoudige problemen: lichamelijke, psychische en verslavingsproblematiek. Juist daarom is samenwerking tussen verschillende hulpverleninginstanties van groot belang.
De zorgverlening wil wel extra opvang en een gebruikersruimte rond het CS, en ook ruimte voor hulpverleners om met mensen te spreken.
Overleg tussen hulpverlening en aanwezige politie is niet structureel op het CS. Bij incidenten komt de GG&GD (Vangnet & Advies) op vraag van de politie.
Politie en hulpverlening hebben ervaring in de samenwerking, bijvoorbeeld in het project Support en het Amstelzorgakkoord. Vangnet en Advies (GG&GD) is vooral gericht op extreme overlast in woonbuurten. Meldingen komen dan van buurtbewoners of woningcorporaties. Op het CS is dat niet aan de orde.
Knelpunten
We constateren verschillende knelpunten:
– Het CS heeft een enorme aantrekkingskracht op daklozen en verslaafden.
– Een gevoel van onveiligheid en overlast voor reizigers.
– Het opjaagbeleid van de politie zorgt voor onrust onder daklozen en verslaafden.
– Weinig afstemming tussen zorgaanbieders.
– Geen structureel overleg tussen zorg, politie, gemeente en NS voor dit gebied om tot een gezamenlijk visie en aanpak te komen.
– Ondanks veel zorgaanbod, mist de mogelijkheid tot dwang en drang voor de problematische zorgmijders.
– Gebrek aan ruimte voor de zorgverleners, om te werken en een gesprek te hebben.
Mogelijke oplossingen
1. Een projectbureau opzetten welke een ketenbenadering van de zorg voor daklozen en verslaafden kan waarborgen en samenwerking tussen gemeente, politie, NS en hulpverleningsinstellingen stimuleren. Met een goede ketenbenadering kan hulp op maat geleverd worden.
2. Bij het toekomstige frontoffice van de politie op het CS een Sociaal Psychiatrisch Verpleger (SPV) van de GG&GD plaatsen om tot vergelijkbare samenwerking te komen als binnen Vangnet & Advies. De SPV’er zou met de politie rondes kunnen lopen, om het gat tussen zorg en dwang te dichten. Mensen worden dan niet meer weggestuurd, maar doorgestuurd: naar een opvangplaats of naar een politiebureau. Er komt dus een actief en constant “veegbeleid”, waarbij er niet heen-en-weer geveegd wordt, maar ergens naar toe.
3. Een databank aanleggen, waardoor de politie en de SPV-er weet hoe te handelen met bepaalde personen, en welke instantie te bellen.
4. Vanuit de gemeente wordt een coördinator aangesteld op het projectbureau Stationseiland die zich bezighoudt met de groepen die overlast veroorzaken in en rond het CS. Zo start al tijdens de verbouwing van het station en de ontwikkeling van het stationseiland de samenwerking tussen politie, NS en de hulpverlening.
5. Onderzoek naar de ervaringen van andere grote steden: Rotterdam perron nul, Utrecht opvang in Hoog Caterijne, Den Haag HS/CS en Schiphol.
6. Op het CS dagbesteding aanbieden op maat aan daklozen en verslaaden. Diverse mogelijkheden moeten bekeken worden, maar we moeten ook leren van eerdere projecten. Samenwerking met de NS en afstemming met de eventuele uitkeringsverstrekker is hierbij van belang. Ook moet worden overwogen om daklozen werk aan te bieden, zoals schoonmaken en vegen, waarbij zij geld kunnen verdienen, ofwel een slaapplaats en eten.
7. Een alternatieve ruimte bieden in de buurt van het CS, waar mensen anoniem kunnen rondhangen en gebruiken. Daarbij ook basisvoorzieningen, als bad en brood aanbieden.
Hierbij is het tegenargument dat een ruimte voor daklozen en verslaafden aantrekkingskracht heeft. Bij de realisatie van een ruimte moet deze aantrekkingskracht gemonitord worden.
Vraag aan het college van B&W
Voor een schoon en veilig Centraal Station vragen wij het college om te kijken hoe we het probleem van de onveiligheid met zorg en het aanpakken van de oorzaak kunnen oplossen.
Het overlastprobleem valt nooit helemaal weg te halen van het CS. Het station zal altijd niet-reizigers blijven trekken. Voor elke speler is er een belang om de veiligheid en de sfeer rond het CS te verbeteren. Voor de Gemeente is een mooier en schoner station een beter visitekaartje. Voor de NS zijn minder beveiligingskosten nodig. Voor de doelgroep is er meer rust, omdat het heen en weer vegen niet nodig is. De politie kan haar capaciteit anders benutten. De betere afstemming tussen zorgverlening en politie kan dienen als voorbeeld voor de rest van de stad.
We vragen het college concreet om een plan voor het Centraal Station waarin bovenstaande mogelijke oplossingen onderzocht worden.
Manon van der Garde, raadslid PvdA
Ria Logtenberg, medewerker PvdA