Stedelijke ontwikkeling: betaalbaar, bereikbaar en leefbaar
7.1 Wonen
Uitgangspunten
Alle inkomens- en leeftijdsgroepen moeten gelijke kansen op een woning in Amsterdam hebben. Om alle stadsdelen voldoende toegankelijk te houden moet de gemeente aanbiedingsafspraken maken met de corporaties. De vrijkomende corporatiewoningen moeten eerlijk verdeeld aangeboden worden aan de huishoudens met een laag, laagmidden- of middeninkomen, op basis van hun aandeel in de woningzoekende huishoudens. De woonruimte moet eerlijk worden verdeeld. Illegale bewoning wordt actief bestreden. De positie van huurders moet versterkt worden. Huurders moeten beter hun rechten kennen.
Actiepunten
• Het streven is gemiddeld 5000 woningen per jaar in aanbouw te nemen. Er moeten gemiddeld ten minste 1200 sociale huurwoningen per jaar gebouwd worden. Deze woningen zijn nodig voor de doelgroepen ouderen, minder validen, grote gezinnen met een laag inkomen, jongeren en studenten. Met individuele corporaties worden prestatieafspraken gemaakt. In nieuwe wijken als IJburg, Zeeburgereiland, Shell-terrein, Buiksloterham, de Zuidas, de Houthavens en Overamstel moet 30 procent sociale woningbouw komen, zodat het gemengde wijken worden.
• Er moeten jaarlijks zeker 500 betaalbare koopwoningen komen voor de middeninkomens. Zowel het instrument van de Amsterdamse Middensegment Hypotheek (AMH) als het kopen in Maatschappelijk Gebonden Eigendom (MGE) kunnen hiervoor worden ingezet.
• De capaciteit van Zoeklicht wordt uitgebreid en in samenwerking met sociale en particuliere huiseigenaren worden ook alle mogelijke andere middelen ingezet om illegale verhuur van woningen te bestrijden, inclusief particuliere bureaus.
• De gemeente dient het werk van de huurdersvereniging, de huurteams, het meldpunt ongewenst verhuurgedrag en andere belangenbehartigers van en voorzieningen voor de huurders en woningzoekenden voldoende te subsidiëren. Om de ondersteuning van huurders te professionaliseren kunnen wijksteunpunten wonen worden ingesteld, die de diverse activiteiten bundelen.
• Om de woningproductie op peil te kunnen houden is extra geld noodzakelijk. De rijksoverheid bezuinigt op het geld voor stedelijke vernieuwing, maar Amsterdam is er al drie jaar in geslaagd deze bezuinigingen uit eigen middelen praktisch teniet te doen. De gemeente Amsterdam blijft de komende jaren zo veel mogelijk Haagse bezuinigingen op stedelijke vernieuwing compenseren. De verdeling van de stadsvernieuwingsgelden over de stadsdelen vindt op dezelfde manier plaats als de afgelopen vier jaar.
• Vanwege de schaarste aan goedkope grote woningen voor gezinnen met een laag inkomen levert de gemeente een speciale inspanning om meer grote woningen in de bestaande, goedkope voorraad te realiseren. Corporaties en anderen die hieraan mee willen werken worden gesubsidieerd.
• Wegens de grote onzekerheden de komende jaren over de uitvoering van de plannen Dekker omtrent de huurprijzen en de gevolgen daarvan voor Amsterdam, wordt de komende jaren zeer terughoudend omgegaan met splitsingsvergunningen en andere zaken die het aantal goedkope huurwoningen doen verminderen.
• De plannen voor meer studenten- en jongerenwoningen worden zo snel mogelijk uitgevoerd. Indien blijkt dat er nog meer woningen voor deze groepen nodig zijn worden nieuwe plannen voorbereid.
7.2 Mobiliteit
Uitgangspunten
Mobiliteit is van groot belang, maar moet wel op een manier die het milieu en de leefbaarheid ten goede komt. Dat betekent dat het fietsverkeer en het openbaar vervoer worden gestimuleerd. Mensen die aangewezen zijn op de auto moeten goede parkeermogelijkheden hebben, in transferia aan de randen van de stad voor bezoekers en in parkeergarages in de (oude) wijken voor bewoners. Verkeersbeleid is regionaal beleid. Vergroting van de bereikbaarheid en oplossing van het fileprobleem kan daarom alleen in samenwerking met de regiopartners.
