22 april 2008

We vergaderen teveel en zijn te weinig ‘buiten’

Hetti Willemse, PvdA raadslid in Amsterdam: ‘Een gemeenteraadslid heeft twee basale taken: het controleren van het bestuur (B&W) en het agenderen van zaken die hij of zij signaleert onder de bevolking. Ik laat dan buiten beschouwing de taken die je als raadslid ook nog hebt in het politieke proces en in de profilering van de partij waarvoor je gekozen bent. Je inspanningen zijn er natuurlijk ook altijd op gericht om bij de volgende verkiezingen stemmen binnen te halen. Een en ander betekent dat je als raadslid een goede balans moet vinden tussen binnen (controle) en buiten (de bevolking). Als bureau Daadkracht onderzoek heeft gepleegd naar de verhouding aan tijdsbesteding tussen deze twee taken en uit de analyse ervan concludeert dat we teveel vergaderen en te weinig buiten zijn, dan vind ik dat zij moeten aangeven hoe die twee taken wel in balans gebracht kunnen worden. Is er voldoende tijd beschikbaar bij raadsleden (het is een “functie” met vele dimensies die je naast je werk doet), zijn de taken en verwachtingen die aan een raadslid worden verbonden wel in overeenstemming met de beschikbare tijd, faciliteiten en middelen? Vergaderen (ook met de samenleving) en stukken lezen -een essentieel onderdeel van het werk van een raadslid – is nodig om gevoed te worden, je mind op te kunnen maken, draagvlak te kunnen realiseren. Stukken moeten wel goed leesbaar zijn en de kern ervan moet in een oogopslag eruit springen. De brei van woorden moet veel meer gevisualiseerd worden gepresenteerd. Daar is nog enorm veel aan te verbeteren. Stukken zijn ook in te ambtelijke taal geschreven. Vergaderingen moeten wel een doel dienen en goed voorbereid zijn. Maar hier heb je dan weer de kip of het ei. Heb je wel altijd de goede ondersteuning, middelen en tijd om daarvoor zorg te dragen? De ondersteuning van raadsleden is t.o.v. een college of een Tweede Kamerlid nl. erg beperkt.’

Bouwe Olij, PvdA raadslid in Amsterdam: ‘Vergaderen hoort erbij en is een belangrijk deel van het werk. Dus niet op afgeven. Daarnaast is het heel goed mogelijk om ook ‘buiten’ te zijn. Zelf houd ik al sinds ik raadslid ben elke zaterdag een inloopspreekuur. Ook kom ik op veel maatschappelijke bijeenkomsten en spreek ik elke week veel Amsterdammers die zich inzetten voor de stad. Dan heb ik ook nog tijd voor mijn partijgenoten en partijbijeenkomsten. Alles bij elkaar kost het wel een hoop tijd maar dat weet je (of hoor je te weten) als je je kandidaat stelt als raadslid.’

Egbert de Vries, stadsdeelburgemeester van Oud-Zuid: ‘Van alle tijden is de klacht dat raadsleden teveel vergaderen en te weinig buiten zijn, onder de mensen. Echter het vergaderen neemt op zijn hoogst 10 uur van de tijd van de raadsleden elke week, waardoor ze naast slapen en eten toch ongeveer 100 uur over hebben voor andere activiteiten. Het
probleem is eerder dat raadsleden te weinig tijd maken voor hun raadswerk. Om een goed deelraadslid te zijn, moet je 20, en een gemeenteraadslid 30 uur per week aan de bak willen. En lang niet iedereen doet dat. In die uren kun je lezen, bellen, mailen, surfen, vergaderen, naar meetings en bijeenkomsten gaan, en met mensen overleggen. En na al die activiteiten kun je schrijven. Alleen raadsleden die zelf notities, moties of ideeën indienen in de raad en er een meerderheid voor verwerven, hebben echt impact op deze stad.’

