22 oktober 2009

Brief over AOW-plan van Partijbestuur aan de Politieke Ledenraad

Partijgenoten,

Op 30 maart 2009 kwam de PvdA in een Bijzonder Congres bijeen. Ter tafel lag de beoordeling van het Partijbestuur inzake het aanvullend beleidsakkoord. Een akkoord met uitzonderlijke maatregelen voor uitzonderlijke tijden. Want als er in maart was vastgehouden aan de begrotingsregels van het coalitieakkoord, was er geen ruimte geweest om te investeren. Sterker nog, we hadden in de crisisjaren 2009 en 2010 vele miljarden moeten bezuinigen. Dat zou de economie enorm geschaad hebben en grote consequenties hebben gehad voor de sociale zekerheid in tijden dat juist dat sociale vangnet, zoals het op peil houden van uitkeringen in tijden dat banen verdwijnen, voor veel mensen belangrijker is dan ooit.

De verantwoordelijkheid om Nederland zo goed mogelijk door deze zware periode heen te loodsen vroeg om nieuwe afspraken. Afspraken waarbij voor de Partij van de Arbeid voorop stond dat de rekening van de crisis -veroorzaakt door het wangedrag van financiële instellingen- niet betaald mocht en mag worden door de meest kwetsbaren in onze samenleving. Voor de jaren 2009 en 2010 -de jaren waarin onze economie de zwaarste klappen krijgt- is daarom besloten te investeren in arbeid met prioriteit voor jongeren. Wie onverhoopt toch uitvalt kan blijven rekenen op WW en bijstand, die in hoogte en duur onveranderd blijven. Belangrijker is echter dat de coalitie inzet op werk boven inkomen. Want om te voorkomen dat we na de crisis een generatie jongeren werkloos aan de kant laten staan, investeren we nu in onderwijs, stages, scholing, mobiliteitscentra, deeltijd-WW en werktijdverkorting om werkloosheid te voorkomen of in duur te minimaliseren.

De rekening schuiven we niet door naar volgende generaties. Vergrijzing en crisis nopen tot het herstel van onze overheidsfinanciën vanaf het moment dat de economie weer gaat groeien, waarschijnlijk vanaf 2011. De maatregelen die we daarvoor nodig achten, zijn de zogenaamde houdbaarheidsmaatregelen. Alle dragen ze er aan bij dat niet alleen de rekening van de crisis op termijn betaald wordt, maar ook dat er bij een vergrijzende bevolking en een afnemend aantal jongeren op de arbeidsmarkt, toch voldoende geld binnenkomt om de verzorgingsstaat ook voor volgende generaties in stand te houden.

Allereerst besloot het Kabinet daarom een extra bijdrage te vragen van de hoge inkomens door voor koopwoningen die meer dan 1 miljoen waard zijn een hogere belasting via het Eigen Woning Forfait te doen gelden. Op termijn levert deze solidariteitsheffing maar liefst één miljard op. Ook worden de kosten van de zorg en de zorgtoeslag beperkt en herverdeeld. Tenslotte werd ook het voornemen geuit om de AOW-leeftijd te verhogen van 65 naar 67, rekening houdend met zware beroepen.

Deze laatste maatregel heeft een dubbel effect. Het levert immers niet alleen een bijdrage aan de houdbaarheid van de rijksfinanciën maar leidt er ook toe dat mensen langer blijven werken. En ook dat is van belang willen we de verzorgingsstaat in de toekomst overeind houden. Het is immers niet alleen nodig om voldoende middelen te hebben om sociale en solidaire voorzieningen te financieren, het is ook nodig om voldoende onderwijzers voor de klas te hebben en voldoende handen aan het bed. Dat lukt alleen maar als van de mensen die dat kunnen, gevraagd wordt langer te werken.

De coalitie heeft hier een pijnlijke maar noodzakelijke keuze niet geschuwd. Want hoewel het allereerst een groot geluk is dat we allemaal steeds ouder worden en in verhouding minder lang werken, mogen we onze ogen niet sluiten voor de kosten die dat met zich meebrengt. Mensen die daartoe in staat zijn, zo besloten Kabinet en Congres in maart, zouden gevraagd worden om langer door te werken tenzij de Sociaal Economische Raad, conform de afspraken met de sociale partners, met werkbare alternatieven zou komen. Helaas hebben we moeten concluderen dat zij hiertoe niet in staat bleek. Het Kabinet heeft conform de afspraken in maart vervolgens haar verantwoordelijkheid genomen.