Actiepunten
• Er komen goede lightrail- of metroverbindingen met Schiphol, Amstelveen, Almere en Zaanstad. Initiatieven hiervoor worden deze periode uitgewerkt. Andere prioriteit is het realiseren van een (metro-)station Watergraafsmeer.
• Stadsdelen besluiten zelf over parkeergarages. Binnen de ring A10 worden extra parkeergarages, gericht op vooral bezoekersverkeer, niet gestimuleerd. De gemeente legt transferia rond de A10 aan, waarbij de overlast voor bewoners langs de A10 zo veel mogelijk wordt beperkt. Het openbaar vervoer van deze transferia naar de binnenstad en vice versa moet (bijna) gratis zijn.
• Om de auto beter langs de stad te geleiden zijn aanleg van de Tweede Coentunnel én de Westrandweg nodig, evenals verbetering van de A6-A9 verbinding conform het plan ‘de Uitweg’. Het verkeer Almere-Amstelveen gaat voor het overgrote deel over de Gaasperdammerweg (een deel van de A9), wat bewoners van Zuidoost veel problemen bezorgt: geluidsoverlast, stankoverlast en verhoogde gezondheidsrisico’s. Een verdiepte en overkluisde ligging van een nieuwe Gaasperdammerweg is hiervoor de beste oplossing, niet een tunnelverbinding tussen de A6 en A9 langs het Naardermeer.
• Het hoofdnet fiets wordt afgerond en fietsparkeervoorzieningen worden uitgebreid.
• Het vervoer van deur tot deur moet beter. Dit betekent meer aandacht voor doelgroepen zoals ouderen en gehandicapten, ook in de regio, en een betere en goedkopere service door taxi’s.
7.3 Ruimtelijke Ordening en Grondpolitiek
Uitgangspunten
Zuinig ruimtegebruik is uitgangspunt. Een goede inrichting van het bebouwde gebied draagt bij aan een vitale leefomgeving, levert minder milieudruk op en zorgt voor behoud van de open ruimte. De beschikbare ruimte moet daarom optimaal benut worden en waar mogelijk dubbel gebruikt. Uiteraard wordt bij de uitvoering van de plannen gezorgd voor voldoende groen. De grondpolitiek gebaseerd op het huidige erfpachtstelsel blijft bestaan. Het bouwen van meer woningen heeft prioriteit boven andere ruimtelijke plannen. Naast nieuwe woningbouwlocaties gaat de verdichting van de stad in de tuinsteden en Zuid-Oost door.
Actiepunten
• Onderzocht moet worden welke mogelijkheden er zijn om nieuwe en reeds geplande woningbouwlocaties sneller te ontwikkelen. Het veranderen van bestaande bedrijventerreinen in gebieden waar wonen en werken zijn gemengd is een effectieve manier om het aantal woningen te vergroten. Voorbeeld hiervan zijn Overamstel en de Noordelijke IJ-oevers. De ontwikkelingen aan de Noordelijke IJ-oevers krijgen meer prioriteit. Samen met het betreffende stadsdeel wordt gekeken waar ontwikkelingen kunnen worden versneld.
• De kwaliteit van de openbare ruimte verdient meer aandacht. Deze wordt mede bepaald door de kwaliteit van de inrichting ervan. De stadsdelen zijn de eerstverantwoordelijken hiervoor. Nagegaan wordt in hoeverre de gemeente hierbij ondersteuning kan bieden, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van stedenbouwkundige expertise.
• De in de afgelopen periode versterkte samenwerking met Almere wordt verder uitgebouwd. De groei van Almere en de gestage ontwikkeling van werkgelegenheid en voorzieningen in die stad is ook van belang voor Amsterdam en wordt daarom door Amsterdam ondersteund. De gemeente maakt in ROA-verband en met Almere afspraken over grondprijzen.
• De westelijke polders zijn een belangrijk groengebied voor Amsterdam West, zeker nu daar steeds meer groen verdwijnt. De westelijke polders behouden hun groene uitstraling en worden ontwikkeld tot recreatiegebied en landschapspark. Er komt geen afslag van de Westrandweg door dit gebied. In plaats daarvan wordt de T106 verdubbeld.
• Volkstuinen hebben een belangrijke groene en recreatieve functie. Bestaande volkstuinen worden zoveel mogelijk verbeterd en openbaar gemaakt. Volkstuinencomplexen die nog niet tot de hoofdgroenstructuur behoren worden zo veel mogelijk hierin opgenomen, tenzij reeds anders is besloten.