De schande van de kopvoddentaks
Het is inmiddels een maand geleden dat Geert Wilders met zijn voorstel kwam om op het dragen van een hoofddoek een belasting te heffen. Ik verwachtte dat daar een stroom van protest op zou komen. Maar het bleef akelig stil. Zelfs van de kant van Nederlandse feministes kwam geen woord van protest.
Ik was geschokt en ontdaan. Ik had niet verwacht iets dergelijks in mijn aangenomen vaderland mee te maken. Ik ben trots op de vrouwen met een islamitische achtergrond in Nederland. Zij lopen voorop in integratie en in emancipatie.
De vrouwen met een islamitische achtergrond doen het goed op school, op de arbeidsmarkt en in het gezin. Heel veel onderzoek in de laatste jaren heeft dat wetenschappelijk aangetoond. Maar wie wil, kan het ook gewoon zien. Kijk naar al de jonge vrouwen op de beroepsopleidingen, de hogescholen en de universiteiten. Kijk naar de vrouwen die aan het werk zijn, achter de kassa, als onderwijzer en leraar, als schoonmaakster, als huisarts of specialist, als politieagent of rechter, als ambtenaar en soldaat, als politicus, kunstenaar en journalist – met en zonder hoofddoek. Kijk naar ze en neem ze waar.
De vrouwen met een islamitische achtergrond leveren strijd. Ze leveren strijd voor gelijke rechten. In de samenleving moeten ze zich dikwijls verweren tegen discriminatie en vooroordelen vanwege hun achtergrond en moeten ze vechten voor hun gewetensvrijheid en hun waardigheid. In de eigen gemeenschap, de eigen familie moeten ze vaak opboksen tegen discriminatie en vooroordelen vanwege hun vrouw-zijn en de zeggenschap over het eigen leven en lijf stap voor stap veroveren.
Toen Geert Wilders met zijn voorstel kwam gebeurde er iets sinisters. In deze banaliteit steekt het kwade. Hier stelt een volksvertegenwoordiger voor om het belastingmonopolie van de overheid te gebruiken om fundamentele burgerrechten aan te tasten. Het gaat daarbij in ieder geval om het recht op vrije toegang tot de openbare ruimte, het recht om je te kleden zoals je zelf wil en het recht om je religie te belijden.
Omdat de volksvertegenwoordiger de aantasting van die rechten uitdrukkelijk op een specifieke minderheid richt, wordt bovendien het algemene principe van de gelijkwaardigheid van burgers aangetast. In het voorstel worden hoofddoekdragende moslima’s tot tweederangsburgers gedegradeerd, voor wie de rechten die voor alle andere vanzelf spreken, niet meer gelden.
In de retoriek gaat het Kamerlid nog verder. Hij spreekt niet over een hoofddoekbelasting. Hij spreekt over een kopvoddentaks. In deze beeldspraak worden mensen als dieren aangesproken: ze hebben geen hoofd, maar een kop. Het zijn bovendien smerige dieren. Ze dragen geen doek maar een vod. En ze vervuilen, zegt de vertegenwoordiger, de straat. De minachting druipt er van af. Hier wordt een minderheid niet alleen tot tweederangsburger, maar tot tweederangsmens gemaakt.
Niemand mag een meisje of vrouw dwingen een hoofddoek te dragen. Niemand mag de hoofddoek tot signaal maken dat de vrouwen die hem dragen binnen familie en gemeenschap minder waard zijn. Niemand mag een meisje of vrouw verbieden een hoofddoek te dragen. Niemand mag de hoofddoek tot signaal maken dat de vrouwen die hem dragen binnen samenleving en openbaarheid minder waard zijn.
De reactie in de samenleving op het voorstel van Geert Wilders voor een kopvoddentaks heeft me teleurgesteld. Ik miste de stemmen van vertegenwoordigers van de verschillende geloofsgemeenschappen. Hier wordt een groep mensen vernederd en achtergesteld vanwege hun godsdienstigheid, omdat ze voorschriften volgen die naar hun overtuiging met hun geloof verbonden zijn. Is dat niet een zaak van alle geloven?
Misschien nog wel het pijnlijkst vond ik het gemis aan steun door Nederlandse feministes. Hier wordt een groep vrouwen in het openbaar aan de verachting prijsgegeven en er wordt voorgesteld hun toegang tot de openbare ruimte te beperken. Verdient dat niet een storm van protest? Ik mis dat te meer, omdat ik er eigenlijk van uit ga dat de Nederlandse feministes met mij de emancipatie herkennen, die hier in Nederland onder de hoofddoek schuil gaat.
Ik heb Geert Wilders altijd ten goede gehouden dat hij twee problemen onder ogen zag, waarvoor anderen de ogen sloten. Hij ziet dat de wereld zich in een staat van oorlog bevind met fundamentalistische moslimterroristen. Hij ziet dat de integratie van de Turkse en Marokkaanse immigranten in de Nederlandse samenleving stagneert. Ik was het bijna nooit eens met wat hij zei of deed. Ik ben altijd blijven proberen met hem in gesprek te komen. Ik leefde in de veronderstelling dat we allebei op zoek waren naar oplossingen.
Ik geloof dat niet meer.
Als Geert Wilders de problemen werkelijk wil oplossen dan zou hij de samenwerking met moslims moeten zoeken. Om de oorlog met de terroristen te winnen is een bondgenootschap nodig met de miljoenen moslims die walgen van het fundamentalistische geweld en er zelf door bedreigd worden. Om de stagnerende integratie op gang te brengen zou hij de samenwerking moeten zoeken met al die honderdduizenden Turkse en Marokkaanse Nederlanders die hier willen slagen. Geert Wilders doet dat niet.
Geert Wilders belastert moslims, hij zet andere Nederlanders tegen moslims op, hij vernedert moslims en tast hun menselijke waardigheid aan. Met zijn pleidooi voor een hoofddoekbelasting zet Geert Wilders wezenlijke verworvenheden van de Nederlandse natie op het spel. Hij ondermijnt fundamentele rechten die wij als burgers elkaar hebben leren toekennen en beloven.
In de democratie is er gelukkig een vreedzame oplossing voor het probleem van de politicus met slechte ideeën. We moeten hem zijn stemmen afpakken. Daarmee geven we hem aan de vergetelheid prijs.