Bea Mieris, fractievoorzitter PvdA in Oud-Zuid: ‘Het raadslidmaatschap is zo interessant en leuk omdat het zo veelzijdig is: lezen over maatschappelijke ontwikkelingen, in gesprek gaan met bewoners en belangenorganisaties, bijwonen van bijeenkomsten, discussiëren, belangen afwegen en aan het einde van het proces besluiten nemen. Dit prachtige proces moet in al haar facetten beleefd worden, elke keer opnieuw. Daar ben je als volksvertegenwoordiger voor gekozen. Lezen en vergaderen zijn belangrijke onderdelen van dat proces. Als dat niet goed gebeurt dan zullen de genomen besluiten niet goed doordacht en gewogen zijn. Daar mag best veel tijd voor genomen worden, maar wel in combinatie met de eerder genoemde bezigheden.’

Clyde Moerlie, PvdA deelraadslid in Slotervaart: ‘Ik denk niet dat we teveel vergaderen. Je moet immers de zaken met elkaar op een gestructureerde manier bespreken. Dit dient ook administratief te worden ondersteund zodat voor iedereen transparant is wat er is gezegd en wat er wordt besloten. Het maatschappelijk contact moet standaard onderdeel zijn van het werk van een raadslid, als hij geen voeling heeft met wat er leeft in de wijken dan houdt het snel op. Probleem is volgens mij dat we met teveel mensen vergaderen, er zijn namelijk te veel stadsdelen, raadsleden en ambtenaren. We houden elkaar bezig en zijn te veel tijd, energie en geld kwijt om de zaken met elkaar af te stemmen. Maximaal 7 stadsdelen in de stad is de oplossing. Dat betekent al gauw duizenden vergaderingen minder.’

Niesco Dubbelboer, (‘democratisch vernieuwer tegen de klippen op’ en kandidaat Kamerlid voor de PvdA: ‘Er zijn een paar oplossingen: voor de grotere gemeenten voeren we een stadsparlement in, waarbij de fulltime raadsleden meer tijd hebben om een balans te vinden tussen volksvertegenwoordigerschap i.c. tussen de mensen staan en het controleren van het bestuur (vergaderen, stukken lezen). Andere oplossing is om de taken beter te verdelen in een fractie; diegenen die het heerlijk vinden om ‘buiten’ te zijn, maken dat tot hun belangrijkste taak en laten de signalen van buiten luid klinken tussen de muren van de bestuurlijke vestes. Diegenen die graag bestuurders op de huid zitten, concentreren zich op die controletaak. Moet je wel fracties hebben die groot genoeg zijn, maar dat is de komende jaren nog wel het geval bij ons.’

Ria Logtenberg, PvdA raadslid in Amsterdam: ‘Het is én én: je moet als volksvertegenwoordiger natuurlijk wel met mensen praten over het beleid dat in de maak is. En vooral ook je voelsprieten in de wijken uitsteken, om te kijken of er nog nieuwe zaken op de agenda moeten komen, of dat er dingen niet goed gaan in de uitvoering. Dus kaders stellen en deze ook controleren. Maar je moet ook vergaderen en daarvoor je stukken goed voorbereiden. Dat is ook een verantwoordelijkheid. Je kunt niet ergens ongelezen mee instemmen. Je moet stukken doorgronden en soms ook uitpluizen. Gemiddeld vergader ik 7 uur per week voor de gemeenteraad, besteed ik 5 uur aan stukken lezen (in de trein) en dan nog 3 uur voor mail, 5 uur voor de kranten, en reserveer ik 8 uur voor werkbezoeken en contacten in de wijk. Daarnaast werk ik nog 3,5 dag… Druk genoeg dus. Door mijn werk (Manager bij een re-integratiebedrijf in Rotterdam) krijg ik wel een bredere blik op hoe beleid uitwerkt in de praktijk, wat ik weer goed kan gebruiken voor mijn visievorming.’