Het Partijbestuur is van mening dat de inzet van de Partij van de Arbeid geresulteerd heeft in een eerlijke en sociale invulling van de noodzakelijke verhoging van de AOW leeftijd. Eerlijk, omdat we langer kunnen werken en dat alleen vragen van hen die daartoe in staat zijn. Noodzakelijk omdat we voorzieningen voor onze kinderen willen behouden en de rekening van de crisis niet mogen doorschuiven. Sociaal omdat het leidende principe van de AOW dat ‘oud en arm niet hand in hand gaan’ onverminderd overeind blijft, het karakter van een volksverzekering behouden blijft en omdat zij die kwetsbaar zijn en zij die zich niet hebben kunnen voorbereiden, worden ontzien.

De noodzaak van de AOW-verhoging

Het Partijbestuur is overtuigd van de noodzaak van de AOW-verhoging. Ten tijde van ons verkiezingsprogramma dachten we nog dat het genoeg zou zijn om ouderen met een wat hoger pensioen meer belasting te laten betalen. Deze fiscalisering van de AOW staat (met de ingewikkelde naam ‘houdbaarheidsbijdrage AOW’) inmiddels in de wet en gaat in 2011 in. Maar het is niet genoeg, er is meer nodig willen we er voor zorgen dat onze kinderen gebruik kunnen maken van goed onderwijs, goede zorg en een fatsoenlijke oude dag. Om voor hen die zekerheid te behouden én de toename van het gebruik van zorg en oudedagsvoorzieningen door de vergrijzing te kunnen betalen, vragen we van iedereen een bijdrage naar draagkracht. Bij draagkracht hoort ook of je langer kunt werken of niet. Dat maakt het ook eerlijk. De verhoging van de AOW-leeftijd is ook noodzakelijk omdat de crisis ons op kosten gejaagd heeft. De krimp van de economie en het besluit in het voorjaar nu nog niet te bezuinigen maar juist met een sociaal pakket miljarden in de economie te steken om de gevolgen van de crisis te verzachten, heeft een rekening opgeleverd die wel betaald moet worden.

We moeten kortom langer werken om drie redenen: om voorzieningen voor onze kinderen betaalbaar te houden, om straks voldoende handen beschikbaar te hebben in onmisbare beroepen én om de miljardeninvesteringen van maart te betalen zonder de rekening daarvan door te schuiven naar volgende generaties.

Een eerlijke verhoging van de AOW-leeftijd

Het Partijbestuur is er van overtuigd dat de verhoging van de AOW-leeftijd een eerlijke ingreep is. De manier waarop we werken is de afgelopen zestig jaar ingrijpend veranderd. Veel mensen gaan langer naar school, beginnen later met werk en werken minder jaren en minder uren. Ook zijn we gezonder geworden, zijn de arbeidsomstandigheden verbeterd en zijn er steeds meer mogelijkheden om op latere leeftijd minder zwaar werk te verrichten. Zoals Drees al zei, hoe ouder en gezonder we worden, hoe langer we kunnen werken. Voor wie dat niet geldt, moet uiteraard een voorziening getroffen worden.

Het sociale karakter van de AOW-verhoging

Het Partijbestuur is overtuigd van het sociale karakter van de verhoging van de AOW-leeftijd. Het voorstel is sociaal omdat het principe van de AOW, een fatsoenlijke oude dag voor allen, onverminderd overeind blijft terwijl kwetsbaren worden ontzien. Een volksverzekering en een onvervreemdbaar recht voor iedereen.

De invulling van de AOW-verhoging is in overeenstemming met de beoordelingscriteria van de motie van de afdeling Utrecht zoals aangenomen op het Bijzonder Congres van 30 maart jongstleden. In deze overgenomen motie wordt de wens uitgesproken dat een mogelijke verhoging moet gebeuren op sociaaldemocratische wijze waarbij als toetsingscriteria het invoeringstempo, uitzonderingen voor zware beroepen en de samenhang met de pensioenen dienen te gelden. Het Partijbestuur heeft geconcludeerd dat aan die eisen is voldaan. Wij komen tot deze conclusie op basis van de volgende punten:

