26 april 2015

Opinie: De wonderlijke spagaat van Bussemaker

Gaat het bij de prestatieafspraken nog wel om de kwaliteit in de collegezaal? Ernstjan van Doorn ziet een spagaat bij OCW tussen meetbare resultaten en echt kijken waar het in het onderwijs om gaat. “Laat de minister vooral uitspreken dat ze studenten en medewerkers ziet als mensen.”
“Afgelopen januari presenteerde de “Reviewcommissie” Van Vught haar mid-termreview over de prestatieafspraken in het hoger onderwijs. Hierin gaf de commissie een eerste inzicht in hoe universiteiten en hogescholen vorderden met hun plannen om hun aanbod op onderwijs en onderzoek beter op elkaar af te stemmen en te verbeteren.

De prestatieafspraken hebben als een van hun belangrijke doelen om de algehele kwaliteit van het hoger onderwijs te verhogen. Kernvraag is dan ook: hoe krijgen deze prestatieafspraken op top-niveau gevolg in de collegezaal?

Voor de instellingen is er ook geld in het spel: het niet nakomen van de afspraken heeft gevolgen voor de bekostiging, en een instelling kan miljoenen mislopen als niet aan de prestatieafspraken voldaan wordt. Je wordt er dus op afgerekend. Maar waarop precies?

En juist hierin zien we op dit moment een wonderlijke spagaat opdoemen: enerzijds wil de minister inzetten op “het stimuleren van een cultuur waarin kwaliteit van onderwijs dient te worden bevorderd”. Maar anderzijds rekent men in de prestatieafspraken de instellingen af op heel andere zaken. Gaat het daarbij nog wel om onderwijskwaliteit in de collegezaal? En is het niet een groot risico dat het afvinken van deze doelstellingen een doel op zich wordt, gezien het financiële belang?

Onderwijskwaliteit: een botsing van visies

Waarom rekent men de instellingen af? De prestatieafspraken richten zich via de huidige indicatoren vooral op zaken zoals: het percentage studenten dat uitvalt, het aantal docenten met een masterdiploma, en het aantal contacturen dat een instelling aanbiedt.

Echter, juist door op deze punten te focussen, en door de financiële stok achter de deur waardoor instellingen miljoenen mislopen als ze niet juist op die punten scoren, stimuleren de prestatieafspraken dat rendementsdenken. Namelijk door vooral te letten op het afvinken van deze makkelijk-meetbare kwantitatieve indicatoren kijkt men niet meer naar waar het werkelijk om dient te gaan: deze afspraken stimuleren niet om te kijken “waarom” studenten uitvallen, of een docent met een master daadwerkelijk beter doceert, of dat de invulling van een contactuur daadwerkelijk van betere kwaliteit is.

Waar dit toe leidt? Waarschijnijk stimuleert dit soort rendementsdenken tot een onderwijssysteem waarin vooral toetsing en tests centraal staan, meetbare resultaten tellen, en waarin financiële prikkels leidend zijn. Of het daadwerkelijke leidt tot verbetering van het onderwijs, beter gevormde studenten en docenten, of betere colleges, is ondergeschikt (en zeer te betwijfelen).

Het kan ook anders:

De tegenhanger van dergelijk rendementsdenken is de visie waarin kwaliteit juist uitgaat van een lerend persoon als mensbeeld. En waarin men inzet op het verbeteren van het kwaliteitsborgingsproces en het onderwijs zelf. In deze visie staat het individu centraal dat wordt opgenomen in een lerende en professionele organisatie die het individu uitdaagt, en zichzelf voortdurend wil aanscherpen en verbeteren.

Waarbij dan vooral begeleiding en kwaliteit in de collegezaal centraal staan. Waar ook de kwaliteit van de interactie tussen docent en student van groot belang is, en er een duidelijk systeem bestaat waarin men gezamenlijk actief kan deelnemen en waarin student, docent en onderzoeker zichzelf steeds kan verbeteren. In deze visie is er een gedegen kwaliteitsborgingsproces, waarin zowel beleidsmakers, studenten, als docenten actief deelnemen.

Een botsing van visies: dingen of mensen 

Als je studenten ziet als grondstof voor de verdiencapaciteit van Nederland, is het logisch dat je ze zo snel, efficiënt, en goedkoop mogelijk door een tentamenfabriek wil stuwen. Maar de universiteit is geen bedrijf, en de student is geen grondstof. De kwaliteit van het onderwijs is niet per se slechter omdat er meer studenten uitvallen in het eerste jaar.

Misschien is die uitval juist toegenomen omdat het onderwijsniveau is gestegen: men komt er niet meer door een trucje aan te leren. Een docent gaat ook niet zonder meer een betere docent worden omdat hij een willekeurige master heeft behaald. En de kwaliteit van een contactuur wordt niet beter door een door en droog college een paar uur langer aan te bieden: het wordt daardoor enkel een dor en droog college dat een paar contacturen langer duurt.

Als men daadwerkelijk de kwaliteit van onderwijs wil verbeteren via afspraken, moet men de student en docent allereerst gaan beschouwen als mensen, en niet als dingen. Mensen, die in een organisatie met elkaar gezamenlijk werken aan het verbeteren van het onderwijsproces, en waarin de wijze waarop ze dat doen voldoende systematisch is geborgd. Het gaat daarin om betrokkenheid en dat hun inspanningen zinvol zijn in een omgeving met onzekerheden en vaak ook tegengestelde belangen. De nadruk op de rol van de medezeggenschap in het verbeteren van het onderwijs is daarin essentieel.

Medezeggenschap moet verder gaan dan “mee kunnen praten op hoofdlijnen”: informatie om te sturen moet ook daadwerkelijk kunnen leiden tot sturing. En dat men onvoldoende in staat wordt gesteld om te participeren in besluitvorming die daadwerkelijk kan leiden tot de verbetering van het eigen werk. En dat betekent ook sturing van onderaf naar de top! De Maagdenhuis-demonstratie maakt duidelijk en pijnlijk zichtbaar dat men daar vooral werkt met “tuurinformatie” in plaats van “stuurinformatie” (je mag ernaar kijken, en er wat van zeggen maar het bestuur doet vervolgens toch haar eigen ding).

Laat de minister vooral spreken over mensen en kwaliteiten 

Daarom deze oproep: Laat de minister dus vooral uitspreken dat ze studenten en medewerkers ziet als mensen, en vooral niet als dingen zoals bouwstoffen of grondstoffen. En hoe zij wil zien dat deze mensen, met elkaar moeten kunnen gaan werken aan de kwaliteit van onderwijs.

Zodat het weer gaat om de kwaliteit van studeren, zonder te blijven hangen bij de uitvalcijfers. Zodat het weer gaat om de kwaliteit van doceren, zonder ons blind te staren op of de docent wel of geen master heeft. Zodat het weer gaat om de kwaliteit binnen een contactuur, zonder dat het gaat over of er wel een X aantal contacturen zijn geweest.

Zodat het weer gaat over mensen, en kwaliteit, in plaats over indicatoren en perverse prikkels.”

Ernstjan van Doorn is kritisch PvdA-lid dat erin gelooft dat kwaliteit het verschijnsel is dat mensen het juiste doen, wanneer men even niet kijkt.

Dit artikel werd eerder geplaatst op www.scienceguide.nl.

Waar ben je naar op zoek?