Cox Habbema: “Rust, vrede en winnen.”
Cox Habbema is nu bijna anderhalf jaar vice voorzitter van het Amsterdamse PvdA-bestuur. Destijds stelde ze zich kandidaat voor het voorzitterschap. Onno van der Vlerk trok echter in een memorabele ALV in oktober 2004 aan het langste eind. Habbema: ‘Ik liep die avond met open armen op Onno af om hem te feliciteren. Zo hadden we dat met z’n tweeën afgesproken. Als je dat niet doet, dan heb je vier jaar lang een probleem.’
Nu is er geen probleem, het gaat goed, aldus Habbema. ‘Het geruzie in het vorige bestuur vond ik schrikbarend. Slecht voor de partij, slecht voor Amsterdam. Als bestuur moet je er achter de schermen uitkomen en één beslissing nemen, niet meerdere beslissingen naar buiten brengen. Tenzij je daar belang bij hebt. Toen ik gevraagd werd me kandidaat te stellen, dacht ik: als ik erbij kom, kan het beter worden. Nu wordt er na afloop van een vergadering gezegd: zo leuk hoeft het nu ook weer niet. Dan zijn er cadeautjes uitgedeeld en dat soort tuttigheden.’
De afgelopen tijd werd de kandidatenlijst voor de verkiezingen vastgesteld en de penningmeester hield er voortijdig mee op. Geen eenvoudige kwesties.
‘De kandidatenlijst wijkt enorm af van het huidige patroon en dat was ook de bedoeling. Als je nieuwe mensen wilt benoemen, dan moet je oude mensen niet benoemen. Dat is altijd pijnlijk. Dan moet je niet zeggen: je bent niet goed genoeg, maar: we willen graag een ander patroon. En ja, we hadden het drama van de penningmeester die zo perfectionistisch was dat hij er zelf moe van werd. Heel verdrietig voor ons allemaal. We werken in groot vertrouwen samen en wat mij betreft wordt er ook niet geroddeld. In de partij heerst nog sterk een sfeer van ‘die is tegen die’. In het bestuur gebeurt dat niet. Mijn ambitie is rust, vrede en winnen. Voor zover die drie samengaan.’
Is het ook tijd voor nieuwe vormen?
‘Ik ben er te kort om dingen anders te doen. Dan zeggen ze: daar heb je haar weer. Sinds jaar en dag is er bijvoorbeeld tijdens een algemene ledenvergadering een microfoon waar mensen voor in de rij staan. Die mensen willen iets over de kandidaten zeggen. Dan krijg je bij het vaststellen van de lijst verschuivingen die kwetsend kunnen zijn. Ik vind dat een slecht systeem. Als je iemand de microfoon geeft, en mensen een voor een in de zaal het woord geeft, dan heb je dat er niet bij. Je kort het af en je maakt het vrolijker, zo’n beetje wat het koor doet in de Griekse tragedie. Je geeft even een kleur aan dingen.’
Natuurlijk, het theater. Habbema is tenslotte ook actrice en spelen doet ze nog altijd naast de vele bestuursfuncties die ze bekleedt.
‘Ik heb twee volstrekt verschillende cv’s. Marcel Wiegman schreef laatst in Het Parool dat ik kennelijk niet openlijk mag meespelen, omdat ik een bedreiging zou zijn. Hij vergist zich. Bij alle tralala van het theater, waar ik genoeg aandacht krijg, doe ik dit soort dingen graag vanaf de zijlijn. Daar ben ik heel tevreden mee. Waar ik op het toneel met mijn heupen mag wiegen, heb ik tegelijkertijd hele nette banen bij hele nette bedrijven. Bij de PvdA heb ik vanaf de tijd van Den Uyl gewerkt. Niet in officiële functies, maar ik heb dagen voorgezeten, mensen lesgegeven in optreden en hun hand vastgehouden.’
Haar bestuursstijl karakteriseert ze in eerste instantie als het samenbindend vermogen: ze ‘doet’ veel fusies.
‘Ik begin vanuit federatief samenwerkingsverband, neem de angst weg en ga dan langzaam naar de fusie doe. Je moet praten met iedereen die ertoe doet, door de gangen en de straten lopen en proberen te zien wat er is en wat er ontbreekt.’
Bang voor confrontaties is ze niet. Bij het COC, waar ze voorzitter was, was er altijd ruzie over geld en verantwoordelijkheid.
‘Mensen waren het niet eens over de functies die ze behoorden uit te oefenen. Dan krijg je dus open confrontaties. Die ga ik niet uit de weg, al zijn ze tegen mij gericht. Ik vat ze niet persoonlijk op en barst niet in tranen uit. In Oost-Duitsland waar ik vijftien jaar gewoond heb, ging het mes op tafel in discussies. Daar draaide je de gevangenis in als je iets verkeerds zei. En daar werd ik niet stiller van, maar ik leerde wel de waarde van woorden kennen. Dat was niet zo’n slechte leerschool.’
Ook op straat of in de tram gaat ze de discussie gewoon aan.
‘De woede komt voor de angst. Als ik in de tram hoor dat een jongetje door twee grotere jongens voor homo wordt uitgescholden, dan vraag ik aan dat jongetje: Ben jij een homo? Ook al weet hij niet wat dat is, hij schudt zijn hoofd. Dan zeg ik tegen de pestende jongens: Heren, ik heb een vraag! Wat nu? Wat is een homo? En dan begint de discussie. Ik denk heus wel eens aan een mes in mijn buik, maar ik kan het niet laten.’
Er was nogal wat kritiek bij haar aantreden in het PvdA bestuur.
‘Die mensen hebben gelijk. Zij hebben misschien hun hele leven in de rij gestaan om iemand te worden. In de partij of voor zichzelf. Ik ben teruggekomen in Nederland op een leeftijd dat andere mensen geen baan meer krijgen en toen ben ik een tweede derde en vierde carrière begonnen.’
Is dat mazzel?
‘Pech bestaat. Geluk moet je maken. Toen ik terugkwam kende ik niemand en ik bedacht een bedrijfsplan om de Nederlanders mij weer te laten zien. Ik nam nevenfuncties in werknemers- en werkgeversorganisaties aan en deed alle bestuursfuncties die ik kon krijgen. Ook zette ik bij de televisie een groot productiebedrijf op. Zo leer je iedereen in Nederland kennen die over geld gaat.’
Die verkiezingen gaan we even winnen, zegt ze, dit kabinet moet weg. Waarom is dat ook volgens Habbema de hoogste tijd?
‘Het kan toch niet meer met deze regering. Dat onderlinge krakeel, ik vind het autistisch, er is gebrek aan openheid. Er zijn een paar ministeries waar mensen niet graag werken. Dat moet toch met zo’n minister te maken hebben. We sturen alle kandidaat wethouders op een opleiding, waarom is er dan niet een fatsoenlijke cursus voor een minister? Het gaat niet zo zeer om het precies uitvoeren wat de mensen willen; de regering moet haar eigen beslissingen nemen en uitleggen. Maar dat uitleggen houdt bij deze regering ernstig over. En als je niet meer aan de macht bent, moet je ook niet doorregeren, dan stapel je onrecht op onrecht.
Wat wordt haar rol in de campagne?
‘Ik probeer zoveel mogelijk aanwezig te zijn op campagnecommissies. Dat is naar buiten gericht, dat kan ik goed.’
Ze gaat folderen en is beschikbaar voor voorzitten van debatten en eventueel voor manifestaties. En, aldus Habbema: ‘Voor cultuur maak ik altijd ruimte.’