10 augustus 2015

Lidie Cohen-Lodeweges herdacht


Maandagmiddag 10 augustus herdachten familie, vrienden en bekenden Lidie Cohen, vrouw van oud-burgemeester Job Cohen. Het werd een zeer druk bezochte herdenking in De Duif aan de Prinsengracht, met warme woorden van vele sprekers. Onder hen oud-leerling Jet Bussemaker, die in Oegstgeest van Lidie Nederlandse les kreeg op het Rijnlands Lyceum. 

lidiecohenlodeweges

Privéfoto Job Cohen

De PvdA Amsterdam leeft mee met Job Cohen, kinderen en naasten van Lidie en Job en wenst hen veel sterkte. Hieronder leest u de woorden die Jet Bussemaker uitsprak.

Lidie

Ik kende Lidie voordat ze mij kende. Ik had namelijk een krantenwijk en bezorgde dagelijks NRC-Handelsblad bij Lidie en Job. Soms zag ik Lidie – snel en vaag –  maar dagelijks zag ik hun huis aan de Regentesselaan in Oegstgeest. Het zag er gezellig uit: open, modern, niet al te netjes. Precies zoals ik het later zou willen.  En …. Er hing regelmatig een PvdA affiche op het raam. Ik weet eerlijk gezegd niet of dat mijn mening toen sterk beïnvloed heeft.

En toen werd Lidie op het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest niet alleen mijn lerares Nederlands, maar ook mijn klassenlerares, in klas 1f en 2f. Ik was 12, 13. Zij moet 24, 25 zijn geweest. Eigenlijk besef ik nu pas hoe jong ze was. Pas afgestudeerd, en net begonnen aan haar eerste serieuze baan.

Maar niets dat dat verried. Lidie had een soort vanzelfsprekende autoriteit. Ze heeft op mij nooit een seconde een onzekere indruk gemaakt. Je moest echt van goede, zeer goede huize komen om Lidie van haar pad af te brengen.

Lidie was niet alleen een vakkundig, maar ook een maatschappelijk zeer betrokken lerares. Ze behoorde tot de sectie Nederlands, die toch al uit jonge, betrokken en populaire leraren bestond. Maar Lidie was nooit klef.  Ik zou mijn relatie tot haar in die tijd dan ook niet in termen van vriendschap duiden, een term die ik misschien voor andere leraren eerder zou gebruiken. Ik bedoel dat als compliment; ze behield – hoe betrokken ook – altijd enige professionele distantie, omdat ze vond dat je je moest bewijzen en zaken niet zomaar cadeau kon krijgen.

Maar soms was ze ook bezorgd. Ik herinner me dat ze een keer naar me toe kwam om te vragen of het wel goed met me ging. Ik zag er bleek en moe uit. Met enige schroom vertelde ik dat ik naar Pinkpop was geweest en nauwelijks had geslapen. ‘Oh, leuk’, zei ze toen, ‘hoe was het? Heb je nog een nummer gehoord waar we naar kunnen luisteren tijdens de les wat je in het bijzonder aansprak?’ Ik had een reprimande verwacht en was te verbouwereerd om een nummer te noemen, en heb geloof ik niet meer gezegd dan ‘uh, ah, ja, misschien’.

Haar maatschappelijke betrokkenheid gaf ze vorm in haar manier van lesgeven. Waar andere leraren allereerst gericht waren op de individuele ontplooiing van leerlingen, was dat voor Lidie niet genoeg. Ze wilde ook de maatschappelijke bewustwording van leerlingen stimuleren. Literatuur was voor haar dan ook een breed begrip, en verbonden met maatschappelijke uitdagingen. De sectie Nederlands had naast de reguliere lessen één keuze-uur in de week: donderdag in het derde uur. Waar andere docenten werkgroepen aanboden over poëzie, theater en close reading, ging die van Lidie over jeugdliteratuur.

Maar meer dan alle andere thema’s was Lidie betrokken bij vrouwenemancipatie en feminisme. Ik herinner me een discussie over de vraag of je De Schaamte Voorbij op je literatuurlijst mocht zetten. Lidie’s antwoord was: op voorhand is alles mogelijk, beredeneer en onderbouw maar waarom dit wel of niet literatuur is. Maar ook dat werd streng beoordeeld. Je kwam er niet met een geloofsbelijdenis. In die tijd heb ik  geleerd een argumentatie op te bouwen.

Met Lidie heb ik, samen met enkele andere leerlingen ook een feminisme week op school georganiseerd. We vonden dat er meer bewustwording moest ontstaan over ingesleten patronen. Het was geloof ik het jaar van de vrouw – en dat moest dus ook op het Rijnlands betekenis krijgen. Lidie nam de verantwoordelijkheid vanuit het docententeam. Maar van ons verwachtte ze ook wat en ze zei dat we als derdeklassers dan maar de brugklassers een gastles moesten gaan geven. Dat heb ik gedaan, met trillende knieën. Dat leidde tot hilarische discussies waar we later samen smakelijk om gelachen hebben. De brugklassers hadden duidelijke ideeën over beroepen voor mannen en vrouwen. Een astronaut kon alleen een man zijn, een mannequin alleen een vrouw, maar ze begonnen te twijfelen bij de BH-ontwerper. Moest dat een man of een vrouw zijn…? Lidie leerde ons dat de vraag stellen soms belangrijker is dan het antwoord geven.

Lidie was een gangmaker, een initiator, altijd in voor leuke, bijzondere projecten. Bij een lustrum had de school een speurtocht door Oegstgeest georganiseerd, waar leraren verkleed diverse beroepen uitoefenden. wij moesten ze zien te vinden en herkennen. Als ik het me goed herinner, stond Lidie als verkoopster in een gebakswinkel. Niet haar stiekeme verlangen voor zover ik weet, maar ze had er wel enorm veel plezier in om met al die rollen te spelen.

Helaas heeft haar ziekte haar belemmerd alle rollen te blijven spelen. Maar ook toen is ze altijd sterk én uitgesproken gebleven, of het nu over literatuur of politiek ging. Dat heb ik gemerkt bij de gesprekken die ik later, al lang geen leerling meer maar actief politicus, met haar had.

En ik kan nu, in mijn huidige functie, alleen maar zeggen dat ik elke leerling een lerares als Lidie gun.