  • Mensen die zich niet op deze verandering hebben kunnen voorbereiden, worden er niet door geraakt. Dus verandert er niets voor mensen die nu 55 jaar of ouder zijn. Dit is tevens de generatie die de 6-daagse werkweek nog heeft meegemaakt en die vaak jong begonnen is met werken. Voor mensen van 51 tot en met 55 jaar verschuift de AOW-leeftijd naar 66 jaar.
  • Mensen die niet meer kunnen werken hoeven ook niet langer te werken. Als je een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebt, wordt deze twee jaar langer doorgetrokken naar 67 jaar. Met een nieuwe voorziening rond AOW-niveau voorkomen we dat oudere werknemers na hun werkloosheidsuitkering de bijstand in moeten voordat ze recht krijgen op de AOW. Zo voorkomen we dat zij hun huis moeten opeten in de laatste jaren voor hun pensioen.
  • Het Kabinet is zich bewust van de moeilijke positie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt. We plegen een actieve inzet op arbeidsmarktbeleid om mensen tussen 45 en 65 voor de arbeidsmarkt te behouden of te re-integreren. Dit kan o.a. via scholing, aanpakken leeftijdsdiscriminatie en stimuleren werkgevers. Voor werkgevers moeten het in dienst nemen en houden van oudere werknemers aantrekkelijk worden. Ook de positie en mogelijkheden om van baan te veranderen moet voor oudere werknemers beter worden geregeld. De komende tien jaar, in aanloop naar de eerste verhoging, zal hier extra op worden ingezet
  • Zware beroepen kunnen we niet afschaffen. Maar we kunnen wel voorkomen dat mensen eindeloos in die beroepen moeten werken. Werkgevers en werknemers moeten er voor zorgen dat mensen maximaal dertig jaar in een zwaar beroep werken.. Als dat niet lukt mag de werknemer op kosten van de werkgever met 65 jaar stoppen met werken. Hiervoor komt een speciale zware beroepenregeling
  • Er komt keuzevrijheid in de AOW. Als je lang hebt gewerkt kun je er voor kiezen al met 65 te stoppen. Je krijgt dan –een iets lagere AOW, waarbij uiteraard niemand onder het bestaansminimum kan en mag komen. Voor lagere inkomens komt er een voorziening die een deel van deze korting op de AOW compenseert, zodat ook zij de mogelijkheid hebben om eerder te stoppen.
  • De AOW en het pensioenstelsel zijn aan elkaar gekoppeld. Ook de spilleeftijd van de aanvullende pensioenen in de tweede pijler gaat daarom naar 67 jaar in 2020. Alle opgebouwde rechten blijven behouden. Deze verandering groeit dus heel langzaam in. De generatie die in 2020 begint met pensioensparen is de eerste generatie die deze verandering pas voor honderd procent merkt, alle voorgaande generaties krijgen er slechts gedeeltelijk mee te maken en wie voor 2020 ophoudt met werken merkt er niets van.
  • De verhoging van de pensioenleeftijd kan tot lagere premies leiden. De lastenverlichting die hierdoor met name voor werkgevers zou ontstaan moet ten goede komen aan de pensioenfondsen zelf en dus aan zowel de gepensioneerden die pensioen ontvangen, als aan de werkenden die premie betalen. Pensioenfondsen worden zo in staat gesteld pensioensuitkeringen beter en sneller te indexeren en hun vermogenspositie (dekkingsgraad) te verbeteren.
  • Het Kabinet respecteert de afspraken van het Museumpleinakkoord, maar deze schuiven wel 2 jaar op. Voor de sectoren waarbinnen afspraken zijn gemaakt blijft er dus de mogelijkheid om – betaald door het pensioenfonds – vanaf 65 te stoppen met werken. Het 40-deelnemersjarenpensioen wordt dus omgezet in een 42-deelnemersjarenpensioen. Zo vragen we van iedereen een bijdrage maar houden we vooral ook rekening met werknemers die vroeger begonnen zijn en vaak ook zwaarder werk hebben verricht.

Conclusie
Concluderend is het Partijbestuur van de Partij van de Arbeid van mening dat het bereikte onderhandelingsresultaat recht doet aan de uitgangspunten van de sociaaldemocratie en de wensen van het Bijzonder Congres van 30 maart 2009. Eerlijk omdat we langer kúnnen werken. Noodzakelijk omdat we voorzieningen voor onze kinderen willen behouden en de rekening van de crisis niet mogen doorschuiven. Sociaal omdat het leidende principe van de AOW dat ‘oud en arm niet hand in hand gaan’ onverminderd overeind blijft en omdat zij die kwetsbaar zijn en zij die zich niet hebben kunnen voorbereiden, ontzien worden.

Met vriendelijke groet,

Namens het partijbestuur,

Lilianne Ploumen

Partijvoorzitter